In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen eisers, [eiser] en [eiseres], en gedaagden, bestaande uit een vennootschap onder firma en haar vennoten, over de aansprakelijkheid voor gebreken aan een veranda die door gedaagden was gebouwd. Eisers hebben de woning, inclusief de veranda, gekocht van de vorige eigenaren, [A] en [B]. Na de aankoop hebben eisers geconstateerd dat de veranda verzakt was en hebben zij gedaagden aangesproken voor schadevergoeding van € 7.417,10, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagden hebben echter betwist dat zij aansprakelijk zijn, omdat zij geen overeenkomst met eisers hebben gesloten en het gebrek aan de veranda niet vaststaat.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 15 november 2023 geoordeeld dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor het bestaan van het gebrek aan de veranda. De door eisers ingeschakelde deskundige werd niet als onafhankelijk beschouwd, en de kantonrechter oordeelde dat eisers onvoldoende onderbouwing hebben gegeven voor hun vordering. Bovendien heeft de kantonrechter vastgesteld dat gedaagden niet in verzuim zijn geraakt, omdat eisers hen geen gelegenheid hebben geboden om het gebrek te inspecteren en te herstellen. Als gevolg hiervan zijn de vorderingen van eisers afgewezen en zijn zij veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het stellen van een vordering in het kader van gebreken aan onroerende zaken, evenals de verplichting van de koper om de verkoper in de gelegenheid te stellen eventuele gebreken te verhelpen voordat aanspraak op schadevergoeding kan worden gemaakt.