In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2023 een verstekvonnis gewezen in een kort geding. Eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], beschuldigt zijn voormalig mede-vennoot, de heer [A], van het onrechtmatig toeeigenen van de domeinnaam '[handelsnaam].nl'. Deze domeinnaam is zonder toestemming van eiser op naam gezet van [gedaagde sub 3] en wordt doorverwezen naar de website van [gedaagde sub 1]. Eiser stelt dat hij sinds 1 oktober 2020 een eenmanszaak onder de handelsnaam [handelsnaam] exploiteert en dat hij door deze handelingen in zijn bedrijfsvoering wordt geschaad. De samenwerking tussen eiser en [A] eindigde eind 2020, waarbij eiser de url en webshop [handelsnaam] zou voortzetten. Eiser heeft [A] een vergoeding van € 39.600,- betaald voor deze overdracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet zijn verschenen en dat de vorderingen van eiser niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De voorzieningenrechter heeft de gedaagden hoofdelijk bevolen om zich te onthouden van onrechtmatig handelen, waaronder het redirecten van de domeinnaam, en om de registratie van de domeinnaam en bijbehorende e-mailadressen aan eiser over te dragen. Tevens is bepaald dat de gedaagden binnen 12 uur na betekening van het vonnis het beheer van de servers en websites aan eiser moeten verstrekken. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van deze bevelen.
De proceskosten zijn begroot op € 1.731,78, en de gedaagden zijn veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.