In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen, vorderde terugbetaling van een bedrag van € 1.702,66 dat zij had overgemaakt aan gedaagde, die zich voordeed als haar zoon via WhatsApp. Eiser had dit bedrag overgemaakt op verzoek van de oplichter, die zich voordeed als haar zoon, en eiste daarnaast een schadevergoeding van € 150 en vergoeding van rente en kosten. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot terugbetaling van het bedrag op grond van onverschuldigde betaling werd toegewezen, omdat vaststond dat eiser het bedrag zonder rechtsgrond had overgemaakt. Gedaagde werd veroordeeld om het bedrag terug te betalen, met wettelijke rente vanaf 5 januari 2023.
De vordering tot schadevergoeding werd echter afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen causaal verband was tussen het onrechtmatig handelen van gedaagde en de door eiser geleden schade. De schade die eiser had geleden, bestond uit het doen van aangifte en dossieronderzoek, maar deze schade was het gevolg van de oplichting en niet van het handelen van gedaagde. De kantonrechter benadrukte dat eiser ook schade zou hebben geleden als gedaagde wel had laten zien wat er met het bedrag was gebeurd.
Daarnaast werden de vorderingen tot betaling van buitengerechtelijke kosten en btw afgewezen, omdat de termijnen voor betaling in de brieven aan gedaagde minder dan 14 dagen waren. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 871,98 werden begroot. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde het vonnis moest opvolgen, ook als zij in hoger beroep ging.