ECLI:NL:RBMNE:2023:779

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/1720
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA-aanvraag na medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als helpende, een WIA-uitkering aangevraagd na een ziekmelding op 6 mei 2019. Na de wachttijd van 104 weken heeft zij op 3 mei 2021 een aanvraag ingediend. De verzekeringsarts van het Uwv heeft haar medische toestand beoordeeld en vastgesteld dat zij haar eigen werk niet kan doen, maar dat zij met andere functies voor 72,24% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Dit resulteert in een arbeidsongeschiktheid van 27,76%, wat onder de 35% ligt, waardoor haar aanvraag is afgewezen.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt, waarop een verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML heeft opgesteld en meer beperkingen heeft vastgesteld. Desondanks concludeerde de arbeidsdeskundige dat eiseres nog steeds niet voldeed aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering, wat leidde tot een ongegrondverklaring van het bezwaar.

Eiseres heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft en voor 34% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als voldoende onderbouwd en niet in strijd met de wet bevonden. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed op 28 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1720
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. de Vries),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Eiseres werkte als helpende bij [bedrijf] voor gemiddeld 8,05 uur per week. Op 6 mei 2019 heeft zij zich voor dit werk ziekgemeld. Na afloop van de wachttijd van 104 weken heeft eiseres per 3 mei 2021 een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen moet vast komen staan dat eiseres haar eigen werk als helpende niet kan doen, en ook met passend werk (andere functies) voor meer dan 35% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd.
2. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiseres op 3 mei 2021 en heeft haar klachten en aandoeningen vertaald naar arbeidsbeperkingen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens geconcludeerd dat eiseres vanwege deze beperkingen haar eigen werk als helpende niet kan doen. Vervolgens heeft hij het maatmaninkomen van eiseres (het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd) vastgesteld en drie andere functies voor eiseres geselecteerd die zij volgens, rekening houdend met haar beperkingen, wél kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen het maatmanloon heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiseres met die functie 72,24% kan verdienen van haar maatmaninkomen. Voor de overige 27,76% moet eiseres daarom arbeidsongeschikt worden beschouwd. Dit is minder dan 35%. Eiseres voldoet dus niet aan de voorwaarde voor een WIAuitkering. In het besluit van 28 april 2021 (
het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag van eiseres daarom afgewezen.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft heronderzoek gedaan en meer beperkingen voor eiseres vastgesteld dan de eerste verzekeringsarts had gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom op 23 februari 2022 een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens geconcludeerd dat één van de functies die de eerste arbeidsdeskundige had geselecteerd, hierdoor niet meer geschikt is. In plaats daarvan heeft hij een nieuwe functie geduid. Ook heeft hij het maatmaninkomen van eiseres gecorrigeerd vastgesteld. Met de nieuwe functie en aan de hand van het gecorrigeerde maatmaninkomen, heeft hij berekend dat eiseres een verdienvermogen heeft van 68%. Voor de overige 34% moet eiseres arbeidsongeschikt worden beschouwd. Dit is nog steeds minder dan 35%. Eiseres voldoet dus ook na de herbeoordeling in bezwaar niet aan de voorwaarde voor een WIAuitkering. In het besluit van 7 maart 2022 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 16 november 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar ambulant begeleider [A] , en bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die digitaal aan de zitting heeft deelgenomen.

Het geschil

5. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag, omdat zij vindt dat zij helemaal niet kan werken. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank zal aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft en voor 34% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 3 mei 2021 (de datum per einde wachttijd).

Beoordeling van het geschil

6. Op de zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat er ten onrechte geen beperkingen voor haar visusproblemen zijn aangenomen, ingetrokken. De rechtbank zal daar in deze uitspraak daarom verder niet op ingaan.
7. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Bezwaargronden
8. De rechtbank merkt allereerst op dat zij kennis heeft genomen van de stukken die eiseres in bezwaar heeft ingediend, omdat die stukken deel uitmaken van het dossier. De enkele opmerking van eiseres in haar beroepschrift dat deze stukken ‘als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd’ is onvoldoende concreet om de gronden die daarin staan te laten dienen als beroepsgronden in de zin van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal hierna dan ook alleen ingaan op de beroepsgronden die eiseres als zodanig heeft ingediend.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
9. Eiseres voert aan van niet. Volgens eiseres is onvoldoende gemotiveerd waarom er bij haar geen sprake zou zijn van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Er is alleen gezegd dat eiseres niet aan de criteria voor een GBMsituatie voldoet, zonder te motiveren waarom niet. Volgens eiseres is er ook onvoldoende onderzoek gedaan naar alle relevante feiten en af te wegen belangen. Op de zitting heeft eiseres hierover toegelicht dat het lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens haar niet volledig is geweest. Haar hand- en armfunctie is niet onderzocht, terwijl eiseres in haar bezwaarschrift wel melding heeft gemaakt van hand- en armklachten.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in het betoog dat het ontbreken van een GBMsituatie onvoldoende is gemotiveerd. Het Uwv heeft het bestreden besluit onderbouwd met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 februari 2022. Hieruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gekeken naar de criteria die gelden voor een GBMsituatie en heeft geconcludeerd dat die zich bij eiseres niet voordoen. De rechtbank vindt dat voldoende. De criteria geven immers op zichzelf al een omschrijving van feiten en omstandigheden die zich moeten voordoen wil kunnen worden gesproken van een GBMsituatie.
11. De rechtbank volgt eiseres ook niet in het betoog dat er onvoldoende onderzoek zou zijn gedaan naar alle relevante feiten en af te wegen belangen. De rechtbank ziet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier en de medische informatie, waaronder het psychodiagnostisch onderzoek, heeft betrokken bij haar beoordeling. Ook heeft zij eiseres gezien op de hoorzitting en na afloop lichamelijk onderzocht. Naar het oordeel van de rechtbank had de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding hoeven zien om de hand- en armfunctie te onderzoeken. In de medische stukken komen deze klachten niet terug en eiseres heeft de klachten ook niet genoemd op de hoorzitting of tijdens het lichamelijk onderzoek. Daarbij komt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de twee beperkingen van deze klachten die eiseres in haar bezwaarschrift claimt (in duwen en trekken en in tillen en dragen) allebei heeft overgenomen in de FML. Eiseres heeft niet onderbouwd wat de meerwaarde was geweest van een onderzoek van de hand- en armfunctie.
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in wat eiseres naar voren heeft gebracht niet gebleken dat de medische beoordeling niet aan de voorwaarden zou voldoen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
13. Eiseres voert aan van niet. Volgens eiseres had er een GBM-situatie moeten worden aangenomen bij haar, vanwege persoonlijk en sociaal disfunctioneren. Voor een dagstructuur en een goed dag- nachtritme is eiseres totaal afhankelijk van haar ambulant begeleider en naast haar kinderen heeft eiseres geen sociale contacten. Het lukt eiseres bijvoorbeeld ook niet om te sporten bij een sportschool. Verder geldt dat eiseres door een nieuwe behandeling die binnenkort start ook feitelijk geen benutbare mogelijkheden heeft, omdat zij niet beschikbaar is voor werk.
14. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In de ‘Standaard Geen Benutbare Mogelijkheden’ zijn de criteria omschreven waarin sprake kan zijn van een GBM-situatie. Een van die criteria is de situatie waarin iemand psychische niet-zelfredzaamheid is. Daarvan kan pas worden gesproken als de betrokkene door een ernstige psychiatrische stoornis zowel persoonlijk als sociaal disfunctioneert. Hiervoor is nodig dat de betrokkene disfunctioneert in de zelfverzorging, in samenlevingsverband én in de sociale contacten buiten het gezin. Als op één van deze drie terreinen wél sprake is van functioneren, is persoonlijk en sociaal disfunctioneren onwaarschijnlijk. De rechtbank ziet dat eiseres kampt met persoonlijke en sociale beperkingen, maar ziet niet dat eiseres geheel disfunctioneert op alle drie de terreinen. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat eiseres zelfredzaam is in haar zelfverzorging, dat zij leeft in gezinsverband met haar zoon en in staat is om zelfstandig een kleine boodschap te doen bij de supermarkt. Voor zover eiseres heeft gewezen op een aankomende behandeling, overweegt de rechtbank dat die situatie niet ziet op 3 mei 2021. Ook daarin ziet de rechtbank dus geen aanleiding om aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Omdat niet is gebleken van een GBM-situatie bij eiseres, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht een FML opgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Eiseres voert verder aan dat haar beperkingen zijn onderschat. Ten onrechte zijn er geen beperkingen aangenomen in het vasthouden en verdelen van de aandacht, en in herinneren. Ter onderbouwing wijst eiseres op het psychodiagnostisch rapport. Voor de lage rugklachten waar eiseres mee kampt zijn ten onrechte geen beperkingen aangenomen in lopen, opstaan vanuit de zitpositie, en in buigen en/of gebogen werken. Verder had eiseres in de FML moeten zijn aangewezen op werk waarbij zij voortdurend de mogelijkheid heeft om tussendoor naar het toilet te gaan, vanwege haar incontinentieproblemen. Tot slot had er een beperking in hand- en vingergebruik moeten worden aangenomen, omdat eiseres krachtverlies heeft in haar rechterhand.
16. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is bij eiseres uitgegaan van een licht verstandelijke beperking, een matig ernstige (recidiverende) depressie en een gegeneraliseerde angststoornis. Dit komt overeen met het psychodiagnostisch rapport waar eiseres op wijst. De concentratie- en geheugenklachten die eiseres noemt komen ook terug in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van deze klachten, maar geen aanleiding gezien om daar de beperkingen die eiseres voorstaat voor aan te nemen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarin volgen. Volgens het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) is er pas aanleiding voor een beperking in het vasthouden en verdelen van de aandacht bij een zeer ernstige stoornis, zoals een manische episode of psychose, een ernstige depressie, of een aangeboren of verworven hersenbeschadiging. Hetzelfde geldt voor een beperking in het herinneren. Dan moet er sprake zijn van een zeer ernstige stoornis zoals dementie, of Wernicke-Korsakow. De rechtbank is niet gebleken dat hier bij eiseres sprake van zou zijn. Verder geldt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich bij de hoorzitting een indruk van de psyche van eiseres heeft gevormd. Zij heeft geconcludeerd dat eiseres soms moeite had om zaken goed te begrijpen, maar dat de aandacht en concentratie van eiseres niet evident gestoord waren, en haar denken wat betreft vorm, inhoud en tempo geen duidelijke afwijkingen vormde. Tot slot ziet de rechtbank dat er in de FML andere beperkingen zijn aangenomen die samenhangen met de concentratie- en geheugenklachten van eiseres. In geval van complexe taken is eiseres daarin aangewezen op een laag handelingstempo en een werkomgeving zonder auditieve prikkels. Ook is eiseres aangewezen op structuur en regelmaat en werk dat in grote lijnen voorspelbaar is. Samengevat is de rechtbank niet gebleken dat de psychische beperkingen van eiseres zouden zijn onderschat.
17. Wat betreft de rugklachten ziet de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiseres is uitgegaan van dysfunctie van de bekkenbodem en lage rugklachten. Dit komt overeen met de informatie van de bekkenfysiotherapeut. Uit die informatie volgt dat eiseres pijn in haar rug ervaart bij het opstaan en lopen. In het dagverhaal van eiseres komt naar voren dat zij soms last heeft van bekken- en rugklachten bij lopen, zitten en bukken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geen aanleiding gezien om een beperking in lopen en in opstaan vanuit de zitpositie aan te nemen, zoals eiseres voorstaat. Bij het lichamelijk onderzoek bleek van een normaal looppatroon en goede, volledige afwikkeling van de voeten. De beperkingen in buigen en/of gebogen werken die eiseres voorstaat, zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgenomen. Eiseres is in de FML immers beperkt geacht in frequent buigen tijdens werk en in gebogen en/of getordeerd actief zijn. In zoverre treft het betoog dus geen doel. De rechtbank is samengevat niet gebleken dat de beperkingen van de rugklachten van eiseres zouden zijn onderschat.
18. Wat betreft de incontinentieklachten ziet de rechtbank verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiseres is uitgegaan van urineverlies na micti (nadruppelen) bij het opstaan en bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Hiervoor zijn geen beperking aangenomen in de FML, omdat eiseres incontinentiemateriaal kan gebruiken bij deze klachten. De rechtbank kan dat volgen. Incontinentiemateriaal is een gebruikelijk hulpmiddel in het dagelijks leven, en eiseres heeft niet onderbouwd waarom dat in haar geval niet toereikend zou zijn. De rechtbank is dus ook niet gebleken dat de beperkingen van eiseres op dit vlak zouden zijn onderschat.
19. Tot slot ziet de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennis heeft genomen van de handklachten van eiseres, maar geen specifieke beperking in hand- en vingergebruik heeft aangenomen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarin volgen, omdat deze klachten niet worden ondersteund met medische informatie. Eiseres heeft in beroep ook geen informatie van een arts of medisch behandelaar ingediend waaruit blijkt dat de beoordeling op dit punt onjuist zou zijn. Dat eiseres zelf deze klachten ervaart zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, is niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
20. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in wat eiseres naar voren heeft gebracht niet gebleken dat de medische beoordeling onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
21. Eiseres voert aan van niet. Volgens eiseres is de functie van Assemblagemedewerker, elektronische producten (SBCcode: 267041) niet geschikt, omdat zij daarin moet werken aan de hand van een tekening/werkinstructie terwijl zij beperkt is in het verwerken van abstracte informatie. Bovendien kan eiseres in deze functie niet ongehinderd naar het toilet gaan, omdat zij dan het productieproces verstoord.
22. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In de werkomschrijving van de functie Assembly worker A (nummer: 3532.0230.032) staat dat eiseres de beschikking heeft over een
eenvoudigetekening/werkinstructie, en in de werkomschrijving van de functie Monteur 3 (nummer 3821.0007.018) staat dat eiseres op de werkplek een
geschrevenwerkinstructie krijgt met voorbeelden en aanwijzingen. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen moet ervan uit worden gegaan dat de beperkingen zoals die voor eiseres in de FML zijn opgenomen, juist zijn. Daargelaten dat de rechtbank zonder nadere uitleg niet kan volgen dat de genoemde werkinstructies abstract of anderszins moeilijk te begrijpen zouden zijn, is eiseres in de FML niet beperkt voor geacht voor abstract werk. Wat betreft het toiletgebruik geldt dat daar geen specifieke voorwaarden voor eiseres in de FML voor zijn opgenomen. Dat de functies om die redenen niet geschikt zouden zijn, volgt de rechtbank daarom niet.
23. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in wat eiseres naar voren heeft gebracht niet gebleken dat de medische beoordeling onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

24. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiseres per 3 mei 2021 met de middelste functie 68% kan verdienen van haar maatmaninkomen. Dat betekent dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op de overige 34%. Dit is minder dan 35%. Het Uwv heeft de afwijzing van de aanvraag van eiseres in het bestreden besluit dan ook terecht in stand gelaten.
25. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is op 28 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.
(de rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?