ECLI:NL:RBMNE:2023:7746

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10517708 \ UC EXPL 23-3477
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over borgsom en schadevergoeding bij beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, die een woning huurde van gedaagde, een dagvaarding uitgebracht omdat gedaagde de borgsom van € 1.200,00 niet had terugbetaald na beëindiging van de huurovereenkomst. Gedaagde stelt dat eiser de woning niet in de oorspronkelijke staat heeft opgeleverd, wat heeft geleid tot schade die zij heeft verrekend met de borg. Eiser heeft gereageerd op de vorderingen van gedaagde, die onder andere schadevergoeding voor een gebroken ruit en ontruimingskosten vorderde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser de woning niet op dezelfde manier heeft opgeleverd als waarin hij deze heeft ontvangen, en heeft de schade die gedaagde heeft geleden toegewezen. De vordering van eiser tot terugbetaling van de borg is afgewezen, terwijl de tegenvordering van gedaagde tot betaling van € 157,19 is toegewezen. De proceskosten zijn voor eiser, omdat hij in het ongelijk is gesteld, terwijl de proceskosten in reconventie zijn gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 8 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10517708 UC EXPL 23-3477 MG/28934
Vonnis van 8 november 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft een dagvaarding uitgebracht. [gedaagde] heeft daar schriftelijk op gereageerd. Haar reactie bestaat uit twee gedeeltes. Tijdens de rolzitting op 19 juli 2023 is [eiser] verschenen. Aan hem is de gelegenheid gegeven om een conclusie van repliek in te dienen. Van die gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt. [gedaagde] heeft hier ook schriftelijk op gereageerd.
1.2.
Daarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Wat is er in deze zaak aan de hand?

2.1.
[eiser] heeft een woning gehuurd van [gedaagde] . De huurovereenkomst is inmiddels beeindigd. Bij aanvang van de huur heeft hij een borgsom van € 1.200,00 betaald. [gedaagde] heeft de borgsom niet terugbetaald. [eiser] heeft gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.200,00 vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Zij stelt dat [eiser] de woning bij het einde van de huur niet heeft opgeleverd zoals de woning was bij aanvang van de huur, omdat er gaten waren aangestipt met de verkeerde kleur verf en omdat er een ruit gesneuveld was. Zij heeft de schade verrekend met de borg. Omdat de schade in totaal € 1.357,19 bedraagt, is de borg te laag om de schade te dekken. Zij vordert daarom een bedrag van € 157,19 van [eiser] . Ook stelt zij dat [eiser] tegen de afspraken in enkele meubels heeft laten staan en heeft doorverkocht aan de opvolgende huursters, terwijl dat niet toegestaan was, en dat hij deurposten beschadigd heeft. Zij vordert daarom de kosten van ontruiming van deze meubels voor het geval de opvolgende huurders deze meubels niet meenemen en een schadevergoeding voor beschadiging van de deurposten. Ten slotte vordert zij [eiser] te veroordelen in de proceskosten.

3.Wat vindt de kantonrechter ervan?

Het schilderwerk

3.1.
Volgens [gedaagde] was de woning, toen [eiser] deze ging huren, volledig roomwit geschilderd. [eiser] heeft dat niet betwist, zodat de kantonrechter dat als uitgangspunt neemt. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de woning niet volledig roomwit weer aan haar opgeleverd, omdat hij gaten heeft gedicht en deze met een spierwitte verf heeft aangestipt en omdat er afdrukken van vieze handen op het plafond zaten. [eiser] heeft betwist dat hij de gaten met een verkeerde kleur heeft aangestipt. Volgens hem heeft hij de gaten gedicht met witte verf op een witte muur. [gedaagde] heeft echter foto’s in het geding gebracht. Die zijn weliswaar niet heel duidelijk, maar daarop is wel te zien dat er vieze afdrukken zichtbaar zijn en dat er gaten zijn dichtgestopt en zijn overgeschilderd waardoor er kleurverschil zichtbaar is. Het staat daarom vast dat [eiser] de woning niet op dezelfde manier heeft opgeleverd als waarin hij deze heeft ontvangen en daarom is hij in verzuim en moet hij de schade die daardoor is ontstaan vergoeden. [gedaagde] heeft haar schade (het volledig overschilderen van de woonkamer) onderbouwd met een offerte van een schilder ter hoogte van € 986,45. Die schade wordt toegewezen omdat de hoogte daarvan op zichzelf niet weersproken is. De vraag of het schilderwerk al is uitgevoerd is (anders dan [eiser] heeft aangevoerd) niet relevant, omdat de schade immers vast staat.
De gebroken ruit
3.2.
[gedaagde] heeft gesteld dat er een ruit gebroken was bij de oplevering aan het einde van de huur. Dit heeft [eiser] niet betwist. [gedaagde] heeft een offerte in het geding gebracht voor herstel van de ruit, die € 370,74 bedraagt. [eiser] heeft erkend dat deze kosten door hem betaald moeten worden.
Conclusie
3.3.
De schade die voor rekening van [eiser] komt bedraagt € 1.357,19. Deze mocht verrekend worden met de borg, die immers speciaal bedoeld is voor herstel van schade waarvoor de huurder aansprakelijk is. De vordering tot terugbetaling van de borg van € 1.200,00 wordt dus afgewezen. De tegenvordering van [gedaagde] tot betaling van € 157,19 wordt toegewezen.
3.4.
[gedaagde] heeft ook gevorderd om [eiser] te veroordelen tot het betalen van de kosten van ontruiming van meubels bij het einde van de huur van de opvolgende huurders en tot vergoeding van schade aan de deurposten. Deze vorderingen zijn niet toewijsbaar. Voor de ontruimingskosten geldt dat [gedaagde] gelijk heeft dat [eiser] de woning leeg diende op te leveren (zoals overeengekomen in de huurovereenkomst) en dat hij dus niet zonder toestemming van [gedaagde] een deel van zijn meubels mocht laten staan en doorverkopen aan de opvolgende huurders. Hij is dan ook (op grond van de huurovereenkomst) verplicht de schade te vergoeden op het moment dat hij niet aan zijn ontruimingsverplichting voldoet. [eiser] heeft haar vordering echter niet concreet gemaakt. Zij heeft alleen – mogelijke – toekomstige schade gevorderd, zonder daaraan een bedrag te koppelen. De vordering kan om die reden daarom niet worden toegewezen. Voor de beschadiging van de deurposten geldt dat [eiser] weliswaar niet heeft betwist dat hij de schade aan de deurposten heeft veroorzaakt, maar dat het ook hier op de weg van [gedaagde] had gelegen om een schadebedrag te noemen en dit concreet te onderbouwen, bijvoorbeeld door het in geding brengen van een offerte voor herstel. De vordering is nu onvoldoende concreet genoeg om te kunnen toewijzen.
De proceskosten
3.5.
[eiser] zal worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 50,00 aan verletkosten, omdat [gedaagde] haar verweer ook voorafgaand aan de procedure had gevoerd en vanwege de tijd en kosten die zij aan het verweer heeft moeten besteden.
3.6.
De proceskosten in reconventie (de tegenvordering van [gedaagde] ) worden gecompenseerd omdat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 50,00 aan verletkosten;
in reconventie
4.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 157,19 aan [gedaagde] ;
4.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in conventie en in reconventie
4.5.
verklaart dit vonnis onder 4.2 tot en met 4.4. uitvoerbaar bij voorraad.
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.