ECLI:NL:RBMNE:2023:7698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
16/025749-23 en 16/236122-22 (gev. ttz), 16/134540-22 (gev. ttz) en 16/188846-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor minderjarige verdachte wegens meerdere geweldsdelicten en afpersing met taser

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009. De verdachte is beschuldigd van tien strafbare feiten, waaronder mishandelingen, openlijk geweld, diefstal met geweld, afpersing met een taser en bedreiging met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, die zich hebben voorgedaan in de periode van januari 2022 tot en met juli 2022. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen.

De rechtbank heeft tijdens de zittingen, die plaatsvonden op 29 augustus 2022, 7 maart 2023 en 4 juli 2023, kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie en de verklaringen van de verdachte, zijn advocaat en de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de vastgestelde psychische problemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, verantwoordelijk is voor zijn daden en dat er een hoog recidiverisico is. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een jeugddetentie op te leggen, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling, om recidive te voorkomen en de verdachte te helpen bij zijn ontwikkeling.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met de slachtoffers en medeverdachten, en de verdachte is verplicht om zich te houden aan de voorwaarden die zijn gesteld door de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/025749-23 en 16/236122-22 (gev. ttz), 16/134540-22 (gev. ttz) en 16/188846-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2009 ] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, dat heeft plaatsgevonden op de zittingen van 29 augustus 2022, 7 maart 2023 en 4 juli 2023. De zittingen hebben achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte] minderjarig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Op 4 juli 2023 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Drogt en van wat [verdachte] en zijn advocaat, mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden, en wat benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland, naar voren hebben gebracht. Ook waren aanwezig en zijn gehoord mevrouw L. van de Beek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, mevrouw E. Jansen namens de Raad voor de Kinderbescherming en de moeder van [verdachte] , mevrouw [medeverdachte 2] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat [verdachte] :
Ten aanzien van parketnummer 16/025749-23
feit 1
op 25 januari 2023 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2
op 25 januari 2023 in Utrecht samen met anderen met (bedreiging met) geweld een tas met inhoud van [slachtoffer 1] heeft gestolen
(primair),
dan wel op voornoemde datum en plaats samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
(subsidiair);
feit 3
op 25 januari 2023 in Utrecht samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van parketnummer 16/236122-22
feit 1op 18 september 2022 in Vleuten samen met anderen met (bedreiging met) geweld een telefoon van [slachtoffer 3] heeft afgeperst
(primair);
dan wel op voornoemde datum en plaats samen met anderen met (bedreiging met) geweld een telefoon van [slachtoffer 3] heeft gestolen
(subsidiair);
feit 2
op 18 september 2022 in Vleuten samen met anderen een scooter heeft geheeld;
Feit 3
op 18 september 2022 in Vleuten een taser voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 16/134540-22
feit 1
op 24 mei 2022 in De Meern [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
feit 2:
op 31 maart 2022 in Utrecht [slachtoffer 5] heeft bedreigd met de dood of zware mishandeling;
feit 3:
op 27 april 2022 in Utrecht [slachtoffer 6] heeft mishandeld;
Ten aanzien van parketnummer 16/188846-22
in de periode van 19 juli 2022 tot en met 20 juli 2022 in Utrecht opzettelijk 41 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van feit 2, primair, in de zaak met parketnummer 16/025749-23, en feit 2 in de zaak met parketnummer 16/134540-22.
Ten aanzien van parketnummer 16/025749-23
Wat betreft feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte] van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat hij geen opzet had op de diefstal met geweld. [verdachte] heeft de tas van aangever niet gepakt en heeft ook niet geroepen dat iemand de tas moest pakken. Het subsidiair tenlastegelegde kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van parketnummer 16/134540-22
Wat betreft feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van de anonieme buurtkinderen kan niet als steunbewijs worden gebruikt, omdat de kinderen verschillend verklaren over de kleur, de vorm en het soort mes.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van parketnummer 16/025749-23; feit 1, feit 2 primair en feit 3 [1]
In de aangifte van [slachtoffer 1] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 26 januari 2023 (de rechtbank begrijpt: 25 januari 2023) was ik in het restaurant van de [naam] . Dit is gelegen op het [adres] te [woonplaats] . Ik zag en voelde dat [verdachte] mij meteen sloeg. Ik voelde dat [verdachte] mij sloeg op mijn linkerwang. Ik voelde een stekende pijn in mijn wang. [2]
Ik liep samen met [slachtoffer 2] en [B] in de richting van het Wijkbureau Leidsche Rijn. Ik zag dat [verdachte] terug kwam rennen samen met een hele grote groep jongens. Ik zag dat de jongens in de richting van mij renden. Ik voelde dat ik meerdere schoppen en klappen kreeg. Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist op mijn rechterwang sloeg. Ik voelde dat [verdachte] onder mijn oog sloeg. Ik voelde een stekende pijn onder mijn oog. Ik voelde dat mijn wang direct dikker werd. Ik zag dat één jongen uit de groep op mij af liep. Ik voelde dat deze jongen mij een duw gaf. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: ''Pak zijn tas, pak zijn tas!''. En toen zag ik dat één van de jongens mijn tas pakte en met mijn tas wegrende. Ik kan mijn tas als volgt omschrijven: een Jansporttas met de volgende inhoud:
- iPhone 14;
- voetbalschoenen Nike;
- scheenbeschermers Kipstra;
- bidon.
Ik rende heel hard weg. Ik voelde dat ik omver werd getrapt. Ik viel op de grond. Ik voelde dat ik meerdere trappen kreeg over mijn hele lichaam en op mijn hoofd. [3]
Ik liep vervolgens met [slachtoffer 2] weer terug richting de fietsenstalling bij Station Leidsche Rijn. [4] Ik zag dat één van de twee jongens op mij afliep. Ik voelde dat deze jongen mij een duw gaf. Ik zag dat het groepje van [verdachte] weer terug kwam en ook mee begon te vechten. [5]
In het aanvullende verhoor van aangever [slachtoffer 1] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
V: Wie is deze jongen?
A: Dat is een jongen die zich op social media [medeverdachte 1] noemt. Deze jongen is betrokken geweest bij het vechten.
V: Wat heeft deze jongen gedaan?
A: De eerste keer dat het vechten werd onder het station heb ik van hem gezien dat hij mij meerdere keren heeft geslagen met zijn vuisten. Van hem heb ik ook gezien dat hij bij de tweede keer dat het vechten was [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) onderuit trapte en dat hij tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft getrapt. [6]
In de aangifte van [slachtoffer 2] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op 25 januari 2023 was ik samen met [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) in de [naam] ’ gelegen aan het [straat] te [woonplaats] . [7] Ik zag dat [verdachte] mijn vriend [slachtoffer 1] sloeg. [8]
Hierna duwden de jongens ons richting het treinstation Leidsche Rijn. Enkele seconden later zag ik dat [verdachte] en de jongens terug kwamen. Vervolgens begon [verdachte] [slachtoffer 1] weer te slaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] wegrende, maar de jongens haalden hem vrij snel in. Ik zag dat, terwijl dit gebeurde, een van de jongens de tas van [slachtoffer 1] pakte en wegrende. Vervolgens zag ik dat meerdere jongens, waaronder [verdachte] , [slachtoffer 1] sloegen en schopten. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel en dat de jongens gewoon doorgingen met slaan en schoppen. Ik zag dat er bewegingen richting zijn hoofd gemaakt werden terwijl hij op de grond lag. [9]
Vervolgens liepen wij in de richting van het Berlijnplein te Utrecht. Toen kwamen [verdachte] en de jongens terug. Toen begon een van die jongens weer met het slaan van [slachtoffer 1] . Vervolgens probeerde ik [slachtoffer 1] te helpen. Terwijl ik dit probeerde zag ik dat de jongens hun aandacht op mij richtten. Ik zag dat ongeveer vier jongens mij sloegen. Ik viel op de grond doordat een van de jongens mij op de grond gooide. Ik voelde toen dat zij mij op mijn hoofd raakten. [10]
Ten aanzien van parketnummer 16/236122-22; feit 1, feit 2, primair en feit 3. [11]
In de aangifte van [aangever 1] , met bijlage goederen, is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op 17 september 2022 reed ik met mijn scooter naar mijn woning op de [straat] te [woonplaats] . Ik heb mijn scooter op slot, met stuurslot ingeschakeld en onbeschadigd achtergelaten. Op 18 september 2022 stond de politie aan mijn deur. Ik hoorde de politie zeggen dat ze mijn scooter hadden aangetroffen. [12]
Merk/type: Piaggio Vespa
Kenteken : [kenteken] [13]
In de aangifte van [slachtoffer 3] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum/tijd: Op 18 september 2022
Omstreeks 02.05 uur fietste ik met twee vrienden op de Europaweg in Vleuten. Ik was op dat moment nog in het bezit van mijn telefoon, een Apple iPhone 11. Ik zag dat ik werd ingehaald door een scooter. Ik zag dat er twee jongens op de scooter zaten. Ik zag dat de scooter mij begon af te snijden waardoor ik moest stoppen en van mijn fiets moest stappen. Ik kan de scooter als volgt omschrijven: kleur: donkerblauw of zwart, model: hoog windscherm, lijkt op zipp type 2. Ik zag dat de passagier van de scooter afstapte. Ik zal de passagier vanaf nu man 1 noemen. [14] Ik zag dat man 1 naar mij toe kwam lopen. Ik zag dat man 1 een apparaatje in zijn rechterhand vasthield. Ik zag een rood lampje branden op het apparaat en ik denk iets van elektriciteit gezien te hebben. Ik hoorde man 1 zeggen dat hij mij iets aan zou doen. Ik hoorde man 1 zeggen en dreigen dat hij een taser zou gebruiken als ik mijn spullen niet aan hem zou geven. Ik hoorde man 1 zeggen dat ik mijn telefoon moest geven. Ik gaf mijn telefoon aan man 1 van de scooter. [15]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Achtervolging
Op 18 september 2022 zagen wij een Piaggio met windscherm, zonder verlichting, vanaf de Utrechtse Heuvelrug het fietspad op rijden in de richting van de Europaweg. Wij zagen dat er twee licht getinte jongens op de Piaggio zaten welke aan het opgegeven signalement voldeden. Wij zagen dat de bestuurder een Gucci pet droeg en een Louis Vuitton tasje had
.De jongen achterop had een donker vest met een zilvergrijze horizontale streep op de rug, welke in een punt naar beneden liep. Wij zagen dat het kenteken van de Piaggio [kenteken] was.
Achtervolging te voet
Wij zagen dat de jongens de scooter neergooiden en begonnen te rennen. Wij zagen dat de twee jongens het hoge gras in liepen en dat er daarna maar één uit het hoge gras kwam. [16] Ik, [verbalisant 2] , zag, terwijl ik langs de scooter rende, dat het contactslot was uitgeboord. Ik, [verbalisant 1] , ben achter de andere jongen aangerend. Ik herkende deze jongen als zijnde de bijrijder welke achterop de Piaggio had gezeten. Ik herkende hem omdat hij een donker trainingspak aan had met een zilvergrijze horizontale streep welke in een punt naar beneden liep. Ik heb samen met [verbalisant 3] de jongen aangehouden. Deze jongen bleek [medeverdachte 2] te zijn.
Aanhouding [verdachte]
[verbalisant 3] is met zijn politiehond in het hoge gras gaan zoeken en trof daar de bestuurder van de Piaggio aan. [verbalisant 2] en [verbalisant 1] herkenden de bestuurder aan zijn Gucci pet en schoudertasje van Louis Vuitton. De verdachte bleek [verdachte] te zijn.
Insluitingsfouillering
Bij het politiebureau hebben wij een insluitingsfouillering bij [verdachte] gedaan. Wij troffen in zijn Louis Vuitton tasje een zwarte taser aan. Wij hoorden van collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5] dat zij bij de insluitingsfouillering een tasje van een taser hadden aangetroffen. Wij zagen dat de taser welke wij bij [verdachte] hadden aangetroffen, precies in het tasertasje van [medeverdachte 2] paste. Ook hadden zij twee telefoons bij [medeverdachte 2] aangetroffen. [17]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
De telefoon was in beslag genomen bij verdachte [medeverdachte 2] . Betrof een iPhone. IPhone kwam overeen met wat het slachtoffer had opgegeven. Slachtoffer heeft zijn code aan ons gegeven. Ik heb de bij ons bekende code van de telefoon ingevuld. Ik zag dat ik met deze code in de telefoon kon. [18]
In het verslag juridische beschrijving van een wapen met bijlagen is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Taser aangetroffen in nektasje van verdachte [verdachte] . [19]
Met dit voorwerp kunnen personen door een elektrische stroomstoot weerloos worden gemaakt of pijn toegebracht. Dit voorwerp is niet een medisch hulpmiddel. De vrijstelling als bedoeld in artikel 21 van de Regeling wapens en munitie is niet van toepassing. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin artikel 2 lid 1, categorie II onder 5° van de Wet wapens en munitie. [20]
Ten aanzien van parketnummer 16/134540-22 [21]
feit 1
In de aangifte van [slachtoffer 4] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op 24 mei 2022 fietste ik op het fietspad aan de Meerndijk. Ik zag dat er drie scooters langs het fietspad stilstonden. Er zaten vijf jongens op de scooters. [22] De passagier van scooter 1 zijn naam is volgens mij ‘ [bijnaam verdachte] ’. Toen ik langs deze jongens fietste, zag en voelde ik dat ik door de passagier van scooter 1 met kracht van mijn fiets afgeduwd werd. Ik kwam met mijn linker pols op de grond terecht. Ik voelde pijn aan mijn linker pols. Ik zag en voelde dat hij mij direct begon te slaan en te schoppen. Ik zag dat hij mij met gebalde vuisten twee keer op mijn gezicht sloeg. Ik voelde hevige pijn aan mijn linker jukbeen. Ik zag en voelde dat deze jongen mij 7 of 8 keer met geschoeide voeten en met kracht tegen mijn lichaam schopte. Ik voelde elke keer hevige pijn aan mijn lichaam. [23] Ik zag later dat er een rode plek zichtbaar was aan mijn linker jukbeen. [24]
In de getuigenverklaring van [getuige 1] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op 24 mei reed ik over de Meerndijk in De Meern. Ik zag dat er meerdere jongeren bij elkaar op het fietspad stonden. Ik zag dat er naast deze jongeren één persoon op de grond lag en één persoon rechtop stond. [25] Ik zag dat het slachtoffer met zijn armen zijn hoofd beschermde en zag dat de dader het slachtoffer probeerde te schoppen. Ik zag dat de dader om het slachtoffer heen liep en het slachtoffer probeerde te trappen daar waar hij kon. Ik zag dat de dader hierbij zeker drie keer het slachtoffer raakte, waarbij één keer ter hoogte van het hoofd en twee keer tegen het lichaam. Ik zag dat deze trappen met kracht waren. [26]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Om de identiteit van de genoemde " [bijnaam verdachte] " vast te stellen werd na overleg en toestemming van de officier van justitie B. Beneke een foto van [verdachte] getoond aan de moeder van de aangever. [27]
In de getuigenverklaring van [getuige 2] , met als bijlage een getoonde foto, is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op 24 mei 2022 heeft mijn zoon, [slachtoffer 4] , aangifte gedaan van mishandeling. Mijn zoon is door een jongen mishandeld die hij kent als ' [bijnaam verdachte] '. Deze jongen is op 17 april 2022 bij onze woning geweest. U heeft mij zojuist een foto laten zien van een jongen. Ik herken deze jongen als diegene die op 17 april 2022 bij ons aan de deur is geweest. Dit is de jongen die mijn zoon in zijn aangifte ' [bijnaam verdachte] ' noemt. [28]
feit 2
In de aangifte van [slachtoffer 5] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [straat] , [slachtoffer 1]
Op 31 maart 2022 was ik in de buurt van mijn huis op de hoek van de [straat] en de [straat] . Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij riep: "Blijf staan jij. Ik stond tegenover [verdachte] en ik zag dat hij met zijn hand naar zijn broekzak ging. Ik zag dat hij met één van zijn handen een mes uit zijn broekzak pakte en dat hij dat naast zijn been in zijn hand hield. Het mes was ongeveer 20 centimeter. Terwijl hij dat mes in zijn hand hield, zei hij weer op een boze en dreigende toon "ik ga mensen bellen". [29]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :
Ik sprak met het eerste kind. Die verklaarde mij: "ik zag een tijdje geleden dat [slachtoffer 5] (de rechtbank begrijpt: aangever, [slachtoffer 5] ) en een jongen samen op straat stonden. Ik zag dat de andere jongen een mes uit zijn zak pakte. Ik hoorde dat die jongen met het mes tegen [slachtoffer 5] zei "Ik ga mijn broer bellen".
Ik sprak met het tweede kind. "Ik zag een tijdje geleden dat [slachtoffer 5] met een jongen op straat stond. Ik zag dat die andere jongen een mes in zijn zak had. Ik zag dat hij dat uit zijn zak haalde. [30]
Verdachte [verdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:V: Ik kwam [slachtoffer 5] toen tegen. Ik ging naar hem toe. Ik zag toen kinderen daar bij. [31]
feit 3
In de aangifte van [slachtoffer 6] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op 27 april 2022 was ik in het Maximapark bij de Hof ter Weydeweg. [verdachte] maakte weer ruzie met mij. Toen keek hij mij heel boos aan en sloeg hij mij met zijn vuist in mijn gezicht vlakbij mijn oog. Ik voelde pijn op de plek waar hij mij raakte. [32]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Dienstbetrekking
Op 27 april 2022 kregen wij de opdracht om te gaan naar de Hof ter Weydeweg, alwaar een minderjarige jongen geslagen zou zijn door een andere minderjarige jongen.
Ter plaatse
Wij zagen de man wijzen naar de twee jongens om wie het zou gaan. Deze jongens werden ons later bekend als:
VERDACHTE: [verdachte] , geboren [2009 ]
SLACHTOFFER: [slachtoffer 6] , geboren [2007 ]
Hierbij wees de man expliciet naar de verdachte en gaf aan dat hij hem echt fysiek tegen had moeten houden, anders had het slachtoffer nog meer klappen gehad. [33]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 10] , inhoudende het gesprek met de melder, is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg het verzoek om de melder te bellen van een ruzie die gepleegd was op 27 april 2022, Hof Ter Weijdeweg te Utrecht. Ik nam telefonisch contact op met [getuige 3] . Ik vertelde haar dat zij een incident had gemeld op eerder genoemde dag en locatie en hoorde dat zij het volgende zei: Ik zag dat een brunette (de rechtbank begrijpt: een persoon met bruin haar) een blonde jongen sloeg. [34]
Ten aanzien van parketnummer 16-188846-22 [35]
[verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De advocaat heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant 11] , werkzaam als hoofdagent bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022210909-17 en gesloten op 20 juli 2022,
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 12] en [verbalisant 13] , werkzaam als hoofdagent bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022210909-7 en gesloten op 20 juli 2022, pagina 8 en 9;
  • het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant 14] , werkzaam als brigadier bij politie Eenheid Midden-Nederland, nummer PL0900-2022210941-3, en gesloten op 26 juli 2022,
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van parketnummer 16/025749-23
feit 2, primair; diefstal met geweld
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat [verdachte] geen opzet op de diefstal van de tas van [slachtoffer 1] zou hebben gehad, nu dit door de bewijsmiddelen wordt weerlegd.
feit 3; partiële vrijspraak met een houten plank richting [slachtoffer 2] slaan
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het met een plank in de richting van [slachtoffer 2] slaan (
derde gedachtestreepje). Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat [verdachte] (of iemand uit de groep waar [verdachte] bij hoorde) met een plank heeft geslagen. Hoewel aangever [slachtoffer 2] kort na het openlijke geweld heeft verklaard dat hij met een plank zou zijn geslagen, zegt hij in zijn aangifte dat er met een plank in de richting van [slachtoffer 1] zou zijn geslagen. Er zijn geen andere aanwijzingen in het dossier dat [slachtoffer 2] door [verdachte] (of iemand uit de groep waar [verdachte] bij hoorde) met een plank is geslagen. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom van dit onderdeel vrij.
Ten aanzien van parketnummer 16/134540-22
feit 2; bewezenverklaring bedreiging met mes
De getuigenverklaringen van de kinderen uit de buurt bieden op belangrijke onderdelen steun aan de verklaring van aangever. Uit het proces-verbaal blijkt dat deze getuigen verklaren over het voorval van 31 maart 2022 waar aangever [slachtoffer 5] aangifte van heeft gedaan. Beide getuigen noemen aangever bij naam. Kind 1 verklaart dat verdachte riep dat hij er iemand bij ging halen, hetgeen overeen stemt met de aangifte. De kinderen verklaren over het tonen van een mes en zij beschrijven dit mes ook. Voor zover de getuigen verschillend verklaren over details van het mes, maakt dat niet minder aannemelijk dat zij hebben gezien dat [verdachte] een mes heeft getoond aan aangever. [verdachte] heeft in zijn verklaring bevestigd dat er kinderen waren bij zijn confrontatie met aangever. De rechtbank acht – anders dan de verdediging heeft aangevoerd – de getuigenverklaringen van kind 1 en kind 2 betrouwbaar. Het enkele gegeven dat de getuigen anoniem zijn gehoord, staat hieraan niet in de weg. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] aangever heeft bedreigd door een mes aan hem te tonen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16-025749-23
feit 1op 25 januari 2023 te Utrecht, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] op zijn wang te slaan;
feit 2, primair:op 25 januari 2023 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een tas met daarin een telefoon, voetbalschoenen, scheenbeschermers en een bidon, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
enom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] te duwen en
- die [slachtoffer 1] meermaals te slaan en te schoppen en
- (vervolgens) de tas van die [slachtoffer 1] te pakken en mee te nemen;
feit 3op 25 januari 2023 te Utrecht openlijk, te weten aan het Berlijnplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ,
door
- die [slachtoffer 1] te duwen en te slaan, en
- die [slachtoffer 2] te slaan en te schoppen en op de grond te gooien;
Ten aanzien van parketnummer 16/236122-22
feit 1, primair:op 18 september 2022 te Vleuten, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een Apple Iphone, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde, door deze [slachtoffer 3] te bedreigen met een taser en te zeggen dat hij al zijn spullen moet afgeven;
feit 2op 18 september 2022 te Vleuten tezamen en in vereniging met een ander, een scooter (merk: Piaggio Vespa), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3op 18 september 2022 te Vleuten een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (taser), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 16-134540-22
feit 1op 24 mei 2022 te De Meern [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] van de fiets te duwen en meermaals tegen het hoofd en tegen het lichaam te schoppen en te stompen;
feit 2op 31 maart 2022 te Utrecht [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] een mes te tonen;
feit 3op 27 april 2022 te Utrecht [slachtoffer 6] heeft mishandeld door die [slachtoffer 6] tegen het hoofd te stompen;
Ten aanzien van parketnummer 16/188846-22
op 19 juli 2022 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad 41 gram hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 16/025749-23) en feit 1 en feit 3 (parketnummer: 16/134540-22)
telkens: mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 16/025749-23
feit 2, primair: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van parketnummer 16/236122-22
feit 1, primair: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: medeplegen van opzetheling;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º;
Ten aanzien van parketnummer 16/134540-22
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 16/188846-22
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). In afwijking van het advies van de Raad heeft de officier van justitie gevorderd dat ITB Harde Kern wordt opgelegd voor de duur van twaalf maanden en dat de Elektronische Monitoring tot 3 augustus 2023 wordt opgelegd. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de strafeis zoals geformuleerd door de officier van justitie, met uitzondering van de duur van de ITB Harde Kern. De raadsman heeft verzocht om voor de duur van de ITB Harde Kern aan te sluiten bij het advies van de jeugdreclasseerder. De raadsman heeft verzocht om het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan tien strafbare feiten. Hij heeft zich onder andere schuldig gemaakt aan meerdere mishandelingen, openlijk geweld, diefstal met geweld, afpersing met een taser en bedreiging met een mes. [verdachte] heeft met zijn handelen verschillende slachtoffers (zeer) angstige momenten bezorgd. Aangever [slachtoffer 1] is bijvoorbeeld door [verdachte] en een groep jongens belaagd, geslagen en geschopt en van zijn tas beroofd. Als gevolg hiervan durfde hij niet meer alleen over straat. [verdachte] heeft bij een afpersing gebruik gemaakt van een taser en bij een bedreiging heeft hij een mes getoond. De rechtbank acht dit – mede gelet op de zeer jonge leeftijd van [verdachte] – heel zorgelijk. [verdachte] heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers van de geweldplegingen en geen respect getoond voor de eigendommen van de slachtoffers van de afpersing en de diefstal. Deze feiten moeten op de slachtoffers een grote impact hebben gehad. De ervaring leert dat bij dergelijke slachtoffers gedurende langere tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen blijven bestaan. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank rekent dit alles [verdachte] aan.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Uit het strafblad van [verdachte] van 4 juni 2023 blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest voor soortgelijke feiten. Wel is [verdachte] ondanks zijn (jonge) leeftijd al verschillende keren in contact met de politie gekomen. De rechtbank neemt het strafblad van [verdachte] niet mee in haar overweging over de straf.
Over [verdachte] is op 6 januari 2023 een persoonlijkheidsrapportage (Pro Justitia rapportage) opgesteld door A. Schouten, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt dat bij [verdachte] sprake is van een licht verstandelijke beperking, een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Deze stoornissen waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig. Het is aannemelijk dat [verdachte] gebrek aan inlevingsvermogen in anderen, gebrekkige impulscontrole, gebrekkige gewetensontwikkeling en spanningsbehoefte een rol hebben gespeeld bij de gepleegde feiten. De psycholoog adviseert de rechtbank om de feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Bij de behandeling van [verdachte] zijn een heldere dagstructuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid, veel herhaling en uitleg op zijn niveau van belang. De psycholoog adviseert om de behandeling en de begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
De Raad heeft een rapport over [verdachte] opgesteld op 29 juni 2023. Het risico op herhaling van delictgedrag wordt ook door de Raad als hoog ingeschat. [verdachte] heeft zich sinds de schorsing op 3 april 2023 positief ontwikkeld. Bij aanvang van de schorsing zag de Raad een jongen die veel gedragsproblemen liet zien (agressief, zelfbepalend en brutaal). Ook werd gezien dat [verdachte] een kwetsbare jongen is. [verdachte] heeft al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. De Raad acht het dan ook positief dat [verdachte] zicht goed inzet. [verdachte] leert zich langzaamaan steeds beter te gedragen.
De Raad vindt het in het belang van [verdachte] dat er voorlopig sprake blijft van intensief jeugdreclasseringstoezicht en acht ITB Harde Kern passend. De jeugdreclasseerder kan er op toe blijven zien dat [verdachte] zich aan de voorwaarden blijft houden. Hiermee wordt gewaarborgd dat de noodzakelijke behandeling blijft doorlopen. Zoals de behandeling nu is vormgegeven is het mogelijk [verdachte] niet alleen meer vrijheid te geven als het goed gaat door hem een fase vooruit te laten gaan, maar zijn vrijheid ook weer in te perken als het minder goed gaat, door hem een fase terug te plaatsen. Het is van groot belang dat de ingezette behandeling wordt voortgezet en niet wordt doorkruist. Een combinatie van een leerstraf en behandeling zal voor [verdachte] niet overzichtelijk zijn, kan hem overvragen en zal mogelijk inhoudelijk overlappen. Hoewel een werkstraf voor de hand ligt gezien de hoeveelheid en de ernst van de verdenkingen en de ontkennende houding van [verdachte] , brengt een werkstraf het risico met zich op overvraging van [verdachte] , hetgeen aan een eventuele gedragsverandering in de weg zou kunnen staan. De Raad schat in dat behandeling een grotere impact zal hebben op het recidiverisico dan afstraffing met een werkstraf. De Raad vindt een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en noodzakelijk als stok achter de deur, waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer zou moeten duren dan de voorlopige hechtenis. De Raad vindt het belangrijk dat de behandeling en zijn schoolgang niet onderbroken worden door een nieuwe detentie.
De Raad adviseert om [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met (in het kort) de volgende bijzondere voorwaarden: (1) dagbesteding (school), (2) positieve vrijetijdsinvulling, (3) begeleiding door het Ontwikkelcentrum, (4) ITB Harde Kern, (5) Elektronische Monitoring, (6) locatiegebod, (7) behandeling bij Fivoor en (8) een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten.
De jeugdreclasseerder van [verdachte] , mevrouw Van de Beek, heeft ter terechtzitting aangegeven dat [verdachte] zich in de afgelopen periode positief heeft ontwikkeld, maar dat er ook nog momenten zijn waarbij hij de fout ingaat. De jeugdreclassering adviseert om ITB Harde Kern voor de duur van zes maanden op te leggen, omdat het plan van aanpak is vastgesteld tot half oktober 2023 en deze einddatum met [verdachte] is afgesproken.
8.3.3.
Conclusie
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de hoeveelheid feiten, de ernst van deze feiten en de gevolgen daarvan laten meewegen. Ook heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken dat verdachte ten tijde van de feiten pas 13 jaar oud was. De rechtbank volgt het advies van de psycholoog en zal de feiten in verminderde mate toerekenen aan [verdachte] . De rechtbank ziet in de zeer jeugdige leeftijd van [verdachte] en de verminderde toerekeningsvatbaarheid aanleiding om af te wijken van de eis de officier van justitie.
Alles overwegende legt de rechtbank [verdachte] een jeugddetentie op voor de duur van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
[verdachte] heeft al 91 dagen in voorarrest gezeten. Dit betekent dat [verdachte] niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet, tenzij hij zich tijdens zijn proeftijd niet houdt aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals hieronder opgenomen in de beslissing van de rechtbank. De rechtbank acht het van belang dat er naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie een groot deel voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd om [verdachte] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om reclasseringsbegeleiding en behandeling mogelijk te maken.
De rechtbank zal [verdachte] daarnaast niet ook nog een werkstraf of een leerstraf opleggen. De Raad heeft duidelijk gemaakt dat bij het opleggen van een leerstraf of werkstraf het risico op overvraging reëel is, terwijl [verdachte] zich, ook met het oog op het voorkomen van recidive, moet kunnen focussen op zijn behandeling en schoolgang.
8.3.4.
ITB Harde Kern en Elektronische Monitoring
[verdachte] heeft zich sinds 3 april 2023 goed ontwikkeld met de intensieve betrokkenheid, structuur en begeleiding die hem in het kader van de maatregel ITB Harde Kern zijn geboden. [verdachte] zal nu moeten leren de gekregen/aangeleerde structuur zich eigen te maken. Uit de deskundigenrapportages blijkt dat [verdachte] meer herhaling nodig heeft en dat het hem meer tijd kost om nieuwe dingen onder de knie te krijgen. Daarbij komt dat [verdachte] in de komende periode meer vrijheden gaat krijgen, wat meer van hem zal vragen en waarover de deskundigen zich nog zorgen maken. Dit maakt dat de rechtbank het van belang acht dat de jeugdreclassering aan [verdachte] nog langere tijd een duidelijke structuur kan blijven bieden en als het nodig is de regels ook weer aan kan scherpen, bijvoorbeeld door hem een fase terug te plaatsen. De rechtbank acht het daarom van belang dat de ITB Harde Kern wordt voortgezet en zal de maatregel ITB Harde Kern opleggen voor een periode van zes maanden vanaf de datum van dit vonnis. De rechtbank zal hierbij ook opnemen dat indien de jeugdreclassering de maatregel ITB Harde Kern niet meer noodzakelijk acht, het toezicht voortgezet kan worden in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank ook de Elektronische Monitoring voor de duur van zes maanden vanaf de datum van dit vonnis opleggen, zodat de Elektronische Monitoring gelijk loopt met de duur van de maatregel ITB Harde Kern.
8.3.5.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bevelen dat de algemene en bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Op basis van hetgeen in de deskundigenrapporten is geschreven over het verhoogde recidiverisico moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
8.3.6.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1.
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.816,60. Dit bedrag bestaat uit € 1.066,60 materiële schade en € 3.750,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder parketnummer 16/025749-23 ten laste gelegde. Verder heeft [slachtoffer 1] een contactverbod gevraagd.
9.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 1.066,60 aan materiële schade en een bedrag van € 1.750,00 aan immateriële schade kan worden toegewezen. Voor het overige deel van de vordering vordert de officier niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij. De officier van justitie heeft verzocht het toewijsbare bedrag hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij er geen gijzeling kan worden opgelegd
9.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft verzocht om het gedeelte van de vordering dat ziet op materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de tas van de benadeelde partij niet door [verdachte] is gestolen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat [verdachte] niet als enige aandeel heeft gehad in het geweld. Het is niet rechtvaardig wanneer [verdachte] voor de gehele schade verantwoordelijk wordt gehouden. De raadsman heeft daarnaast betoogd dat niet kan worden aangenomen dat de gestelde psychische schade een rechtstreeks gevolg is geweest van het tenlastegelegde feit, nu uit de stukken ter onderbouwing van de vordering is gebleken dat de benadeelde partij in het verleden ook is mishandeld.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van [verdachte] . De rechtbank acht de materiële schade een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en is van oordeel dat de genoemde posten voldoende zijn onderbouwd. Dat niet [verdachte] , maar één van zijn mededaders de tas heeft gepakt, maakt niet dat [verdachte] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade. Zoals uit het voorgaande blijkt, is ook hij immers schuldig (in vereniging) aan de diefstal van de tas. Het gevorderde bedrag van € 1.066,60 aan materiële schade zal dan ook worden toegewezen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen en uit de doorverwijzing van de huisarts volgt bovendien dat de benadeelde partij psychische klachten heeft ondervonden als gevolg van het strafbare feit. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden.
Wanneer schade een gevolg kan zijn van verschillende gebeurtenissen voor elk waarvan andere personen aansprakelijk zijn en vaststaat dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, rust de verplichting om de schade te vergoeden op ieder van deze personen. Dit is slechts anders als de aangesprokene stelt en bewijst dat deze schade niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is (artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek). De rechtbank ziet geen aanknopingspunt voor de stelling dat de door de benadeelde partij beschreven schade niet (in enige mate) een gevolg is van het bewezenverklaarde.
De rechtbank ziet aanleiding om een lager bedrag toe te wijzen dan gevorderd, omdat het gevorderde bedrag naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming is met de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op € 750,00. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 1.816,60 toewijzen, bestaande uit € 1.066,60 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte] is naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk voor het toegewezen bedrag. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is [verdachte] niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.816,60 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Contactverbod
De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering tot het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer 1] als afzonderlijke maatregel (in de zin van artikel 38v Sr) toe te wijzen. Een dergelijk contactverbod is namelijk al onderdeel van de bijzondere voorwaarden die [verdachte] bij de voorwaardelijke straf zullen worden opgelegd.
9.2.
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 598,25 aan materiële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder parketnummer 16/134540-22 ten laste gelegde. Daarnaast heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht om een bedrag aan immateriële schade te bepalen.
9.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering ten aanzien van de materiële schade geheel toe te wijzen en de immateriële schade te bepalen op een bedrag van € 150,00.
9.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van [verdachte] . De rechtbank acht de materiële schade een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en is van oordeel dat deze genoemde posten voldoende zijn onderbouwd. De vordering wordt dan ook toegewezen voor het bedrag van
€ 598,25.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Omdat er sprake is van lichamelijk letsel, komt de benadeelde partij in aanmerking voor toekenning van immateriële schadevergoeding. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en vergelijkbare zaken, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op € 300,00.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 898,25 toewijzen, bestaande uit € 598,25 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 898,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.BESLAG

Onder [verdachte] zijn een houten plank, een handschoen en drie schroevendraaiers in beslag genomen. De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt ingenomen over het beslag. De houten plank zal worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank zal de teruggave gelasten van de handschoen en de schroevendraaiers aan [verdachte] , aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave daarvan verzet.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 300, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht,
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt [verdachte] tot een
  • bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (91 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
  • bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
  • stelt daarbij
  • als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
  • zich in het kader van Toezicht en Begeleiding, waarvan maximaal zes maanden vanaf de datum van dit vonnis zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, zich op de door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam te bepalen tijdstippen meldt bij voornoemde jeugdreclassering, zo frequent en zolang de jeugdreclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
  • zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding (school);
  • zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsinvulling;
  • zal meewerken aan de begeleiding van het Ontwikkelcentrum of soortgelijke instantie (zoals Level UP), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zal meewerken aan een behandeling bij Fivoor (PMT en aanvullend systeemtherapie samen met moeder);
  • zal meewerken een Elektronische Monitoring (EM) en zich in dat kader aan alle afspraken houdt, voor maximaal 6 maanden vanaf de datum van dit vonnis of zoveel korter als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich zal houden aan het locatiegebod conform het deeladvies EM van 11 oktober 2022, inhoudende dat [verdachte] zich gedurende de maatregel ITB Harde Kern zal bevinden op [adres] te [woonplaats] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 2] (geboren op [2005] ), [medeverdachte 1] (geboren op [2007 ] ), [medeverdachte 3] (geboren op [2005] ) en de slachtoffers [slachtoffer 1] (geboren op [2009 ] ), [slachtoffer 2] (geboren op [2008] ), [slachtoffer 3] (geboren op [2004] ), [slachtoffer 4] (geboren op [2008] ), [slachtoffer 5] (geboren op [2006] ) en [slachtoffer 6] (geboren op [2007 ] ), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- geeft aan de gecertificeerde instelling, te weten William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam, de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer: 1 STK Houten plank (Goednummer: 3129777);
- gelast de teruggave aan [verdachte] van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Handschoen (Goednummer: G3021005);
  • 3 STK Schroevendraaier (Goednummer: G3021006);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.816,60;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • legt [verdachte] hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.816,60 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 898,25;
  • veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 898,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. I.G.C. Bij de Vaate, kinderrechter en mr. H.C. Piet, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk en mr. L. Visser, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 16-025749-23:
1
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Utrecht, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] op zijn wang te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Utrecht, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas met daarin een telefoon, voetbalschoenen, scheenbeschermers en een bidon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals te slaan en/of te schoppen en/of
- ( vervolgens) de tas van de rug van die [slachtoffer 1] (af) te pakken en mee te nemen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Utrecht, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten, aan het [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed, te weten [slachtoffer 1] , door
- achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en/of
- die [slachtoffer 1] te filmen en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals te slaan en/of te schoppen en/of
- ( vervolgens) de tas van de rug van die [slachtoffer 1] (af) te pakken en mee te nemen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Utrecht, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten, aan het Berlijnplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) en/of een goed, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
door
- die [slachtoffer 1] te duwen en/of te slaan, en/of
- die [slachtoffer 2] te slaan en/of te schoppen en/of op de grond te gooien/te duwen
- met een plank, althans een zwaar voorwerp, in de richting van die Yuksul te slaan;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Ten aanzien van parketnummer 16-236122-22
1
hij, op of omstreeks 18 september 2022 te Vleuten, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een Apple Iphone, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n), door deze, [slachtoffer 3] te bedreigen met een taser en/of te zeggen dat hij al zijn spullen moet afgeven;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 september 2022 te Vleuten, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Apple Iphone, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door deze, [slachtoffer 3] , te bedreigen met een taser en/of te zeggen dat hij al zijn spullen moet afgeven;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 18 september 2022 te Vleuten, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk: Piaggio Vespa), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij, op of omstreeks 18 september 2022 te Vleuten, gemeente Utrecht, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (taser), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
Ten aanzien van parketnummer 16-134540-22
1
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te De Meern, gemeente Utrecht [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] van de fiets te duwen en meermaals tegen het hoofd althans tegen het lichaam te schoppen en/of tegen het hoofd althans tegen het lichaam te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 31 maart 2022 te Utrecht [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door door die [slachtoffer 5] een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Utrecht [slachtoffer 6] heeft mishandeld door die [slachtoffer 6] tegen het hoofd althans tegen het lichaam te duwen en/of te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Ten aanzien van parketnummer 16-188846-22
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2022 tot en met 20 juli 2022 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2023026094, opgemaakt door politie Midden-Nederland, van 7 maart 2023, doorgenummerd 1 tot en met 235. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] van 25 januari 2023, pagina 40.
3.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] van 25 januari 2023, pagina 41.
4.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] van 25 januari 2023, pagina 41.
5.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] van 25 januari 2023, pagina 42.
6.Een proces verbaal aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 1] van 4 februari 2023, pagina 51.
7.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] van 25 januari 2023, pagina 174.
8.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] van 25 januari 2023, pagina 175.
9.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] van 25 januari 2023, pagina 175.
10.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] van 25 januari 2023, pagina 175.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 18 september 2022, opgemaakt door politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022276370, doorgenummerd 1 tot en met 63 en genummerd PL0900-2022276380-2, doorgenummerd 1 tot en met 3. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Een proces-verbaal aangifte door [aangever 1] van 18 september 2022, pagina 1 (in het digitale dossier opgenomen onder het kopje ‘Aanvullende aangifte heling’).
13.Een proces-verbaal aangifte door [aangever 1] met bijlage van 18 september 2022, pagina 3.
14.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3] van 18 september 2022, pagina 24.
15.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3] van 18 september 2022, pagina 25.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2022, pagina 5.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2022, pagina 6.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2022, pagina 31.
19.Bijlage bij een geschrift, te weten een verslag juridische beschrijving van een wapen van 18 januari 2023, (in het digitale dossier opgenomen onder het kopje ‘Aanvullend procesdossier’).
20.Een geschrift, te weten een verslag juridische beschrijving van een wapen van 18 januari 2023, (in het digitale dossier opgenomen onder het kopje ‘Aanvullend procesdossier’), pagina 1.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2022154531, opgemaakt door politie Midden-Nederland, van 13 juli 2022, doorgenummerd 1 tot en met 66. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] van 24 mei 2022, pagina 24.
23.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] van 24 mei 2022, pagina 25.
24.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] van 24 mei 2022, pagina 26.
25.Het verhoor van getuige [getuige 1] van 24 mei 2022, pagina 35.
26.Het verhoor van getuige [getuige 1] van 24 mei 2022, pagina 36.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2022, pagina 33.
28.Het verhoor van getuige [getuige 2] van 28 mei 2022, pagina 43.
29.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 5] van 1 maart 2022, pagina 4.
30.Het proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2022, pagina 38.
31.Het proces-verbaal verhoor van verdachte van 31 mei 2022, pagina 62.
32.Een proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 6] van 15 mei 2022, pagina 11.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2022, pagina 28.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2022, pagina 34.
35.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2022211577, opgemaakt door politie Midden-Nederland, van 24 augustus 2022, doorgenummerd 1 tot en met 70. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.