Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
' [gedaagde] overeenstemming bereikt over de voorwaarden van beëindiging van het dienstverband. De afspraken hebben partijen vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst van 1 november 2022. Vanaf dat moment is [eiseres] vrijgesteld van werk, met behoud van salaris tot einde dienstverband. De beëindigingsovereenkomst is ondertekend door [eiseres] en [B] .
het aan de Office Manager nog toekomende vakantiegeld;
een vergoeding voor opgebouwde maar nog niet genoten vakantiedagen, waarbij geldt dat de Office Manager geen nieuwe vakantiedagen meer opbouwt in de periode waarin zij is vrijgesteld van werk op basis van artikel 2 hierboven; en
eindejaarsbonus conform CAO.”
' [gedaagde] niet betaald heeft vanwege een ontstane ruzie tussen [B] en [A] over financiële kwesties met betrekking tot de (ver)koop van de onderneming.
€ 25,80). Daarop brengt ' [gedaagde] 136,8 opgebouwde verlofuren (gelijk aan € 3.529,44) in mindering, zodat een vordering resteert van € 7.203,36 (€ 10.732,80 - € 3.529,44).
3 januari 2023 ten onrechte gebruikgemaakt van de bankpas, een tankpas en [parkeerapp] (een app waarmee parkeerkosten via mobiele telefoon betaald kunnen worden) ten bedrage van
€ 2.414,14. Hiertoe was [eiseres] niet (meer) gerechtigd, zodat ook in dit geval sprake is van diefstal. Het betreffen immers privé-uitgaven door [eiseres] ten laste van ' [gedaagde] .
€ 2.414,14 aan onverschuldigd betaalde bedragen.
3.De beoordeling
€ 10.732,80). De kantonrechter volgt ' [gedaagde] daarin niet en wijst de vordering van
' [gedaagde] tot vergoeding van de verlofuren af. Dat [eiseres] in de periode van 1 juli 2022 tot 1 november 2022 niet heeft gewerkt, was immers al bekend toen de beëindigingsovereenkomst werd gesloten. Als ' [gedaagde] geen salaris had willen uitbetalen over die periode, had het op haar weg gelegen om dat voor de totstandkoming van de beëindigingsovereenkomst aan de orde te stellen.
' [gedaagde] voor een bedrag van in totaal € 319,77;
1 november 2022, geldt het volgende. De kantonrechter gaat ervan uit dat de kosten die zijn gemaakt met de bankpas van ' [gedaagde] zakelijke uitgaven betreffen die [eiseres] deed in de uitoefening van haar functie als office-manager. Zij is bijna 20 jaar werkzaam geweest voor het (familie)bedrijf. Dat maakt dat het niet ongebruikelijk is dat [eiseres] uitgaven deed met de bankpas van ' [gedaagde] , bijvoorbeeld voor het verzorgen van de lunch van collega’s of het houden van zakelijke etentjes met (klanten)relaties van ' [gedaagde] . Het is daardoor niet aannemelijk dat [eiseres] geld van haar werkgever heeft willen stelen, zoals ' [gedaagde] stelt. Verondersteld wordt dat zij die kosten maakte in opdracht en met instemming van ' [gedaagde] . Niet is immers gebleken dat [eiseres] instructies heeft ontvangen waaruit zou volgen dat zij bepaalde uitgaven behorend bij haar werkzaamheden niet meer mocht doen. Als de (nieuwe) leidinggevende van [eiseres] dat na de overname anders had willen zien, had die leidinggevende dat tijdig aan de orde moeten stellen en [eiseres] daarover (werk)instructies moeten geven.
€ 52,91 aan parkeerkosten na. [eiseres] moet dan ook een bedrag van
€ 52,91 betalen aan ' [gedaagde] .
in conventiebegroot op:
792,00(2 punten x tarief € 396,00)
in reconventievastgesteld op € 396,00 (2 punten x tarief € 396,00 x correctiefactor 0,5).
4.De beslissing
€ 792,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan € 1.614,14 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,