Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser] ,
2.[eiseres] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 januari 2023 met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- aanvullende producties 12 tot en met 15 van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 31 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.Waar deze zaak over gaat
3.De beoordeling
deschouw blijkt dat plaatsing niet mogelijk, veilig of verstandig is, de overeenkomst door [gedaagde] ontbonden kan worden. In dit geval heeft [gedaagde] er voor gekozen een digitale schouw uit te voeren. Het schouwrapport is op 25 mei 2022 aan [eiser] toegestuurd en [eiser] heeft dat bevestigd op de door [gedaagde] voorgeschreven manier. Uit het rapport blijkt niet dat [gedaagde] zich op de ontbindende voorwaarde uit artikel 1.3 beroept. Integendeel, [gedaagde] concludeerde op basis van het schouwrapport dat het mogelijk was meer zonnepanelen neer te plaatsen dan aanvankelijk was geoffreerd. Daarom is op 30 mei 2022 een overeenkomst tot stand gekomen voor het plaatsen van 24 zonnepanelen. Gelet op de tekst van de overeenkomst van 18 april 2022 en het bepaalde in artikel 1.3 mocht [eiser] er in redelijkheid van uitgaan dat [gedaagde] – als zij daar aanleiding toe zag – zich na die schouw op de ontbinding van de overeenkomst zou beroepen. Dat heeft zij niet gedaan, waarna de overeenkomst van 30 mei 2022 tot stand is gekomen. Gelet op deze gang van zaken hoefde [eiser] er niet op bedacht te zijn dat [gedaagde] de overeenkomst alsnog in een later stadium zou (kunnen) ontbinden. Gelet op het voorgaande volgt de kantonrechter [gedaagde] dus niet in haar stelling dat haar na
iedereschouw een beroep op ontbinding van de overeenkomst toekwam. De kantonrechter vindt dus dat er een overeenkomst tot stand is gekomen die [gedaagde] niet meer kon ontbinden.
398,00(2 punten x tarief € 199,00)