Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
Factuurnummer Datum Opdrachtgever Bedrag openstaand
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en [gedaagde]. De procedure betreft een vordering van [eiseres] tot terugbetaling van een bedrag van € 970,98 door [gedaagde], dat hij had ontvangen op basis van een factoringovereenkomst. De overeenkomst hield in dat [eiseres] de facturen van [gedaagde] aan een derde partij, [bedrijf 1], had overgenomen en dat [gedaagde] verplicht was om terug te betalen indien de rechtmatigheid van de vordering door de debiteur werd betwist.
De feiten van de zaak tonen aan dat [gedaagde] twee facturen had ingediend bij [bedrijf 1], maar dat een deel van deze facturen door [bedrijf 1] niet was betaald. [eiseres] had [gedaagde] het bedrag van € 1.370,93 uitbetaald, maar [bedrijf 1] had in totaal € 970,98 niet aan [eiseres] betaald. [eiseres] heeft [gedaagde] in een brief op de hoogte gesteld van de betwisting door [bedrijf 1] en hem verzocht om het openstaande bedrag terug te betalen. [gedaagde] heeft echter niet betaald, wat heeft geleid tot de vordering van [eiseres].
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] op grond van de bepalingen in de factoringovereenkomst verplicht was om het bedrag van € 970,98 terug te betalen, omdat de rechtmatigheid van de vordering door [bedrijf 1] was betwist. Daarnaast heeft de kantonrechter een contractuele boete van € 500,- toegewezen aan [eiseres], evenals de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens aan [eiseres] toegewezen, omdat [gedaagde] ongelijk heeft gekregen in deze procedure.