ECLI:NL:RBMNE:2023:7733

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/16/565799 / KG ZA 23-616
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding over onrechtmatige toeeigening van domeinnaam en handelsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2023 een verstekvonnis gewezen in een kort geding. Eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], beschuldigt zijn voormalig mede-vennoot, de heer [A], van het onrechtmatig toeeigenen van de domeinnaam '[handelsnaam].nl'. Deze domeinnaam is zonder toestemming van eiser op naam gezet van [gedaagde sub 3] en wordt doorverwezen naar de website van [gedaagde sub 1]. Eiser stelt dat hij sinds 1 oktober 2020 een eenmanszaak onder de handelsnaam [handelsnaam] exploiteert en dat hij door deze handelingen in zijn bedrijfsvoering wordt geschaad. De samenwerking tussen eiser en [A] eindigde eind 2020, waarbij eiser de url en webshop [handelsnaam] zou voortzetten. Eiser heeft [A] een vergoeding van € 39.600,- betaald voor deze overdracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet zijn verschenen en dat de vorderingen van eiser niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De voorzieningenrechter heeft de gedaagden hoofdelijk bevolen om zich te onthouden van onrechtmatig handelen, waaronder het redirecten van de domeinnaam, en om de registratie van de domeinnaam en bijbehorende e-mailadressen aan eiser over te dragen. Tevens is bepaald dat de gedaagden binnen 12 uur na betekening van het vonnis het beheer van de servers en websites aan eiser moeten verstrekken. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van deze bevelen.

De proceskosten zijn begroot op € 1.731,78, en de gedaagden zijn veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/565799 / KG ZA 23-616
Vonnis in kort geding van 29 november 2023
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende en zaakdoende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaten mrs. W.F. Dammers en W.F.J.N. van Mook te Tilburg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 2] , kantoorhoudende te [plaats 3] ,

2 [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3 [gedaagde sub 3] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
gedaagden,
niet verschenen.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna respectievelijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de exploten van dagvaarding d.d. 20 november 2023 met producties 1 t/m 26, met daarin de mededeling dat door de voorzieningenrechter onder voorwaarden verlof is verleend om op verkorte termijn te dagvaarden
  • de spreekaantekeningen van [eiser]
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 21 november 2023 heeft de heer [A] namens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. Dit verzoek is door de voorzieningenrechter afgewezen. Op 22 november 2023 om 11.04 uur is vanuit [gedaagde sub 1] een e-mailbericht verstuurd met daarin de mededeling dat “zij” niet bij de zitting aanwezig zullen zijn en nog een aantal aanvullende gegevens. Aan de e-mail waren vier bijlagen gehecht. Omdat gedaagden niet zijn verschenen in de procedure is dit e-mailbericht met bijlagen niet toegevoegd aan het procesdossier.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

Kern

2.1.
[eiser] exploiteert sinds 1 oktober 2020 een eenmanszaak onder de handelsnaam [handelsnaam] . Hij verkoopt allerlei machines en apparaten voor de warmte-, koel- en vriestechniek voor de horeca en maakt daarbij gebruik van zijn webshop via de domeinnaam “ [handelsnaam] .nl”. Dit domein is – kort gezegd – op 24 oktober 2023 zonder toestemming van [eiser] op naam gezet van [gedaagde sub 3] en wordt nu gebruikt om door te linken naar het domein “ [gedaagde sub 1] .nl” van [gedaagde sub 1] . Daardoor komen bezoekers van de webshop [handelsnaam] .nl terecht op de website van [gedaagde sub 1] . Ook de e-mailadressen die zijn gekoppeld aan @ [handelsnaam] .nl en de andere domeinnamen die aan dit account waren gekoppeld en eigendom waren van [eiser] zijn op naam gezet van [gedaagde sub 3] of [gedaagde sub 1] . Ook heeft [eiser] niet langer toegang tot de server van Cloudways waarop zijn website/webshop draait. Daardoor kan [eiser] zijn webshop niet meer exploiteren en dreigt zijn onderneming failliet te gaan.
Achtergrond van het geschil
2.2.
Volgens [eiser] zit de heer [A] (hierna: [A] ) achter de onder 2.1 beschreven handelingen. [A] is de voormalig vennoot van [eiser] in een door hen samen opgerichte vennootschap onder firma, genaamd [vennootschap onder firma] . Deze vennootschap handelde onder de naam [handelsnaam] en verkocht eveneens machines en apparaten voor de horeca. De samenwerking tussen [eiser] en [A] is eind 2020 geëindigd en bij de beëindiging van die samenwerking zijn zij overeengekomen dat [eiser] de url en webshop [handelsnaam] vanaf 31 december 2020 voort zal zetten. Daarvoor heeft [A] in totaal een vergoeding van € 39.600,- van [eiser] ontvangen.
2.3.
[A] heeft eind 2020 [gedaagde sub 1] opgericht en is op dit moment de (indirect) bestuurder van [gedaagde sub 1] . Volgens [eiser] kan [A] niet verkroppen dat [eiser] succesvol is met zijn onderneming en probeert hij op deze manier – kort gezegd – de onderneming van [eiser] te gronde te richten. Om dit voor elkaar te krijgen heeft [A] op 24 oktober 2023 [gedaagde sub 2] benaderd. [gedaagde sub 2] is (op freelance-basis) als website-ontwikkelaar werkzaam geweest voor eerst [vennootschap onder firma] en daarna [eiser] en onderhield in dat verband (nog) de domeinnamen van [eiser] . Naar nu is gebleken heeft [gedaagde sub 2] het domein “ [handelsnaam] .nl” destijds (toen [vennootschap onder firma] nog houder was) op naam gezet van de toenmalige vriendin ( [B] ) van [gedaagde sub 2] zonder haar of [eiser] medeweten. Volgens de schriftelijke verklaring van [B] (productie 8, dv) deed [gedaagde sub 2] dit om zichzelf in bescherming te nemen en voor financieel gewin. Als gevolg van deze handelswijze had [gedaagde sub 2] de beschikking over het verhuistoken van het domein “ [handelsnaam] .nl”. Deze verhuistoken is nodig om de naam van de houder van een domein bij SIDN te kunnen wijzigen. Uit het door [eiser] overgelegde app-gesprek tussen [gedaagde sub 2] en [A] (productie 10, dv) blijkt dat [A] [gedaagde sub 2] heeft gevraagd om het domein “ [handelsnaam] .nl” aan hem over te dragen en dat hij in ruil daarvoor voor de toekomst van [gedaagde sub 2] zal zorgen.
2.4.
[gedaagde sub 2] heeft de daarvoor noodzakelijke gegevens vervolgens aan [A] verstrekt en vervolgens is daarmee het domein “ [handelsnaam] .nl” en nog 28 andere domeinnamen (productie 19, dv) op naam van [gedaagde sub 3] , de echtgenote van [A] , en [gedaagde sub 1] (als houder) gezet. Volgens [eiser] doet [gedaagde sub 1] zich nu zowel tegenover klanten van [handelsnaam] , als SIDN en de hostingprovider “Cloudways” voor als [handelsnaam] en maakt [gedaagde sub 1] daardoor eveneens inbreuk op zijn handelsnaam.
2.5.
[eiser] heeft zich direct gewend tot SIDN en Cloudways om respectievelijk de verhuizing van het domein “ [handelsnaam] .nl” en de overige aan [eiser] toekomende domeinnamen te annuleren en om weer toegang te krijgen tot de server van zijn website. Beide ondernemingen hebben hier echter tot op heden niet aan meegewerkt, omdat [eiser] naar hun mening onvoldoende aan kan tonen dat hij de rechtmatige eigenaar/houder is.
Vorderingen
2.6.
[eiser] vordert daarom in dit kort geding, uitvoerbaar bij voorraad om gedaagden hoofdelijk:
1. te gebieden zich te onthouden van ieder onrechtmatig handelen en/of wanpresteren tegenover [eiser] , waaronder uitdrukkelijk wordt begrepen het (laten) redirecten van het domein “ [handelsnaam] .nl” naar het domein “ [gedaagde sub 1] .nl” en/of enig ander domein op straffe van een dwangsom van € 50.000 en € 10.000 voor iedere dag(deel) waarop hieraan geen (volledig) gehoor wordt gegeven;
2. te bevelen om de registratie van de domeinnaam “ [handelsnaam] .nl” en de overige in productie 19 bij dagvaarding opgenomen domeinnamen, inclusief bijbehorende e-mailadressen en daaraan gekoppelde accounts, zonder blokkades en/of technische hindernissen binnen 12 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] over te (laten) dragen en daartoe alle benodigde stappen te (laten) zetten om die overdracht te bewerkstelligen, meer in het bijzonder toezending van de verhuistoken aan de e-mailadressen van de raadsmannen van [eiser] ( [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] ), en daaraan alle medewerking te (doen) verlenen op straffe van een dwangsom van € 50.000 en € 10.000 voor iedere dag(deel) waarop hieraan geen (volledig) gehoor wordt gegeven;
3. te bevelen om binnen 12 uur na betekening van dit vonnis het beheer van de servers en websites behorende bij “ [handelsnaam] .nl” en bij de overige in productie 19 bij dagvaarding opgenomen domeinnamen, inclusief bijbehorende e-mailboxen, en daaraan gekoppelde accounts, databanken en gegevens volledig aan [eiser] te (laten) verstrekken, en daaraan alle medewerking te (doen) verlenen op straffe van een dwangsom van € 50.000 en € 10.000 voor iedere dag(deel) waarop hieraan geen (volledig) gehoor wordt gegeven;
En te bepalen dat:
4. het vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is;
En met een hoofdelijke veroordeling van gedaagden:
5. in de proceskosten ex artikel 1019h Rv, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente en de nakosten.

3.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

3.1.
Omdat van [gedaagde sub 3] geen bekende woon- en/of verblijfplaats (binnen of buiten Nederland) bekend is, heeft de procedure (mogelijk) een internationaal karakter, zodat de voorzieningenrechter ambtshalve zijn bevoegdheid zal moeten vaststellen.
3.2.
Volgens [eiser] bevindt [gedaagde sub 3] zich zeer waarschijnlijk in Turkije. In dat geval is de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) ex artikel 6 van die verordening niet rechtstreeks van toepassing en wordt de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter - onverminderd artikelen 18, 21, 24-26 EEX-Vo 2012 EEX-Vo 2012 - beoordeeld aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat hij bevoegd is van het geschil kennis te nemen. De vordering tegenover [gedaagde sub 3] is gegrond op onrechtmatig handelen. Artikel 6 sub e Rv schrijft voor dat wanneer het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of voor kan doen de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Daarvan is in dit geval sprake nu het verwijt betrekking heeft op het (ongeoorloofd) wegnemen van een Nederlandse domeinnaam. Daarnaast is de Nederlandse rechter in ieder geval bevoegd tegenover de beide andere gedaagden nu zij in Nederland woonachtig en/of gevestigd zijn. Op grond van artikel 7 Rv heeft de Nederlandse rechter in dat geval ook rechtsmacht bij een zodanige samenhang tussen de vorderingen dat een gezamenlijke behandeling doelmatig is.
3.4.
Op grond van artikel 4 lid 1 Rome II-Vo is Nederlands recht van toepassing nu de schade uit het onrechtmatig handelen zich in Nederland voordoet.
Verstek verleend
3.5.
Bij de dagvaarding zijn zowel de bij de wet voorgeschreven formaliteiten als de door de voorzieningenrechter vastgestelde voorwaarden om op verkorte termijn te mogen dagvaarden in de zin van art. 117 Rv in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
Spoedeisend belang
3.6.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen.
Vorderingen onrechtmatig of ongegrond?
3.7.
Omdat gedaagden niet zijn verschenen in de procedure en de vorderingen daarom niet zijn betwist, moet de voorzieningenrechter slechts beoordelen of de vorderingen haar onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
3.8.
Voor zover de vorderingen zijn ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] zullen de vorderingen worden toegewezen, omdat de vorderingen de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen met dien verstande dat er geen dwangsom zal worden opgelegd ten aanzien van het onder 2. en 3. gevorderde in verband met het gevorderde en toegewezen onder 4. Ten aanzien van het onder 1. gevorderde wordt wel een dwangsom opgelegd, met dien verstande dat deze wordt beperkt tot een maximum van € 50.000 per keer en € 10.000 per dag(deel) dat in strijd met dit gebod wordt gehandeld, tot een maximum van € 300.000.
3.9.
Voor zover de vorderingen zich richten tegen [gedaagde sub 2] zijn deze eveneens toewijsbaar, omdat [eiser] ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat [gedaagde sub 2] enerzijds mogelijk nog de beschikking heeft over kopieën van de verhuissleutels behorende bij de domeinnamen. En anderzijds het gelet op de huidige gebeurtenissen niet te voorzien is hoe [gedaagde sub 2] zich in de toekomst tegenover [eiser] zal gedragen en daarmee niet valt uit te sluiten dat hij zich in de toekomst niet meer schuldig zal maken aan onrechtmatig handelen. Ook hier geldt dat er ten aanzien van het onder 2. en 3. gevorderde geen dwangsom zal worden opgelegd in verband met het gevorderde en toegewezen onder 4. Ten aanzien van het onder 1. gevorderde wordt wel een dwangsom opgelegd, met dien verstande dat deze wordt beperkt tot een maximum van € 50.000 per keer en € 10.000 per dag(deel) dat in strijd met dit gebod wordt gehandeld, tot een maximum van € 300.000.
Proceskosten
3.10.
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [eiser] heeft een proceskostenvergoeding ex artikel 1019 h Rv gevorderd. Dit zal worden afgewezen. Weliswaar wordt in het lichaam van de dagvaarding wel de inbreuk op de handelsnaam van [eiser] besproken, maar daarop is uiteindelijk niet expliciet een vordering ingesteld. De kosten aan de zijde van [eiser] zullen daarom via het liquidatietarief worden begroot op:
- dagvaarding [gedaagde sub 1] € 106,73
- dagvaarding [gedaagde sub 2] 107,32
- dagvaarding [gedaagde sub 3] 106,73
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.097,00
Totaal € 1.731,78

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ,
4.2.
gebiedt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zich te onthouden van onrechtmatig handelen tegenover [eiser] , waaronder uitdrukkelijk wordt begrepen het (laten) re-directen van het domein “ [handelsnaam] .nl” naar het domein “ [gedaagde sub 1] .nl” en/of enig ander domein op straffe van een dwangsom van € 50.000 per keer en € 10.000 per dag(deel) dat in strijd met dit gebod gehandeld wordt, tot een maximum van € 300.000,
4.3.
beveelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , ieder hoofdelijk, om de registratie van de domeinnaam “ [handelsnaam] .nl” en de overige in productie 19 bij dagvaarding opgenomen domeinnamen, inclusief bijbehorende e-mailadressen en daaraan gekoppelde accounts, zonder blokkades en/of technische hindernissen binnen 12 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] over te (laten) dragen en daartoe alle benodigde stappen te (laten) zetten om die overdracht te bewerkstelligen, meer in het bijzonder toezending van de verhuistoken aan de e-mailadressen van de raadsmannen van [eiser] ( [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] ), en daaraan alle medewerking te (doen) verlenen,
4.4.
beveelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , ieder hoofdelijk, om binnen 12 uur na betekening van dit vonnis het beheer van de servers en websites behorende bij “ [handelsnaam] .nl” en bij de overige in productie 19 bij dagvaarding opgenomen domeinnamen, inclusief bijbehorende e-mailboxen, en daaraan gekoppelde accounts, databanken en gegevens volledig aan [eiser] te (laten) verstrekken, en daaraan alle medewerking te (doen) verlenen,
4.5.
bepaalt dat, indien [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] niet voldoen aan de veroordeling vermeld onder 4.3 en 4.4 dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is,
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , ieder hoofdelijk, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.731,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: CR4529