ECLI:NL:RBMNE:2023:7707

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10542284 \ UC EXPL 23-3868
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling en schadevergoeding na WhatsApp-fraude

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen, vorderde terugbetaling van een bedrag van € 1.702,66 dat zij had overgemaakt aan gedaagde, die zich voordeed als haar zoon via WhatsApp. Eiser had dit bedrag overgemaakt op verzoek van de oplichter, die zich voordeed als haar zoon, en eiste daarnaast een schadevergoeding van € 150 en vergoeding van rente en kosten. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot terugbetaling van het bedrag op grond van onverschuldigde betaling werd toegewezen, omdat vaststond dat eiser het bedrag zonder rechtsgrond had overgemaakt. Gedaagde werd veroordeeld om het bedrag terug te betalen, met wettelijke rente vanaf 5 januari 2023.

De vordering tot schadevergoeding werd echter afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen causaal verband was tussen het onrechtmatig handelen van gedaagde en de door eiser geleden schade. De schade die eiser had geleden, bestond uit het doen van aangifte en dossieronderzoek, maar deze schade was het gevolg van de oplichting en niet van het handelen van gedaagde. De kantonrechter benadrukte dat eiser ook schade zou hebben geleden als gedaagde wel had laten zien wat er met het bedrag was gebeurd.

Daarnaast werden de vorderingen tot betaling van buitengerechtelijke kosten en btw afgewezen, omdat de termijnen voor betaling in de brieven aan gedaagde minder dan 14 dagen waren. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 871,98 werden begroot. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde het vonnis moest opvolgen, ook als zij in hoger beroep ging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10542284 UC EXPL 23-3868 NA/58602
Vonnis van 29 november 2023
inzake
[eiser],
wonende in [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen,
tegen:
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
- de dagvaarding van 17 mei 2023 met zes producties;
- de brief van [gedaagde] met een reactie op de dagvaarding (conclusie van antwoord).
1.2.
Op 2 november 2023 was de mondelinge behandeling (zitting). Daarbij waren [eiser] en haar gemachtigde aanwezig. [gedaagde] was niet aanwezig.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] heeft op 28 februari 2021 contact gehad via WhatsApp met iemand die zich voordeed als haar zoon (hierna: de oplichter). De oplichter heeft aan [eiser] gevraagd of zij bepaalde bedragen wilde voorschieten en zij heeft toen een bedrag van € 1.702,66 overgemaakt naar het door de oplichter doorgegeven rekeningnummer ( [rekeningnummer] ). Dit is de bankrekening van [gedaagde] . [eiser] wil dit bedrag nu terug van [gedaagde] en daarnaast een schadevergoeding van € 150 en vergoeding van de rente en kosten.

3.3. De beoordeling

3.1.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] € 1.702,66 moet terugbetalen aan [eiser] . De vordering tot betaling van schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten (inclusief btw) worden afgewezen. De kantonrechter legt hierna uit waarom.
Onverschuldigde betaling
3.2.
[gedaagde] moet € 1.702,66 aan [eiser] betalen. Vaststaat dat [eiser] dit bedrag zonder rechtsgrond naar de bankrekening van [gedaagde] heeft overgemaakt en in de wet staat dat [gedaagde] dan verplicht is om dit bedrag terug te betalen (artikel 6:203 BW).
3.3.
[gedaagde] zal vanaf 5 januari 2023 over dit bedrag wettelijke rente moeten betalen. Vanaf dat moment wist zij dat de betaling was gedaan en was de termijn, die [eiser] had gegeven om het bedrag terug te betalen, verlopen.
Geen schadevergoeding
3.4.
De vordering tot betaling van een schadevergoeding zal de kantonrechter afwijzen. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld door niet aan [eiser] te vertellen of te laten zien wat er met het overgemaakte bedrag is gebeurd, terwijl dat wel van haar verwacht kon worden. Als [gedaagde] dat wel had gedaan, had [eiser] mogelijk duidelijk gekregen wie de oplichter is. Maar toch hoeft [gedaagde] de schade, die [eiser] vordert, niet te vergoeden. Voor vergoeding van schade bij een onrechtmatige daad is namelijk nodig dat de schade is geleden
als gevolg vanhet onrechtmatig handelen (causaal verband, artikel 6:162 BW) en dat is hier niet duidelijk. De door [eiser] geleden schade bestaat uit het doen van aangifte en dossieronderzoek, maar deze schade is het gevolg van de oplichting, niet van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] . [eiser] had de schade namelijk ook geleden als [gedaagde] wel had laten zien wat er met het bedrag is gebeurd nadat het op haar rekening is gestort.
Kosten
3.5.
De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de btw daarover afwijzen. Weliswaar heeft [eiser] brieven aan [gedaagde] gestuurd om haar te laten betalen, maar [eiser] heeft daarin termijnen voor betaling opgenomen van minder dan 14 dagen. In de wet staat in artikel 6:96 lid 6 BW dat buitengerechtelijke kosten alleen vergoed worden als de termijn van betaling die in de brieven is opgenomen minimaal 14 dagen is. Dit wetsartikel geldt hier omdat [gedaagde] een natuurlijk persoon die niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom de proceskosten van [eiser] moeten betalen. Tot aan dit vonnis begroot de kantonrechter die kosten op:
  • dagvaarding: € 130,48
  • griffierecht: € 244,00
  • salaris gemachtigde: € 398,00 (2 punten x € 199,00)
  • nakosten € 99,50
  • Totaal: € 871,98
3.7.
De kantonrechter zal bepalen dat als [gedaagde] de proceskosten niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis betaalt, zij hierover wettelijke rente verschuldigd is.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.8.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag te betalen van € 1.702,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot de dag dat het bedrag volledig betaald is;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 871,98, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet alle veroordelingen op tijd betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots, en in het openbaar uitgesproken op
29 november 2023.