In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [handelsnaam 1], en gedaagde, [handelsnaam 2]. Eiseres vorderde betaling van een factuur van € 574,75 voor door haar geleverde foto’s van producten (sushi) aan gedaagde, die deze verplichting niet was nagekomen. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. Gedaagde erkende uiteindelijk de vordering, maar vroeg om een betalingsregeling vanwege haar financiële situatie.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de factuur van € 574,75 moest betalen, aangezien de verplichting uit de overeenkomst van opdracht vaststond en niet meer ter discussie stond. De kantonrechter kon geen betalingsregeling in termijnen opleggen, maar gaf gedaagde de mogelijkheid om contact op te nemen met eiseres voor een mogelijke regeling. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 86,21 en proceskosten van in totaal € 594,01. De totale te betalen som kwam uit op € 671,96, inclusief de hoofdsom en kosten.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht en de mogelijkheden voor partijen om betalingsregelingen te treffen, maar ook de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van kosten in een civiele procedure.