Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
(hierna: verdachte).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige vrouw, die werd verdacht van medeplichtigheid aan de invoer van 186 kilo cocaïne, vermengd met cacao. De verdachte had een eenmanszaak en een bankrekening die in haar naam stonden, welke zouden zijn gebruikt voor de invoer van de drugs. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzet had op de invoer van cocaïne door haar bedrijf en bankrekening ter beschikking te stellen aan de daders. De verdediging betwistte dit en stelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de invoer van cocaïne.
Tijdens de zitting op 14 februari 2023 heeft de rechtbank de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte en haar raadsvrouw in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het ter beschikking stellen van haar bedrijf en bankrekening verdacht was, er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat deze middelen voor de invoer van cocaïne werden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de medeplichtigheid niet bewezen kon worden, omdat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte opzet had op het misdrijf.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan te tonen dat een verdachte opzet had op het gepleegde misdrijf.