Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
onder meerhet volgende gesteld. Uit gegevens van de gemeente Utrecht blijkt dat [gedaagde] niet op het adres van het gehuurde staat ingeschreven en daarop ook nooit ingeschreven is geweest. Uit het Kadaster blijkt dat [gedaagde] een woning aan de [adres 2] te [plaats 1] in eigendom heeft. Blijkens de van de gemeente Utrecht verkregen informatie heeft [gedaagde] deze woning niet verhuurd en/of aan een derde ter beschikking gesteld. [gedaagde] heeft zijn hoofdverblijf in deze woning en niet in het gehuurde; hij is zelden in het gehuurde te vinden. Het gehuurde gebruikt hij als opslagruimte. Concluderend is [eiseres] van mening dat [gedaagde] zich niet gedraagt zoals een goed huurder betaamt, doordat hij niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. [eiseres] vordert daarom dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het gehuurde te ontruimen op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde] nalatig zal blijven aan het te dezen wijzen vonnis te voldoen.
3.De beoordeling
- twee dagvaardingen: € 213,46 (= 2 x € 106,73)
- griffierecht: € 128,00
- salaris gemachtigde: € 529,00 (tarief kanton kort geding verstek)
- nakosten € 131,00
- Totaal: € 1.001,46
4.De beslissing
- het adres: [adres 2] ( [postcode 1] ) te [plaats 1] ;
- het adres: [Postbusadres] ( [postcode 2] ) te [plaats 2] .