ECLI:NL:RBMNE:2023:7689

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10413463 \ UC EXPL 23-2034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van factuur voor geleverde diensten in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [handelsnaam 1], en gedaagde, [handelsnaam 2]. Eiseres vorderde betaling van een factuur van € 574,75 voor door haar geleverde foto’s van producten (sushi) aan gedaagde, die deze verplichting niet was nagekomen. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. Gedaagde erkende uiteindelijk de vordering, maar vroeg om een betalingsregeling vanwege haar financiële situatie.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de factuur van € 574,75 moest betalen, aangezien de verplichting uit de overeenkomst van opdracht vaststond en niet meer ter discussie stond. De kantonrechter kon geen betalingsregeling in termijnen opleggen, maar gaf gedaagde de mogelijkheid om contact op te nemen met eiseres voor een mogelijke regeling. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 86,21 en proceskosten van in totaal € 594,01. De totale te betalen som kwam uit op € 671,96, inclusief de hoofdsom en kosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht en de mogelijkheden voor partijen om betalingsregelingen te treffen, maar ook de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van kosten in een civiele procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10413463 UC EXPL 23-2034 NA/58602
Vonnis van 28 juni 2023
inzake
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam 1],
wonende in [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [handelsnaam 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: Van Loon Incasso Advocaten.
tegen:
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [handelsnaam 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding met producties 1 tot en met 6;
 het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 29 maart 2023, aan te merken als de conclusie van antwoord;
 de conclusie van repliek met producties 7 en 8;
 de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd in deze zaak?
2.1.
[handelsnaam 1] heeft op basis van een overeenkomst van opdracht voor [handelsnaam 2] verschillende producten (sushi) gefotografeerd en ge-edit.
2.2.
[handelsnaam 1] heeft na het uitvoeren van de opdracht op 29 oktober 2022 aan [handelsnaam 2] een factuur gestuurd van € 574,75. Het bedrag is door [handelsnaam 2] niet betaald.
2.3.
[handelsnaam 1] vordert dat [handelsnaam 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan [handelsnaam 1] de factuur van € 824,85 (hoofdsom en kosten) te betalen. Ook wil [handelsnaam 1] dat [handelsnaam 2] haar proceskosten betaalt.
2.4.
Uiteindelijk heeft [handelsnaam 2] de vordering erkend. [handelsnaam 2] vraagt de kantonrechter om rekening te houden met haar financiële situatie en de daaruit voortkomende wens om het bedrag in termijnen te mogen betalen.
2.5.
De vraag die centraal staat is of [handelsnaam 2] de factuur van € 574,75 aan [handelsnaam 1] moet betalen. Dit is het geval. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
Hoofdsom van € 574,75
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [handelsnaam 2] de factuur van € 574,75 moet betalen aan [handelsnaam 1] , omdat vast is komen te staan dat [handelsnaam 2] haar verplichting volgens de overeenkomst van opdracht (betaling voor de door [handelsnaam 1] geleverde foto’s) niet is nagekomen. Dit staat tussen partijen niet meer ter discussie. De door [handelsnaam 1] gevorderde hoofdsom wordt daarom toegewezen.
2.7.
De kantonrechter kan niet bepalen dat [handelsnaam 2] het bedrag in termijnen kan betalen (vergelijk 6:29 van het Burgerlijk Wetboek). Uiteraard heeft [handelsnaam 2] de mogelijkheid om contact op te nemen met (de gemachtigde van) [handelsnaam 1] om te bespreken of een betalingsregeling mogelijk is.
Buitengerechtelijke kosten en andere kosten
2.8.
[handelsnaam 2] moet verder de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 86,21 betalen. [handelsnaam 1] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Daarnaast komt het gevorderde bedrag overeen met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn.
2.9.
De
‘Kosten Extracten’van € 11,- (exclusief btw) moet [handelsnaam 2] ook aan [handelsnaam 1] betalen, omdat dit bedrag voldoende is onderbouwd. [handelsnaam 2] heeft ook niet weersproken dat zij dit bedrag moet betalen. De overige ‘
Kosten Derden’ en btw van in totaal € 152,89 hoeft [handelsnaam 2] niet te betalen. [handelsnaam 1] heeft deze kosten niet onderbouwd. Het is onduidelijk hoe dit bedrag is opgebouwd en [handelsnaam 1] heeft evenmin uitgelegd hoe deze kosten zich verhouden tot bijvoorbeeld de (wel toewijsbare) buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De proceskosten
2.10.
[handelsnaam 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [handelsnaam 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 116,01
- griffierecht € 214,00
- salaris gemachtigde €
264,00(2 punten x tarief € 132,00)
Totaal € 594,01
De nakosten
2.11.
De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [handelsnaam 2] om aan [handelsnaam 1] tegen bewijs van kwijting te betalen € 671,96;
3.2.
veroordeelt [handelsnaam 2] tot betaling van de proceskosten van [handelsnaam 1] , tot de uitspraak van dit vonnis vastgesteld op € 594,01, waarvan € 264,- aan salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt [handelsnaam 2] , onder de voorwaarde dat [handelsnaam 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [handelsnaam 1] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,- aan salaris gemachtigde, te betalen aan [handelsnaam 1] ;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.