Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
mr. V.E.J.A. Boots, kantonrechter, en mr. N.A. Adame Sanchez, griffier. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 9 november 2023 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een gedaagde, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 79,12, gebaseerd op een overeenkomst tot levering van mobiele communicatiediensten die volgens eiseres op 17 juli 2018 tot stand zou zijn gekomen. De gedaagde betwistte echter het bestaan van deze overeenkomst en stelde dat hij op de genoemde datum niet in de winkel van T-Mobile was geweest. De kantonrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om het bestaan van de overeenkomst aan te tonen, ondanks haar verwijzing naar een handtekening en andere documenten. De rechter concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde de overeenkomst had gesloten en wees de vordering af.
Daarnaast had de gedaagde een tegenvordering ingesteld voor schadevergoeding van € 850,00, maar deze werd ook afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde te laat was met het indienen van deze tegenvordering, aangezien dit alleen bij de conclusie van antwoord had kunnen gebeuren. De rechter stelde vast dat eiseres de proceskosten van de gedaagde moest vergoeden, die op € 50,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het onderbouwen van vorderingen in civiele procedures.