ECLI:NL:RBMNE:2023:7724

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10579350 \ MC EXPL 23-3605
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en beoordeling van de rechtsgeldigheid van de opzegging van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak vordert [eiseres], een financieel adviesbureau, betaling van onbetaalde facturen van in totaal € 907,50 van [gedaagde], een reclamebureau. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die op 25 april 2022 is gesloten. [gedaagde] heeft de overeenkomst op 5 januari 2023 opgezegd, met inachtneming van de opzeggingstermijn van 30 dagen. [eiseres] stelt dat de werkzaamheden zijn verricht, maar [gedaagde] betwist dit en stelt dat er geen recht op betaling bestaat voor niet uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter heeft de overeenkomst gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht volgens artikel 7:400 BW en heeft de juridische gevolgen van de opzegging beoordeeld. De rechter concludeert dat [eiseres] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de werkzaamheden zijn verricht en dat [gedaagde] daarom niet gehouden is om de gevorderde bedragen te betalen. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10579350 \ MC EXPL 23-3605
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres] ,handelend onder de naam
[handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: M. Hennen van Juristu Incassodiensten B.V.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar bestuurder mevrouw [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] drijft een financieel adviesbureau onder de naam [handelsnaam] .
2.2.
[gedaagde] is een reclamebureau.
2.3.
Partijen zijn op 25 april 2022 een overeenkomst voor accountantsdiensten overeengekomen (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:

II. Fees.The Client agrees to pay the Accountant:
-
Per Hour.60.00 euros per / hour for providing the extra Services and shall be agreed with client before hand.
-
Fixed Amount.472.5 euros per/quarter as the total amount for the Services.
This amount shall be billed by Accountant at the beginning of each Quarter
-
Other.750 euros for completion of Annual Accounts and submission of personal and business taxes. This amount shall be paid in the during the first quarter of the following year e.g Q1 2023 for the concluded 2022 year.
(…)
VII. Termination.This Agreement shall be:
- Terminated by Both Parties. By providing the other party at least 30 days' written notice.”
2.4.
[gedaagde] heeft drie facturen van in totaal € 907,50 (inclusief btw) onbetaald gelaten. Deze drie facturen (van 30 januari 2023, 20 februari 2023 en 12 maart 2023) zien op de overeengekomen “
2022 Annual Accounts fees”van € 750,00 (exclusief btw).
2.5.
[gedaagde] heeft de overeenkomst op 5 januari 2023 (met inachtneming van de opzeggingstermijn van 30 dagen) dus tegen 5 februari 2023 opgezegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert betaling van de onbetaalde facturen van in totaal € 907,50,
te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, en € 136,13 aan incassokosten met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Ten tijde van de opzegging was [eiseres] nog niet gestart met de werkzaamheden voor de jaarrekening en de aangifte vennootschapsbelasting van het boekjaar 2022. Die werkzaamheden zouden pas in april/mei 2023 worden uitgevoerd.
[gedaagde] kan niet worden gehouden te betalen voor werkzaamheden die niet door [eiseres] zijn verricht, aldus [gedaagde] .
3.3.
De kantonrechter zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
De tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat de bepalingen van titel 7 van Boek 7 BW van toepassing zijn.
4.2.
Beoordeeld moet worden welke juridische gevolgen de opzegging heeft.
Artikel 7:406 BW bepaalt dat [eiseres] als opdrachtnemer recht heeft op de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht, voor zover deze niet in het loon zijn inbegrepen. Artikel 7:411 BW bepaalt dat [eiseres] bij een voortijdig einde van de opdracht aanspraak kan maken op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling daarvan moet onder meer rekening worden gehouden met de reeds door [eiseres] verrichte werkzaamheden, het voordeel dat [gedaagde] daarvan heeft genoten en de grond waarop de overeenkomst is beëindigd.
4.3.
[eiseres] stelt dat de werkzaamheden (met betrekking tot de jaarrekening en de aangifte vennootschapsbelasting van het boekjaar 2022) zijn verricht, maar dit blijkt nergens uit en [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Zeker gelet op die betwisting, ligt het op de weg van [eiseres] om voldoende (met stukken) te onderbouwen dat de betreffende werkzaamheden wel degelijk zijn verricht. [eiseres] – althans zijn gemachtigde M. Hennen van Juristu Incassodiensten B.V. – heeft dit echter nagelaten. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat deze werkzaamheden niet zijn gedaan. Dit brengt met zich dat [gedaagde] hier ook geen voordeel van heeft genoten. Verder heeft [eiseres] in het kader van artikel 7:411 BW niets gesteld over de grond waarop de overeenkomst is beëindigd. Ook heeft [eiseres] onvoldoende gesteld voor toewijzing van een schade- of onkostenvergoeding.
4.4.
Tot slot lijkt het erop dat [eiseres] meent dat uit de overeenkomst volgt dat de
Annual Accounts feesvan € 750,00, vooraf moet worden betaald. In dit standpunt kan [eiseres] niet worden gevolgd. In de overeenkomst staat: “This amount shall be paid in the during the first quarter of the following year e.g Q1 2023 for the concluded 2022 year.”
Nu de overeenkomst op 5 januari 2023 is opgezegd en hiervoor is geoordeeld dat niet is gebleken dat de werkzaamheden van het boekjaar 2022 zijn uitgevoerd, is [gedaagde] deze fee niet verschuldigd.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde hoofdsom moet worden afgewezen.
Dit betekent ook dat de gevorderde rente en incassokosten moeten worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden ambtshalve begroot op een forfaitair bedrag van € 100,00 (= 2 x € 50,00) aan reis-, verblijf- en/of verletkosten (artikel 238 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), aangezien [gedaagde] op de zittingen is verschenen. Verder heeft [gedaagde] zich niet laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en is gesteld noch gebleken van andere kosten waarvoor de wet een vergoeding toekent.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 100,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.
1298