Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
497,50(2,5 punten x tarief € 199,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, stond ter discussie of de gedaagde partij, [gedaagde], voldoende had gedaan om een gerechtelijke procedure te voorkomen. De eiseres, [eiseres], had een vordering ingesteld voor een hoofdsom van € 1.433,41, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat de proceskosten niet nodeloos waren gemaakt, omdat uit de ingebrachte stukken niet bleek dat [gedaagde] daadwerkelijk had geprobeerd om vóór 15 februari 2023 een betalingsregeling te treffen met [eiseres].
In het tussenvonnis van 28 juni 2023 was [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over te leggen, maar de kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] niet had aangetoond dat zij voldoende inspanningen had geleverd om een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van in totaal € 1.721,23, vermeerderd met rente, en de proceskosten van € 999,59. Het vonnis werd uitgesproken op 6 september 2023.