ECLI:NL:RBMNE:2023:7664

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C-16-564412 - JE RK 23-1785
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdhulpverlening

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is op 26 oktober 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige verleend. De zaak betreft de minderjarige, geboren in de Verenigde Staten, die onder toezicht is gesteld en eerder bij de moeder in een moeder-kindhuis woonde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie in het moeder-kindhuis onhoudbaar was, mede door de gedragsproblematiek van de minderjarige en de moeilijkheden van de moeder om zich te laten begeleiden. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling, waarbij de kinderrechter heeft besloten om de machtiging te verlengen tot 25 november 2023. De kinderrechter heeft grote zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en benadrukt dat de moeder de komende periode moet laten zien dat zij in staat is om hulp te aanvaarden en haar leven op orde te krijgen. De kinderrechter houdt het resterende deel van het verzoek aan voor een mondelinge behandeling op 24 november 2023, waarbij de GI, de ouders en een vertegenwoordiger van de instelling worden opgeroepen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/564412 / JE RK 23-1785
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter van de kinderrechter over een verlenging uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,
gevestigd in Utrecht,
hierna: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [2019] in [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika),
hierna: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J. Weldam,
[de vader],
hierna: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 18 oktober 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 19 oktober;
- de e-mail van de advocaat van 25 oktober met bijlagen.
1.2.
Op 26 oktober 2023 heeft de kinderrechter de moeder gehoord op de spoedbeslissing en het aangehouden verzoek van de GI behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI: mw. [A] en mw. [B] ;
  • de directeur van [instelling] : mw. [C] ;
  • de voormalig begeleider van moeder in het moeder-kindhuis van [instelling] : mw. [D] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel op de hoogte was van de zitting.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 13 september 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13
september 2024.
2.3.
[minderjarige] woonde bij de moeder in een moeder-kindhuis.. Hij is met spoed uit huis geplaatst bij beschikking van 18 oktober 2023. Het toegewezen gedeelte van de verzochte machtiging loopt 15 november 2023. [minderjarige] verblijft in een gezinshuis.

3.Het verzoek

3.1.
In het verzoekschrift van 19 oktober 2023 heeft de GI verzocht om een machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting heeft de GI voorgesteld et verzoek voor drie maanden toe te wijzen en aan te houden voor het overige. De GI heeft verklaard dat het op zich goed gaat met [minderjarige] in het gezinshuis. De gedragsproblematiek is duidelijk aanwezig, maar hij gedijt goed op de structuur die hem geboden wordt. Er wordt gezocht naar een school voor [minderjarige] . Op dit moment wordt ingezet op een keer een uur per week begeleide omgang met moeder. Ondanks het plan van moeder en [instelling] om met [minderjarige] te wonen in een accommodatie van [instelling] , vindt de GI terugplaatsing bij moeder onverantwoord. Moeder is niet voldoende beschikbaar voor [minderjarige] gebleken, staat onvoldoende open voor hulp en laat zich niet corrigeren. De GI ziet een patroon waarin moeder de schuld buiten zichzelf plaatst. De GI vind het noodzakelijk dat moeder een hulpvraag gaat formuleren, dat ze emotioneel beschikbaar is voor [minderjarige] , dat ze mee gaat werken aan diagnostiek en dat ze zorgt dat [minderjarige] geen getuige is van ruzies. De GI hoopt zo spoedig mogelijk video-interactietraining in te [plaats] . Terugplaatsing is volgens de GI pas mogelijk als moeder voor een langere periode laat zien dat ze leerbaar is. De GI vindt, aangezien moeder in het verleden niet in staat was om langdurige begeleiding te aanvaarden, een maand hiervoor te kort.

4.De standpunten

4.1.
De vertegenwoordigers van [instelling] hebben verklaard dat [instelling] meerdere locaties heeft. Moeder en [minderjarige] verbleven in een moeder-kindhuis, dat minder passend was voor hen. De groep waar moeder in terecht kwam was hecht en zeer beschermend naar hun baby’s. [minderjarige] was erg druk en ‘ruw’ aanwezig. Het lukte moeder niet om te mengen in de groep en moeder vond het lastig om de begeleiding te aanvaarden. Zij was niet in staat om, mede vanwege het regelen van haar verblijfsvergunning, het intensieve traject tot een succesvol einde te brengen. De noodzakelijke veiligheid kon daarom niet geboden worden in het moeder-kindhuis. Zonder duidelijk overleg met [instelling] is [minderjarige] vervolgens uit huis geplaatst door de GI, terwijl binnen [instelling] een passend alternatief aanwezig is. Moeder is door [instelling] tijdelijk opgevangen bij een [naam] . Op 1 december 2023 kan zij samen met [minderjarige] terecht bij een nieuwe en waarschijnlijk passende accommodatie, het moeder-kindhuis, [naam] in [plaats] . [instelling] ziet dat moeder momenteel meer toenadering zoekt en dat ze iets beter kan reflecteren. Een aantal basisvoorwaarden is nu geregeld. [instelling] hoopt dat [minderjarige] teruggeplaatst kan worden bij moeder en dat zij vervolgens samen in [plaats] kunnen gaan verblijven.
4.2.
De moeder heeft tijdens de zitting verklaard dat zij de tijd bij het moeder-kindhuis lastig vond. Zij werd gepest door de andere moeders en kon [minderjarige] daar niet de ruimte bieden om veilig te spelen. Moeder heeft verklaard dat het klopt dat ze niet altijd beschikbaar was voor [minderjarige] . Ze moest veel regelen voor haar verblijf in Nederland en voor het contact met haar andere kinderen. Moeder heeft inmiddels haar leven meer op orde. Ze heeft daarnaast hulp ingeschakeld van een psycholoog. Moeder staat in principe open voor diagnostiek. Moeder vindt dat [minderjarige] het beste af is bij haar. [minderjarige] heeft deze wens tijdens de omgang ook huilend geuit. Moeder hoopt dat [minderjarige] zo spoedig mogelijk bij haar geplaatst kan worden.

5.De beoordeling

De beslissing

5.1.
De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen tot 26 november 2023. De kinderrechter houdt het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van 24 november om 09.45 uur.
Het juridische kader
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat aan de vereisten van artikel 1:265b eerste lid, BW is voldaan. Op dit moment is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding.
De toelichting
5.3.
De kinderrechter maakt zich grote zorgen over [minderjarige] . Hij heeft veel begrenzing en structuur nodig. De situatie in het moeder-kindhuis was onhoudbaar. Dit kwam deels door de groep waar moeder in terechtkwam, maar had zeker ook te maken met het feit dat moeder het moeilijk vond om zich begeleidbaar op te stellen. [minderjarige] heeft een sensitieve ouder nodig die emotioneel beschikbaar is en adequaat kan inspelen op de omgeving en de behoeften van [minderjarige] . De kinderrechter vindt het positief dat moeder zich in haar korte verblijf bij [naam] verder heeft opengesteld en dat ze professionele hulp heeft gezocht van een psycholoog. Maar, terugplaatsing is op dit moment te vroeg. De kinderrechter vindt het belangrijk dat moeder de tijd krijgt om haar leven verder op orde te brengen. Daarnaast moet moeder de komende maand vanuit wonen bij [naam] van [instelling] laten zien dat ze bereid is tot diagnostiek, dat ze wil meewerken aan video-interactietraining, dat ze zich leerbaar kan opstellen en dat ze stappen blijft [plaats] in het reflecteren op haar eigen gedrag. Om dit te monitoren is het verblijf van moeder bij [naam] essentieel. Voor [minderjarige] is het belangrijk dat hij bij het gezinshuis kan blijven. Na deze periode kan gekeken worden of terugplaatsing bij moeder, en gezamenlijk verblijf bij [naam] in [plaats] , van [instelling] haalbaar is.
5.4.
De kinderrechter wil opmerken dat uit het IVRK en artikel 8 van het EVRM afgeleid kan worden dat uithuisplaatsing voor de kortst mogelijke duur moet plaatsvinden en er op gericht moet zijn dat ouder en kind herenigd worden. Hierbij staat de gezondheid en de ontwikkeling van het kind altijd voorop. De overheid dient zich daarvoor in te spannen. Dat is niet alleen een opgave voor jeugdzorginstellingen, maar andere overheidsinstanties, zoals gemeenten. In de recent gepubliceerde handreiking van het NJI ‘Afwegingen bij de inzet van schaarse jeugdhulp’ komt dit ook naar voren. Daarin wordt beschreven dat dat de wachtlijstproblematiek vraagt om anders te kijken en te handelen. Hierin wordt benadrukt dat een professionele afweging gemaakt moet worden. Niet alleen specialistische jeugdhulp kan oplossing bieden. Soms is het versterken van de randvoorwaarden minstens zo belangrijk. Dit kan op de lange termijn daarnaast kosten besparen. Op dit moment is het noodzakelijk dat moeder bij [naam] van [instelling] kan blijven. [instelling] is, mits dit financieel gerealiseerd kan worden, bereid moeder te blijven begeleiden. Het alternatief, waarbij moeder in de maatschappelijke opvang belandt en er gewacht moet worden op de inzet van een traject als 2thepoint-traject verdient niet de voorkeur in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] want het zal veel tijd kosten. Daarnaast zal het kostbaar zijn. De kinderrechter gaat er daarom van uit dat de financiering voor de opvang van moeder bij [instelling] georganiseerd kan worden.
5.5.
De kinderrechter houdt het resterende deel van het verzoek aan. Op de zitting zal de stand van zaken besproken worden. Hierna kan besloten worden wat er moet gebeuren met het resterende deel van het verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsingvan [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 15 november 2023 tot 25 november 2023;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de vader, de moeder en een vertegenwoordiger van [instelling] op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw aan Vrouwe Justitiaplein 1 in Utrecht, op
24 november 2023 om 09:45 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.3.
verzoekt de GI
uiterlijk 22 november 2023 de kinderrechter schriftelijk te informerenover het verloop van de ondertoezichtstelling, in kopie naar de vader en de advocaat van de moeder;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.N. van Oostveen, als griffier. In verband met afwezigheid van de rechter is de beschikking voor gezien getekend door mr. R.M. Maliepaard.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.