ECLI:NL:RBMNE:2023:7702

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10326022 \ UC EXPL 23-924
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ontbinding van overeenkomst tot levering en montage van zonnepanelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde B.V. over de ontbinding van een overeenkomst tot levering en montage van zonnepanelen. De eiser had op 18 april 2022 een overeenkomst gesloten met de gedaagde voor het leveren en monteren van zonnepanelen. Na een digitale schouw op 25 mei 2022, waarbij de gedaagde concludeerde dat het mogelijk was om meer zonnepanelen te plaatsen dan oorspronkelijk geoffreerd, werd op 30 mei 2022 een nieuwe overeenkomst gesloten voor de levering en plaatsing van 24 zonnepanelen. Echter, na een fysieke schouw op 9 september 2022, waarin de gedaagde stelde dat de installatie niet veilig kon plaatsvinden, annuleerde de gedaagde de overeenkomst op 24 oktober 2022 en betaalde de aanbetaling terug aan de eiser. De eiser stelde dat de ontbinding niet rechtsgeldig was, omdat de gedaagde niet tijdig een beroep had gedaan op de ontbindende voorwaarde in de algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen beroep kon doen op de ontbindende voorwaarde, omdat zij te laat was met het inroepen ervan. De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was ontbonden en dat de gedaagde in beginsel schadeplichtig was. De eiser vorderde schadevergoeding, waaronder het verschil in kosten met een andere installateur en misgelopen opbrengsten. De kantonrechter wees het grootste deel van de vordering toe, met uitzondering van het verschil in offertekosten, omdat de offertes niet vergelijkbaar waren. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 1.416,96 aan schadevergoeding, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10326022 UC EXPL 23-924 NA/58602
Vonnis van 4 oktober 2023
inzake

1.[eiser] ,

wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,

2.[eiseres] ,

wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T. Hooyman,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B. van Voorst.
Partijen zullen hierna [eiser] (enkelvoud en mannelijk) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 januari 2023 met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
  • aanvullende producties 12 tot en met 15 van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling van 31 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[eiser] heeft op 18 april 2022 via Vereniging Eigen Huis een overeenkomst gesloten met [gedaagde] voor het leveren en monteren van acht zonnepanelen op het dak van zijn woning. Op 25 mei 2022 ontving [eiser] zijn persoonlijke schouwrapport van [gedaagde] , opgesteld op basis van foto’s en door middel van satellietbeelden. Het betrof een digitale schouw. Op basis van laatstgenoemd schouwrapport heeft [eiser] op 30 mei 2022 een overeenkomst gesloten met [gedaagde] voor de levering en plaatsing van 24 zonnepanelen op het dak van de woning en het schuurdak van [eiser] , voor een bedrag van € 11.582,76 (inclusief btw). Deze overeenkomst kwam in de plaats van de eerder gesloten overeenkomst.
2.2.
Op 9 september 2022 heeft er een fysieke schouw plaatsgevonden door [gedaagde] . Uit deze fysieke schouw is gebleken dat [gedaagde] geen zonnepanelen op de woning van [eiser] kon plaatsen, omdat [gedaagde] de veiligheid van haar medewerkers tijdens de installatie niet zou kunnen garanderen. Om de zonnepanelen op het dak van de woning te kunnen monteren, zou namelijk waarschijnlijk tenminste een hoogwerker of hijskraan gebruikt moeten worden. [gedaagde] is hiervan niet in het bezit en ook niet gekwalificeerd voor het gebruik daarvan. Er zouden enkel nog tien panelen op de schuurdak van [eiser] geplaatst kunnen worden door [gedaagde] . Op 9 september 2022 heeft [eiser] daarom een aangepaste offerte ontvangen. Deze offerte heeft [eiser] niet geaccepteerd. Op 24 oktober 2023 heeft [gedaagde] de offerte van 9 september 2022 geannuleerd en de eerder door [eiser] voldane aanbetaling van € 150,00 aan hem terugbetaald. Hiermee is de overeenkomst volgens [gedaagde] ontbonden.
2.3.
[eiser] stelt allereerst dat niet is voldaan aan de vereisten voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde zoals genoemd in artikel 1.3 van de algemene voorwaarden (hierna: artikel 1.3). Uit het schouwrapport van 25 mei 2022 is namelijk niet gebleken dat levering niet mogelijk, veilig of verstandig is. Dit wordt volgens [eiser] bevestigd doordat andere partijen wel zonnepanelen op het dak van zijn woning hebben kunnen plaatsen. Bovendien is dit ook mogelijk gebleken bij een vergelijkbare woning in de buurt van het huis van [eiser] . [gedaagde] is desondanks de overeenkomst niet nagekomen. Hierdoor stelt [eiser] schade te hebben geleden, omdat het leveren en plaatsen van de zonnepanelen door een andere partij duurder is. [eiser] verwijst daarbij naar de offerte van [bedrijf] voor een totaalbedrag van € 19.110,66 (inclusief btw), waarvan de levering en plaatsing inmiddels heeft plaatsgevonden. [eiser] vordert het verschil tussen het bedrag dat hij aan [gedaagde] zou betalen en het bedrag dat hij aan [bedrijf] heeft betaald. Ook vordert [eiser] misgelopen opbrengsten van de zonnepanelen over de periode 30 augustus 2022 tot 10 februari 2023. In totaal komt dit neer op een schadebedrag van € 7.658,37 (€ 6.241,41 + € 1.416,96).
2.4.
Daarnaast stelt [eiser] zich op het standpunt dat artikel 1.3 op grond van artikel 6:237 sub f van het Burgerlijk Wetboek (uitsluiten van het recht op schadevergoeding) wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. [eiser] heeft deze bepaling per e-mail vernietigd op 28 december 2022, omdat volgens hem sprake is van een onredelijk bezwarend beding. Door deze vernietiging kan [gedaagde] geen beroep (meer) doen op deze bepaling en is daarom gehouden om schadevergoeding te betalen.
2.5.
[gedaagde] vindt dat de vordering afgewezen moet worden. [gedaagde] voert aan dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, omdat er tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de uitkomst van de (fysieke) schouw, dan wel met een beroep op de ontbindende voorwaarde van artikel 1.3, welk artikel volgens [gedaagde] niet onredelijk bezwarend is. Dit artikel luidt als volgt.
‘’Als uit de schouw, die op locatie of op afstand (digitaal) plaatsvindt naar voren komt dat Levering van Bestelling niet mogelijk, veilig of verstandig is, behoudt Leverancier zich het recht voor om de Overeenkomst te ontbinden. Veelal zal de aanleiding tot ontbinden liggen in overmacht, ontoegankelijkheid van het gebouw waarop de Bestelling geplaatst moet worden, of onacceptabele veiligheidsrisico’s. Leverancier zal de reden van ontbinding altijd moeten toelichten. Bij ontbinding ontvangt Klant een eventuele aanbetaling volledig retour. Klant heeft nimmer recht op (schade)vergoeding.’’
2.6.
[gedaagde] stelt zich daarnaast op het standpunt dat de offerte van [bedrijf] niet vergelijkbaar is met haar eigen offerte. De panelen van [bedrijf] hebben namelijk een hoger vermogen (Wattpiek), de garantie op de producten en installatie is langer, de tweede omvormer is anders, de btw-service is inbegrepen en er is een serviceplan. Ook is niet duidelijk of [bedrijf] in de offerte rekening houdt met veiligheidsmaatregelen, die het prijsverschil ook kunnen verklaren. Daarnaast heeft [eiser] zijn misgelopen opbrengsten volgens [gedaagde] foutief vastgesteld, omdat [eiser] moet uitgaan van plaatsingsdatum 10 februari 2023 in plaats van 30 augustus 2022. Rekenend vanaf 10 februari 2023 komen de misgelopen opbrengsten neer op een bedrag van € 267,84.
2.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De vraag die centraal staat, is of [gedaagde] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Dit is niet het geval, omdat [gedaagde] geen tijdig beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde van artikel 1.3. De aangepaste offerte die door [eiser] niet bevestigd is, tast bovendien de overeenkomst die gesloten is op 30 mei 2022 niet aan. In plaats van de verplichting tot nakoming van de overeenkomst, is [gedaagde] in beginsel schadeplichtig.
De overeenkomst is niet ontbonden
3.2.
De kantonrechter is allereerst van oordeel dat [gedaagde] geen beroep toekomt op de ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 1.3, want zij is te laat met het inroepen ervan. In de overeenkomst van 18 april 2022 is het volgende overeengekomen over de vervolgstappen tot de installatie:
Vervolgstappen tot installatie
Welkomstmail leverancier:Na ontvangst van uw aanbetaling stuurt de leverancier binnen 5 werkdagen een e-mail en informeert u over het vervolg.
Schouw op afstand:[gedaagde] bekijkt via geavanceerde luchtfoto’s hoeveel zonnepanelen precies op uw dak passen.
Bevestigen schouwrapport:De bevindingen sturen zij u toe in een schouwrapport. Als u tevreden bent bevestigt u het schouwrapport en wordt er een installatiedatum ingepland.
Installatie:Gemiddeld 10 weken nadat u het schouwrapport bevestigt worden de zonnepanelen bij u geïnstalleerd. U wekt direct uw eigen groene stroom op!
Goedkeuring installatie:Na de plaatsing van de zonnepanelen tekent u een opleverdocument ter goedkeuring. Wij controleren dit document. Hierna ontvangt u de factuur van het resterende bedrag.”
3.3.
Uit de tekst van artikel 1.3 volgt verder dat als uit
deschouw blijkt dat plaatsing niet mogelijk, veilig of verstandig is, de overeenkomst door [gedaagde] ontbonden kan worden. In dit geval heeft [gedaagde] er voor gekozen een digitale schouw uit te voeren. Het schouwrapport is op 25 mei 2022 aan [eiser] toegestuurd en [eiser] heeft dat bevestigd op de door [gedaagde] voorgeschreven manier. Uit het rapport blijkt niet dat [gedaagde] zich op de ontbindende voorwaarde uit artikel 1.3 beroept. Integendeel, [gedaagde] concludeerde op basis van het schouwrapport dat het mogelijk was meer zonnepanelen neer te plaatsen dan aanvankelijk was geoffreerd. Daarom is op 30 mei 2022 een overeenkomst tot stand gekomen voor het plaatsen van 24 zonnepanelen. Gelet op de tekst van de overeenkomst van 18 april 2022 en het bepaalde in artikel 1.3 mocht [eiser] er in redelijkheid van uitgaan dat [gedaagde] – als zij daar aanleiding toe zag – zich na die schouw op de ontbinding van de overeenkomst zou beroepen. Dat heeft zij niet gedaan, waarna de overeenkomst van 30 mei 2022 tot stand is gekomen. Gelet op deze gang van zaken hoefde [eiser] er niet op bedacht te zijn dat [gedaagde] de overeenkomst alsnog in een later stadium zou (kunnen) ontbinden. Gelet op het voorgaande volgt de kantonrechter [gedaagde] dus niet in haar stelling dat haar na
iedereschouw een beroep op ontbinding van de overeenkomst toekwam. De kantonrechter vindt dus dat er een overeenkomst tot stand is gekomen die [gedaagde] niet meer kon ontbinden.
3.4.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] ook van mening is dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden met een beroep op artikel 8.1, omdat er tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de door [gedaagde] gestuurde aangepaste offerte van 9 september 2022 met bijbehorend schouwrapport waarin het plaatsen van tien zonnepanelen op het schuurdak van [eiser] uiteen is gezet, nadat diezelfde dag een fysieke schouw heeft plaatsgevonden. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarin niet, want door het versturen van een aangepaste offerte met bijbehorend schouwrapport, die bovendien niet geaccepteerd is door [eiser] , is de eerder gesloten overeenkomst nog niet rechtsgeldig ontbonden. Artikel 8.1 luidt als volgt.
‘’De Overeenkomst is afhankelijk van de uitkomst van de schouw die door de Leverancier wordt uitgevoerd. Na schriftelijk akkoord op het schouwrapport heeft de Klant de Overeenkomst bevestigd. In de situatie dat de Leverancier en de Klant geen overstemming bereiken over het schouwrapport dan mag de Leverancier of de klant de Overeenkomst ontbinden. De aanbetaling gaat dan retour naar de Klant.’’
3.5.
Weliswaar is over de offerte van 9 september 2023 met bijbehorend schouwrapport geen overeenstemming bereikt, maar partijen hadden (zoals hiervoor al is overwogen) op 30 mei 2022 al overeenstemming bereikt over het leveren en plaatsen van 24 zonnepanelen met bijbehorend (digitaal) schouwrapport, en die overeenkomst kon [gedaagde] niet meer ontbinden.
Recht op schadevergoeding
3.6.
In artikel 1.3 staat dat de klant nimmer recht heeft op schadevergoeding. [gedaagde] heeft gesteld dat met dat artikel niet is bedoeld dat de klant nooit recht heeft op schadevergoeding, maar dat bedoeld is dat de klant geen recht heeft op schadevergoeding als [gedaagde] de overeenkomst rechtsgeldig ontbindt op grond van artikel 1.3. Uit het voorgaande blijkt dat die situatie zich niet voordoet. Dat betekent dat het in artikel 1.3 bepaalde over de schade niet in de weg staat aan de vordering tot schadevergoeding door [eiser] .
3.7.
[eiser] heeft in plaats van nakoming in beginsel recht op vervangende schadevergoeding. De kantonrechter leest namelijk in de brief van 8 december 2022, gericht aan mevrouw [A] , een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Uit de brief volgt namelijk dat [eiser] niet langer nakoming verlangt, maar schadevergoeding. [eiser] was ook bevoegd dat te vragen. [gedaagde] verkeerde namelijk in verzuim in de zin van artikel 6:83 lid c BW, omdat zij op 9 september 2022 en 15 september 2022 had aangegeven de overeenkomst van 30 mei 2022 niet na te (zullen) komen. Daarmee is voldaan aan de vereisten om de overeenkomst te kunnen omzetten in een verbintenis tot het vergoeden van schade zoals bedoeld in artikel 6:87 BW.
3.8.
De door [eiser] gevorderde schadevergoeding van € 6.241,41 aan het verschil tussen de offertes van [gedaagde] en [bedrijf] wordt echter afgewezen, omdat (zoals [gedaagde] ook heeft aangevoerd) de offertes niet met elkaar te vergelijken zijn. Uit de offerte van [bedrijf] blijkt dat zij een beter aanbod doet dan [gedaagde] , omdat het vermogen (Wattpiek) van de zonnepanelen hoger ligt, de garantieduur langer is en bepaalde services inbegrepen zijn. Dat verklaart – mogelijk – het prijsverschil tussen beide offertes. [eiser] krijgt daarom meer waar voor zijn geld bij het accepteren van de offerte van [bedrijf] . De kantonrechter kan aan de hand van de overgelegde informatie niet vaststellen of [eiser] desondanks schade lijdt. Het had op de weg van [eiser] gelegen om dat nader toe te lichten. Nu hij dat heeft nagelaten, zal de kantonrechter deze schadepost afwijzen.
3.9.
De door [eiser] gevorderde schadevergoeding van € 1.416,96 aan gemiste opbrengsten uit de zonnepanelen wordt wel toegewezen. Als [gedaagde] de overeenkomst van 30 mei 2022 was nagekomen, had [eiser] vanaf 18 augustus 2022 stroom kunnen opwekken. [gedaagde] had namelijk zelf in de hiervoor geciteerde overeenkomst van 18 april 2022 opgenomen dat er gemiddeld tien weken zit tussen de schouw en het installeren van de zonnepanelen. De kantonrechter gaat er daarom met [eiser] van uit dat hij mocht verwachten dat de zonnepanelen rond deze datum geplaatst zouden zijn. Gelet op het bepaalde in artikel 4.1 van de algemene voorwaarden (waarin een compensatieregeling is opgenomen), kan [eiser] vanaf 30 augustus 2022 een dagvergoeding ontvangen van € 1,00 per kWh te installeren vermogen. Gebleken is dat plaatsing van zonnepanelen op het dak van [eiser] door een andere installateur op zijn vroegst op 10 februari 2023 zou kunnen plaatsvinden. [eiser] is dan ook gedurende164 dagen de opbrengst van zonnepanelen misgelopen. Bij [eiser] zou een vermogen worden geïnstalleerd van € 8,64 (24 zonnepanelen van 360 Wattpiek). De schade door de vertraging is daarom € 1.416,96 (164 x € 8,64).
Wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten
3.10.
[eiser] heeft wettelijke rente gevorderd als bedoeld in artikel 6:119 BW. Omdat [gedaagde] te laat is met betalen van € 1.416,96, is zij deze wettelijke rente daarover verschuldigd vanaf 25 januari 2023 (de dag van de dagvaarding), tot de dag dat het bedrag volledig betaald is.
3.11.
[gedaagde] moet ook de buitengerechtelijke kosten van [eiser] betalen, omdat [eiser] kosten heeft gemaakt voor het proberen te innen van de hoofdsom en aan de wettelijke eisen voor vergoeding hiervan is voldaan. Aangezien de hoofdsom wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.416,96, zullen de buitengerechtelijke kosten in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten hierover worden berekend. Een bedrag van € 257,18 (inclusief 21% btw) wordt daarom toegewezen.
3.12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter heeft bij de begroting het liquidatietarief gehanteerd dat past bij het toegewezen bedrag aan hoofdsom en buitengerechtelijke kosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden dan ook begroot op:
- dagvaarding € 132,99
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
398,00(2 punten x tarief € 199,00)
Totaal € 774,99
3.13.
De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag te betalen van € 1.416,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023, tot de dag dat het bedrag volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag te betalen van € 257,18 aan buitengerechtelijke kosten;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 774,99, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en als voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek vanaf de vijftiende dag na het vonnis, tot de dag dat het bedrag volledig betaald is;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] , indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 99,50 aan salaris gemachtigde;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.