ECLI:NL:RBMNE:2023:7741

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
533859 HA ZA 22-070
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending zorgplicht beursmakelaar bij mutatieverzoek brandverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Coöperatieve Rabobank U.A. en [gedaagde] B.V. De zaak betreft een geschil over de zorgplicht van de beursmakelaar, [gedaagde], in relatie tot een mutatieverzoek van een brandverzekering. Rabobank, als adviseur en bemiddelaar, had [gedaagde] ingeschakeld om het risico van brand voor [bedrijf] op de beurs onder te brengen bij verzekeraars. Na een brand op 1 december 2018, waarbij schade is ontstaan, heeft [bedrijf] Rabobank aansprakelijk gesteld voor het niet doorvoeren van een wijzigingsverzoek dat op 28 november 2018 was gedaan. Rabobank vorderde een verklaring voor recht dat [gedaagde] haar zorgplicht had geschonden door het mutatieverzoek niet tijdig door te geven aan de verzekeraars en dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade die Rabobank had geleden.

De rechtbank oordeelde dat Rabobank ontvankelijk was in haar vorderingen, maar wees deze af. De rechtbank concludeerde dat niet was gebleken dat het de norm was dat een mutatieverzoek binnen twee dagen door [gedaagde] moest worden opgepakt en dat [gedaagde] zich voldoende had ingespannen om dekking te realiseren. De rechtbank stelde vast dat de brand al had plaatsgevonden en dat verzekeraars geen dekking meer zouden verlenen voor een reeds voorgevallen incident. De vorderingen van Rabobank werden afgewezen, evenals de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure. Rabobank werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/533859 / HA ZA 22-70
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
te Utrecht,
eisende partij in de hoofdzaak,
gedaagde partij in het incident,
hierna te noemen: Rabobank,
advocaat: mr. M.F. Hulsebosch te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.M. Tak te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Op 18 januari 2022 heeft Rabobank een dagvaarding met 15 producties uitgebracht. [gedaagde] heeft daar op gereageerd in een conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Rv met 41 producties. Rabobank heeft daarna een conclusie van antwoord in het voorwaardelijke incident met productie 16 en 17 ingediend. Voor de zitting heeft Rabobank nog een akte met aanvullende productie 18 ingediend. [gedaagde] heeft nog een akte met de aanvullende producties 42 tot en met 53 ingediend.
1.2.
Op 24 februari 2023 vond de mondelinge behandeling plaats. Namens Rabobank was de heer [A] (directeur Rabobank voor het verzekeringsbedrijf) aanwezig samen met mr. Hulsebosch en dr. C. Jeloschek. Namens [gedaagde] waren mevrouw [B] (CEO van [gedaagde] ) en mevrouw [C] (Compliance Officer bij [gedaagde] ) aanwezig samen met de advocaten mr. P.J. Soede en mr. Tak. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Daarnaast hebben partijen antwoord gegeven op vragen van de rechtbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
In 2017 heeft [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) een brandverzekering afgesloten, waarbij Rabobank als adviseur en bemiddelaar optrad voor [bedrijf] . Rabobank heeft [gedaagde] als beursmakelaar ingeschakeld zodat de brandverzekering op de beurs in co-assurantie kon worden afgesloten. Dat betekent dat Rabobank [gedaagde] de opdracht heeft gegeven om het risico van brand voor [bedrijf] op de beurs onder te brengen bij verzekeraars. De beursmakelaar, [gedaagde] in dit geval, biedt namens de verzekeringnemer ( [bedrijf] ), het risico ter verzekering aan verzekeraars aan en onderhandelt over de voorwaarden en premies.
2.2.
[bedrijf] had onder de brandverzekering gebouwen, inventaris en goederen van meerdere panden (zogenoemde ‘risicoadressen’) verzekerd tegen het risico van brand. [bedrijf] heeft van 2017 tot en met 2019 nieuwbouw gerealiseerd. Deze nieuwbouw werd in fases opgeleverd en in gebruik genomen, waardoor er regelmatig verhuizingen plaatsvonden. Als gevolg daarvan is de verzekerde som per risicoadres regelmatig aangepast.
2.3.
Op 28 november 2018, 9:21 uur heeft [bedrijf] aan [D] , intern Accountmanager Corporate Insurance bij Rabobank, de volgende mail gestuurd:
“[…] Goedemorgen [D] ,
Ik heb het een en ander moeten uitzoeken, maar het is gelukt.
SPE 5501 68.500.000,-
SPE 5640 10.500.000,-
SPE 5528-5546 3.500.000,-
Nieuwbouw 52.000,00,-
Voorraad alle gebouwen € 68.000.000,-
Mij lijkt het zinvol om hier periodiek nog eens naar te kijken, omdat er flink verhuisd wordt. [..]”
2.4.
Vervolgens heeft [E] , een collega van [D] , deze e-mail dezelfde dag om 16:32 uur doorgestuurd aan [F] (hierna: [F] ), werkzaam bij [gedaagde] , met daarbij de volgende tekst:

Hoi [F] ,
Onderstaande email ontvangen van de klant. Mijns inziens vertaalt zich dit als volgt:
A) 68.500.000 (1.000.000 lager)
B) 10.500.000 (ongewijzigd)
C) 3.500.000 (ongewijzigd)
D) EUR 68.000.000 (verhoging van € 8.000.000)
De nieuwbouw is reeds in dekking genomen vernam ik van [G] , correct? […]
2.5.
In de nacht van 1 december 2018 vond er brand plaats in één van de gebouwen van [bedrijf] in Son en Breugel.
2.6.
[bedrijf] heeft de schade in de ochtend van 1 december gemeld bij Rabobank. [F] van [gedaagde] is langs geweest. [F] heeft vervolgens uitgezocht wat de status was van het mutatieverzoek van [bedrijf] . Het verzoek bleek door [gedaagde] nog niet te zijn doorgegeven aan de verzekeraars.
2.7.
Bij mail van 10 december 2018 hebben Rabobank en [bedrijf] aan [gedaagde] verzocht om het mutatieverzoek alsnog door te geven aan verzekeraars. Dat heeft [gedaagde] gedaan. De verzekeraars weigerden om alsnog dekking te verlenen voor de gevraagde verhoging van de verzekerde som, te weten de verhoging van € 8.000.000,-.
2.8.
Op 19 september 2019 heeft [bedrijf] Rabobank aansprakelijk gesteld voor het niet doorvoeren van het wijzigingsverzoek. [bedrijf] stelt zicht op het standpunt dat er hierdoor sprake was van onderverzekering bij [bedrijf] , waardoor zij niet alle brandschade vergoed hebt gekregen. Rabobank heeft aansprakelijkheid afgewezen. Volgens Rabobank heeft zij voldaan aan haar verplichtingen door het verzoek dezelfde dag door te sturen aan [gedaagde] en was het aan [gedaagde] om het mutatieverzoek direct door te sturen aan de verzekeraars en dekking te realiseren.
2.9.
Volgens Rabobank staat er één vraag centraal: heeft [gedaagde] als opdrachtnemer en hulppersoon van Rabobank haar contractuele verplichtingen dan wel haar zorgplichten jegens Rabobank en/of [bedrijf] geschonden, dan wel heeft het handelen of nalaten van [gedaagde] in haar relatie tot Rabobank tot schade jegens Rabobank geleid? Rabobank heeft, naar eigen zeggen vanwege proceseconomische redenen, ervoor gekozen om deze vraag eerst voor te leggen in deze procedure tegen [gedaagde] .
2.10.
Rabobank vordert:
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] haar zorgplicht als opdrachtnemer heeft geschonden jegens Rabobank door (i) het mutatieverzoek van woensdag 28 november 2018 niet direct door te sturen aan verzekeraars en/of (ii) zich onvoldoende in te spannen om alsnog en met terugwerkende kracht dekking te realiseren voor het mutatieverzoek van 28 november 2018 bij de achterliggende verzekeraars;
II. voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die Rabobank als gevolg van schending van de zorgplicht heeft geleden en zal lijden;
III. [gedaagde] te veroordelen tot het voldoen van een schadevergoeding voor de hiervoor genoemde schade, nader op te maken bij staat met verwijzing naar de schadestaatprocedure
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.11.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en een voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Wetboek van Rechtsvordering ingesteld. Voor het geval dat de rechtbank niet met [gedaagde] van oordeel is dat eerst in rechte moet worden vastgesteld in een procedure tussen [bedrijf] en Rabobank dat [bedrijf] een vordering op Rabobank heeft, dan wil [gedaagde] diverse stukken ontvangen van Rabobank.

3.De beoordeling

In de hoofdzaak
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat Rabobank ontvankelijk is in haar vorderingen maar wijst de vorderingen van Rabobank af. Niet gebleken is dat het de norm was dat een verzoek binnen 2 dagen opgepakt en naar verzekeraars doorgezet moest worden door [gedaagde] . Ook is het niet zo dat [gedaagde] zich onvoldoende heeft ingespannen om na de brand alsnog dekking voor [bedrijf] te realiseren. Dat betekent dat [gedaagde] haar zorgplicht jegens Rabobank niet heeft geschonden en dat zij niet aansprakelijk is voor de schade die Rabobank heeft geleden of zal lijden. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe en waarom zij tot dit oordeel is gekomen.
Ontvankelijkheid
3.2.
Rabobank is deze procedure gestart, terwijl het nog niet vast staat dat zij jegens [bedrijf] aansprakelijk is. Hoewel het ongebruikelijk is dat Rabobank nu eerst [gedaagde] in rechte heeft betrokken, is er geen rechtsregel die zich daartegen verzet en op grond waarvan Rabobank niet ontvankelijk zou zijn in haar vorderingen. De rechtbank is van oordeel dat Rabobank dus wel ontvankelijk is in haar vorderingen.
Het juridisch kader
3.3.
Rabobank en [gedaagde] hebben een contractuele relatie en hebben ten opzichte van elkaar een zorgplicht. Rabobank heeft twee verwijten die zij maakt aan [gedaagde] en die volgens haar hebben geleid tot een schending van die zorgplicht. De verwijten zullen hierna worden besproken.
Het eerste verwijt: het mutatieverzoek had binnen 2 dagen naar de verzekeraars moeten gaan
3.4.
Rabobank legt twee verwijten aan haar vorderingen ten grondslag. Het eerste verwijt is dat [gedaagde] heeft nagelaten het mutatieverzoek van 28 november 2018 direct door te sturen aan de verzekeraars op de beurs. Rabobank is van mening dat als [gedaagde] dit wel had gedaan, dat de betrokken verzekeraars het verzoek op 28 november dan wel 29 november 2018 hadden ontvangen en uiterlijk op vrijdag 30 november, dus voor de brand, hadden geaccordeerd en de dekking was verhoogd. Volgens [gedaagde] was deze mail geen mutatieverzoek en hoefde zij dit niet direct door te sturen en hadden verzekeraars de verhoging niet binnen 2 werkdagen geaccepteerd.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat uit de e-mail van [bedrijf] aan [D] en de mail van [E] aan [F] van [gedaagde] (zoals geciteerd in overweging 2.3 en 2.4), onvoldoende blijkt dat het ging om een verzoek aan [gedaagde] tot verhoging van de verzekerde som voor de voorraden (van € 60.000.000 naar € 68.000.000). Dit komt in de tekst niet terug. Bij eerdere mutatieverzoeken had [bedrijf] expliciet vermeld dat het ging om een nieuwe verzekerde waarde en is ook om een bevestiging gevraagd van de aanpassing. Zoals bijvoorbeeld in de mail van 12 september 2018 van [bedrijf] , waar in staat:

Hallo [D] / [G] ,
Hierbij de nieuwe verzekerde waarde per gebouw en voor de voorraad.
Bij de verzekerde waarde per gebouw hebben we rekening gehouden met de grove maar goede inschatting van de overhuizing van machine.
Graag de volgende verzekerde waardes per gebouw op de polis laten zetten.
SPE 5501 69.500.000,-
SPE 5640 10.500.000,-
SPE 5528-5546 3.500.000,-
Nieuwbouw 48.000.000,-
Voorraad alle gebouwen 60.000.000,-
[…]
Graag even een bevestiging als bovenstaande aanpassingen zijn doorgevoerd.”
3.6.
Daarbij blijkt uit de e-mails van 28 november 2018 ook niet dat het verzoek urgent was. In de aanhef van de e-mail van Rabobank aan [gedaagde] staat als
Importance: Normalvermeld. Als het verzoek urgent was geweest, dan hadden [bedrijf] en Rabobank dit in hun
e-mails aan kunnen geven. Dat het met de kennis van nu, namelijk dat er brand is uitgebroken, urgent was om de dekking te regelen dat begrijpt de rechtbank. Dat betekent alleen niet dat [gedaagde] daar op dat moment rekening mee had hoeven houden. Spoed of een duidelijk verzoek om de verzekerde bedragen direct aan te (laten) passen bleek namelijk niet uit de tekst van de e-mails van 28 november 2018.
Rabobank heeft in dit verband ook nog aangevoerd dat zij geen reactie had ontvangen van [gedaagde] en dat zij er daarom vanuit mocht gaan dat het mutatieverzoek voor [gedaagde] duidelijk was en dat [gedaagde] er mee aan de slag zou gaan. De rechtbank volgt dit niet omdat als het verzoek zo urgent was het feit dat Rabobank van [gedaagde] geen reactie had ontvangen, juist aanleiding geweest had moeten zijn om te informeren bij [gedaagde] hoe het stond met het mutatieverzoek en de urgentie duidelijk te maken. Dat heeft Rabobank niet gedaan.
3.7.
Verder wordt door Rabobank gesteld dat het de norm was dat een mutatieverzoek binnen 2 dagen opgepakt moest worden en dat nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, dat een schending van haar zorgplicht oplevert. Maar Rabobank heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit de norm was. Een dergelijke norm volgt niet uit de tussen partijen gesloten overeenkomst en evenmin uit de gestelde feiten en omstandigheden. Daarbij komt dat Rabobank er bij haar stellingen vanuit gaat dat de verhoging ook binnen die twee dagen geaccepteerd zou zijn door de verzekeraars. Uit het dossier blijkt dat dit bij verschillende andere mutatieverzoeken niet het geval is geweest. Integendeel: vaak nam de acceptatie door de verzekeraars dagen dan wel weken in beslag. Zo is een verzoek tot verhoging van 14 september 2017 geaccepteerd op 19 september 2017, een mutatieverzoek van 12 oktober 2021 geaccepteerd op 19 oktober 2021 en een mutatieverzoek van 1 november 2021 geaccepteerd op 21 november 2021.
3.8.
Rabobank heeft zich nog beroepen op de adresclausule: dat mutaties of wijzigingen rechtsgeldig medegedeeld kunnen worden aan de beursmakelaar (dus [gedaagde] ) en dat dit niet aan iedere verzekeraar medegedeeld hoeft te worden. Maar in dit geval gaat het om een mutatieverzoek, waar de verzekeraars nog al dan niet akkoord mee moesten gaan. De mededeling van Rabobank aan [gedaagde] dat zij de verzekerde som wilden wijzigen, nog los van het feit dat dit zoals gezegd niet duidelijk was, betekent nog niet dat die wijziging ook op grond van de adresclausule meteen geaccepteerd was door de verzekeraars. Dat is niet wat in de adresclausule staat.
3.9.
Het eerste verwijt van Rabobank slaagt niet en leidt niet tot de conclusie dat [gedaagde] haar zorgplicht heeft geschonden.
Het tweede verwijt: [gedaagde] heeft zich niet voldoende ingespannen om alsnog dekking te realiseren
3.10.
Het tweede verwijt dat Rabobank maakt aan [gedaagde] is dat [gedaagde] heeft nagelaten zich voldoende in te spannen om na de brand voor [bedrijf] bij de verzekeraars op de beurs alsnog, en met terugwerkende kracht, dekking te krijgen voor de verhoging van de verzekerde som. Dat verwijt van Rabobank gaat uit van de veronderstelling dat de dekking alsnog gerealiseerd had kunnen worden. Op dat moment had de brand al gewoed en was de brand geen onzeker voorval meer. Verzekeraars zullen een voorval dat al heeft plaatsgevonden niet meer willen verzekeren. Rabobank heeft ook nog gesteld dat de verzekeraars welwillend zijn om met terugwerkende kracht (een verhoogde) dekking te verlenen. Maar dat geldt niet in een situatie waarin een verzekerd voorval zich al heeft voorgedaan. Wat [gedaagde] nog meer had kunnen doen om dekking te krijgen naast de verzoeken die [gedaagde] bij verzekeraars heeft neergelegd heeft Rabobank onvoldoende onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] in de dagen na de brand er voldoende aan gedaan om alsnog dekking te realiseren voor [bedrijf] . Ook het tweede verwijt slaagt niet en leidt niet tot de conclusie dat [gedaagde] haar zorgplicht heeft geschonden.
Conclusie
3.11.
[gedaagde] heeft haar zorgplicht jegens Rabobank niet geschonden. Dat betekent dat zij ook niet de schade hoeft te vergoeden die Rabobank heeft geleden of nog zal lijden. De vorderingen van Rabobank worden daarom afgewezen. Ook de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt afgewezen.
De proceskosten in de hoofdzaak
3.12.
Rabobank is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.872,00
In het incident
Voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Rv
3.13.
De voorwaarde voor de incidentele vordering is vervuld, omdat de rechtbank niet met [gedaagde] van oordeel is dat eerst een procedure gevoerd moet worden tussen [bedrijf] en Rabobank. Maar omdat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [gedaagde] haar zorgplicht jegens Rabobank niet heeft geschonden, heeft [gedaagde] geen belang meer bij de informatie en stukken die betrekking hebben op – kort gezegd – de verhouding tussen [bedrijf] en Rabobank. De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen.
3.14.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt in het incident, moet zij de proceskosten van Rabobank in het incident betalen. Die kosten worden begroot op € 598,00 (1 punt x tarief van
€ 598,00).

4.De beslissing

De rechtbank:
In de hoofdzaak:
4.1.
wijst de vorderingen van Rabobank af;
4.2.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,00;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In het incident:
4.4.
wijst de incidentele vordering van [gedaagde] af;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in het incident, aan de zijde van Rabobank tot dit vonnis vastgesteld op € 598,00;
4.6.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.