ECLI:NL:RBMNE:2023:772

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
16/210616-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en ontslag van rechtsvervolging na bedreiging en poging zware mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 20 augustus 2022 in Utrecht betrokken was bij een incident waarbij hij een slachtoffer heeft bedreigd met een mes en geprobeerd heeft politieagenten van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een psychische stoornis, wat leidde tot de conclusie dat hij ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen straf kan worden opgelegd aan iemand die niet strafbaar is. De rechtbank heeft ook de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/210616-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Klappe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden, alsmede de gemachtigde van de benadeelde partijen, P.A. Hovius, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 20 augustus 2022 in Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met “kom kom, ik steek die hond neer en jou” en daarbij een mes te laten zien;
Feit 2
primair:
op 20 augustus 2022 in Utrecht heeft geprobeerd politieagente [aangeefster] van het leven te beroven door met een mes op haar af te rennen;
subsidiair:
op 20 augustus 2022 in Utrecht op dezelfde manier heeft geprobeerd haar zwaar te verwonden;
meer subsidiair:
op 20 augustus 2022 in Utrecht op dezelfde manier haar heeft bedreigd;
Feit 3
primair:
op 20 augustus 2022 in Utrecht heeft geprobeerd politieagent [aangever] van het leven te beroven door met een mes op hem af te rennen;
subsidiair:
op 20 augustus 2022 in Utrecht op dezelfde manier heeft geprobeerd hem zwaar te verwonden;
meer subsidiair:
op 20 augustus 2022 in Utrecht op dezelfde manier hem heeft bedreigd door met een mes op hem af te rennen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
Vrijspraak feit 2 primair en feit 3 primair en subsidiair
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair en feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij tot dat oordeel komt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (al dan niet in voorwaardelijke zin) opzet heeft gehad op de dood van aangeefster [aangeefster] (feit 2 primair) en opzet heeft gehad op de dood van, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [aangever] (feit 3 primair en subsidiair). De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Vrijspraak feit 2 primair
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte met het mes in zijn handen op aangeefster [aangeefster] (hierna: “ [aangeefster] ”) is afgerend en tot zeer korte afstand is genaderd, waarna verdachte door een collega-verbalisant van [aangeefster] neer is geschoten. De rechtbank gaat er van uit dat als verdachte niet was neergeschoten, hij [aangeefster] met het mes zou hebben gestoken. Het steken met een mes van een persoon levert weliswaar een grote kans op letsel op, maar op basis van die enkele omstandigheid kan niet geoordeeld worden dat hierdoor de kans op dodelijk letsel aanmerkelijk is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de opzet van verdachte niet was gericht op de dood van [aangeefster] en de rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 3 primair en subsidiair
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte het mes ter hand heeft genomen en vervolgens heeft gekeken in de richting van aangever [aangever] (hierna: “ [aangever] ”). Verdachte maakte daarna volgens [aangever] aanstalten om in de richting van [aangever] te rennen. Andere verbalisanten verklaren echter niet over een dergelijke gerichtheid op [aangever] , maar over het maken van gekke sprongen richting meerdere verbalisanten. De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier te weinig aanknopingspunten bevat om overtuigend te kunnen bewijzen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangever] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.2.2
Bewezenverklaring van de overige feiten
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 meer subsidiair. Hieronder zal de rechtbank waar nodig nader uitleggen waarom zij dat vindt en ingaan op de verweren van de officier van justitie en de verdediging, een en ander voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen. Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II. [1]
Inzicht in de draagwijdte van het handelen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden, omdat opzet niet bewezen kan worden gelet op de psychische gesteldheid van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van vaste jurisprudentie kan het verweer dat een verdachte als gevolg van zijn psychische gesteldheid niet opzettelijk heeft gehandeld slechts slagen indien ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake. De rechtbank stelt vast dat verdachte tegen alle slachtoffers iets heeft geroepen met betrekking tot steken. Hij was zich kennelijk bewust van de personen die zich in zijn buurt bevonden. Verdachte had daarbij een mes in zijn handen, wat past bij de door hem gedane uitlatingen. Ook heeft verdachte kort na de ten laste gelegde feiten opgemerkt dat hij zijn excuses wilde aanbieden aan één van de agenten. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank, met de officier van justitie, dat verdachte zich in ieder geval deels bewust was van wat hij deed. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Poging tot zware mishandeling
Met betrekking tot de vraag of het handelen van verdachte een poging tot zware mishandeling oplevert tegenover [aangeefster] , acht de rechtbank het volgende van belang. Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling moet er, zoals in voorgaande paragraaf uiteengezet, sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft het mes ter hand heeft genomen en hield het mes stevig vast ter hoogte van zijn rechterheup, waarbij hij het mes in de richting van één van de aanwezige agenten liet wijzen. Daarna heeft hij geroepen: “jullie willen toch dat ik jullie ga steken?”. Vervolgens is verdachte door de politie gesommeerd het mes te laten vallen, waar verdachte niet aan heeft voldaan. Wanneer verdachte op [aangeefster] afrent, wordt er meermalen met een stroomstootwapen op verdachte geschoten. Hier reageert verdachte niet op, waarna verdachte met het mes in zijn handen [aangeefster] tot zeer korte afstand is genaderd. Verdachte stopt pas met het rennen in de richting van [aangeefster] op het moment dat hij wordt geraakt door een kogel en daardoor op de grond valt. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte zoals hiervoor beschreven, heeft verdachte de intentie gehad [aangeefster] te steken met een mes, heeft hij ook geprobeerd dat uit te voeren maar is dat niet gelukt doordat hij is neergeschoten door een politieagent. Naar algemene ervaringsregels is het bekend dat er zware verwondingen kunnen worden aangericht met behulp van een mes. Als verdachte in deze situatie [aangeefster] had gestoken, had een aanmerkelijke kans bestaan op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op de gedragingen van verdachte kan het niet anders dan dat hij die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel aan [aangeefster] toe te brengen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 20 augustus 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling door die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “kom kom, ik steek die hond neer en jou” en daarbij een mes te tonen;
Feit 2 (subsidiair)
op 20 augustus 2022 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de politieambtenaar [aangeefster] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in zijn rechterhand, gericht op die [aangeefster] in versnelde pas is afgelopen en waarbij hij die [aangeefster] zeer dicht is genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (meer subsidiair)
op 20 augustus 2022 te Utrecht de politieambtenaar [aangever] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een mes in zijn rechterhand op die [aangever] af te lopen en een mes op die [aangever] te richten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 3 meer subsidiair:
telkens bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2 subsidiair:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte ten aanzien van alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat sprake is van een culpa in causa-situatie, omdat verdachte zelfstandig de beslissing heeft genomen te stoppen met zijn medicatie waardoor hij psychotisch is geworden. Verdachte kan daarom geen geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid toekomen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren ten aanzien van alle feiten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte is opgemaakt een rapportage psychiatrisch onderzoek (pro Justitia) van 27 januari 2023, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater. Het rapport houdt onder meer het volgende in:
In 2017, 23-jarige leeftijd, wordt hij door de huisarts verwezen naar de basisGGZ vanwege angstklachten, maar hij ziet af van verdere behandeling. Op 26-jarige leeftijd komt hij wederom in beeld vanwege gedrag dat wijst op een psychose, en komt in zorg bij Altrecht waar een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis wordt vastgesteld. Een gedwongen opname met een zorgmachtiging is nodig om hem in te stellen op een antipsychoticum waama de psychotische klachten in remissie gaan. In de zomer van 2022 is er opnieuw sprake van een psychose na staken van medicatie. Inmiddels is betrokkene weer psychosevrij na instelling op depotmedicatie.
Bij betrokkene wordt een psychische stoornis in de vorm van een “andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis (met overwegend denkstoornissen, momenteel volledig in remissie)” vastgesteld. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een psychotische episode.
Geconcludeerd kan worden dat er bij in ieder geval de ten laste gelegde feiten 1 en 2 er sprake is geweest van volledige doorwerking van de psychotische stoornis in het tenlastegelegde, met name vanuit de paranoïde. Bij feit 3 is dit minder duidelijk geworden, echter was ook ten tijde van dit feit nog sprake van een psychotisch toestandsbeeld, maar in hoeverre er op dat moment sprake is geweest van volledig handelen vanuit paranoïde is niet duidelijk geworden. Derhalve wordt geadviseerd de tenlastegelegde feiten 1 en 2 niet aan betrokkene toe te rekenen, en feit 3 minimaal in verminderde mate.
De rechtbank kan zich gedeeltelijk met de conclusies van de psychiater verenigen, in die zin dat verdachte ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard ten aanzien van feit 1 en feit 2. De rechtbank stelt voorop dat de onderzoekend psychiater bij de beoordeling van de mate van toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van het derde feit, uit is gegaan van een andere gedraging dan ten laste is gelegd (namelijk: het gooien van het mes in de richting van één van de aangevers wat in tijd plaats zou hebben gevonden ná de feiten 1 en 2). Daarnaast stelt de rechtbank vast dat feit 3 (tegenover [aangever] ) zich zeer kort voor feit 2 (tegenover [aangeefster] ) heeft afgespeeld. Gelet op de gelijkenissen tussen deze feiten en de chronologie van alle feiten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van feit 3 ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat vastgesteld moet kunnen worden dat verdachte inzicht had in zowel zijn ziekte als de gevolgen van staken van de medicatie, om de feiten desalniettemin –op grond van culpa in causa – toe te rekenen aan verdachte. Het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden geen aanknopingspunten om zulk inzicht vast te stellen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een culpa in causa-situatie zich hier niet voordoet.
Ontslag van alle rechtsvervolging
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging. Dit betekent dat aan verdachte geen straf kan worden opgelegd. Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel, mede gelet op de reeds lopende zorgmachtiging, dat er aan verdachte geen maatregel dient te worden opgelegd.

8.BESLAG

De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een mes, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp zijn bovendien de bewezen verklaarde feiten begaan.
Deze beslissing is overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00, bestaande immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [aangeefster] integraal moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [aangever] toegewezen moet worden tot een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, gelet op de bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen zijn, op grond van artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering, uitsluitend ontvankelijk in hun vordering indien aan verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel in geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en er geen toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Beslag
- verklaart het mes (PL0900-2022244105-G3034779) onttrokken aan het verkeer;
Benadeelde partijen
  • verklaart [aangeefster] en [aangever] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. J.O. Zuurmond, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2023.
Mr. H.A. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling door die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “kom kom, ik steek die
hond neer en jou”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of (daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig (glimmend) voorwerp
heeft getoond;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de politieambtenaar
[aangeefster] van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn
(rechter)hand (in versnelde pas) gericht op die [aangeefster] is afgerend/gelopen
(en/of waarbij hij, verdachte, die [aangeefster] (zeer) dicht is genaderd), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de politieambtenaar
[aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen,
althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn
(rechter)hand (in versnelde pas) gericht op die [aangeefster] is afgerend/gelopen
(en/of waarbij hij, verdachte, die [aangeefster] (zeer) dicht is genaderd), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland, de
politieambtenaar [aangeefster] , meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met
een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn (rechter)hand (in
versnelde pas) gericht op die [aangeefster] af te rennen/lopen en/of een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [aangeefster] te tonen/richten;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de politieambtenaar
[aangever] van het leven te beroven, opzettelijk met in zijn (rechter)hand een
op die [aangever] gericht mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (in
versnelde pas) op die [aangever] is afgerend/gelopen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de politieambtenaar
[aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen,
althans eenmaal, met in zijn (rechter)hand een op die [aangever] gericht mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, (in versnelde pas) op die [aangever] is
afgerend/gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland, de
politieambtenaar [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in zijn (rechter)hand (in versnelde pas) op die [aangever] af te
rennen/lopen en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die
[aangever] te tonen/richten;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 21 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 augustus 2022 was ik mijn hond aan het uitlaten in het park in Utrecht. Ik hoorde dat hij zei: "Kom, kom, ik steek die hond neer en jou". Ik zag dat hij een glimmend voorwerp bij zijn mond hield met zijn rechterhand. [2]
De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris van 24 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik gaf aan dat als die hond te dicht bij mij zou komen, ik mijzelf zou beschermen met een mes. Ik heb het mes laten zien. [3]
Feiten 2 en 3
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2022, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [aangeefster] , zakelijk weergegeven:
Op 20 augustus 2022 was ik in dienst in Utrecht. [4] Ik zag dat de verdachte plotseling met verhoogde pas mijn richting opgelopen kwam en dat hij het mes in zijn rechterhand had. Ik heb direct een cassette (de rechtbank begrijpt: van een stroomstootwapen) afgeschoten op de verdachte. Ik zag dat de verdachte door bleef lopen en de afstand tussen de verdachte en mij heel klein werd. Ik heb daarop direct mijn tweede cassette afgedrukt van mijn stroomstootwapen. Op het moment dat ik mijn tweede cassette af schoot was de afstand tussen mij en de verdachte heel klein. In mijn beleving was het minder dan een meter. Op dat moment hoorde ik dat collega Homan riep: "Schieten". Direct daarna hoorde ik dat er een schot gelost werd en zag ik dat de verdachte neer viel. [5]
Een proces-verbaal van aangifte van 22 augustus 2022, voor zover inhoudende de aangifte van [aangever] , zakelijk weergegeven:
Het mes hield verdachte stevig vast bij zijn rechterheup. En daarbij wees het mes in mijn richting. [6] De verdachte heeft 1 of 2 stappen in mijn richting kunnen zetten.
Ik zag dat hij van richting veranderde en zich richtte op [aangeefster] . Hij rende nog door richting [aangeefster] . En toen hij op een afstand van minder dan 1 meter was van [aangeefster] heb ik op de benen van de verdachte geschoten. Ik schoot omdat ik bang was dat de verdachte mijn collega [aangeefster] zou gaan steken. Ik richt nog mijn vuurwapen na, omdat ik zie dat de verdachte het mes nog steeds vast heeft.
Er is een moment geweest tussen het gebruik van mijn stroomstootwapen en mijn vuurwapen in, dat de verdachte heeft geroepen naar ons: Jullie willen toch ik dat ik jullie ga steken!? Ook is in dit moment door mij en door meerdere collega's geroepen tegen de verdachte dat hij het mes moest laten vallen. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2022, van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man ineens op ging staan. Ik zag dat de man één mes in een van zijn handen hield. [8] Ik hoorde dat er hard tegen de verdachte werd geschreeuwd op iets wat leek dat hij het mes moest laten vallen. Ik zag dat de verdachte ineens sprongen begon te maken wat vanuit mijn positie leek alsof hij kriskras heen en weer ging. De verdachte sprong met gestrekte en verspreide benen omhoog Ik zag dat hij deze gekke sprongen maakte in de richting van diverse collega's. [9]
De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris van 24 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Het klopt dat u naar haar toe bent gekomen tot 40 centimeter afstand?
A: Ja, op armafstand. [10]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte gemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 23 november 2022 (pagina 1 tot en met 151), genummerd PL0900-2022246776, opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 50.
3.Pagina 1.
4.Pagina 17.
5.Pagina 18.
6.Pagina 55.
7.Pagina 56.
8.Pagina 9.
9.Pagina 10.
10.Pagina 2.