ECLI:NL:RBMNE:2023:7703
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van geldvorderingen wegens onvoldoende onderbouwing in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door mr. Ö. Kenç, vorderde een totaalbedrag van € 20.396,91 van de gedaagde, die werd bijgestaan door mr. J.L. Vermeer. De vorderingen waren gebaseerd op een mondelinge afspraak over de terugbetaling van materiaalkosten voor een tuinrenovatie en vermeende geldleningen die eiser aan gedaagde zou hebben verstrekt tijdens hun liefdesrelatie van december 2021 tot december 2022.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen. Ten eerste heeft hij niet aangetoond dat de materiaalkosten van € 18.263,91 daadwerkelijk zijn gemaakt en dat deze kosten verband houden met de tuin van gedaagde. De overgelegde facturen werden niet adequaat toegelicht en er was geen bewijs dat de materialen daadwerkelijk in de tuin zijn verwerkt. Ten tweede heeft de eiser ook niet kunnen onderbouwen dat er sprake was van geldleningen aan gedaagde, aangezien de overboekingen niet duidelijk waren en deels betrekking hadden op andere uitgaven zoals benzine en boodschappen.
De kantonrechter heeft daarom de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.058,00. Dit vonnis benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in civiele procedures en de noodzaak voor partijen om hun claims met voldoende bewijs te staven.