ECLI:NL:RBMNE:2023:7658

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
10596960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van uitbetaalde facturen en toewijzing van contractuele boete in het kader van een factoringsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en [gedaagde]. De procedure betreft een vordering van [eiseres] tot terugbetaling van een bedrag van € 970,98 door [gedaagde], dat hij had ontvangen op basis van een factoringovereenkomst. De overeenkomst hield in dat [eiseres] de facturen van [gedaagde] aan een derde partij, [bedrijf 1], had overgenomen en dat [gedaagde] verplicht was om terug te betalen indien de rechtmatigheid van de vordering door de debiteur werd betwist.

De feiten van de zaak tonen aan dat [gedaagde] twee facturen had ingediend bij [bedrijf 1], maar dat een deel van deze facturen door [bedrijf 1] niet was betaald. [eiseres] had [gedaagde] het bedrag van € 1.370,93 uitbetaald, maar [bedrijf 1] had in totaal € 970,98 niet aan [eiseres] betaald. [eiseres] heeft [gedaagde] in een brief op de hoogte gesteld van de betwisting door [bedrijf 1] en hem verzocht om het openstaande bedrag terug te betalen. [gedaagde] heeft echter niet betaald, wat heeft geleid tot de vordering van [eiseres].

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] op grond van de bepalingen in de factoringovereenkomst verplicht was om het bedrag van € 970,98 terug te betalen, omdat de rechtmatigheid van de vordering door [bedrijf 1] was betwist. Daarnaast heeft de kantonrechter een contractuele boete van € 500,- toegewezen aan [eiseres], evenals de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens aan [eiseres] toegewezen, omdat [gedaagde] ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak met zaaknummer: 10596960 \ LC EXPL 23-1516 D/51246
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. C. de Graeff (Axen Juristen),
tegen
[gedaagde],
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte van [eiseres] van 5 juli 2023;
- de aanvullende producties 7 tot en met 10 van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling op 14 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[eiseres] heeft [gedaagde] in de procedure met zaaknummer 10379593 LC \ EXPL 23-525 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op die dagvaarding gereageerd. Partijen hebben in die procedure vóór de geplande mondelinge behandeling een minnelijke regeling getroffen. Bij akte van 5 juli 2023 heeft [eiseres] verzocht om de zaak opnieuw op de rol te plaatsen, waarna de zaak is voortgezet met zaaknummer 10596960 \ LC EXPL 23-1516.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 september 2023 was namens [eiseres] mevrouw [A] , operationeel manager, aanwezig. Ook mr. De Graeff was aanwezig. [gedaagde] was niet aanwezig.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het leveren van factoringdiensten aan ondernemers, zoals het overnemen, beheren en innen van business to business vorderingen.
2.2.
In september 2021 hebben [eiseres] en [gedaagde] (‘Verkoper’) een factoringovereenkomst (hierna: de factoringovereenkomst) gesloten met betrekking tot een vordering van [gedaagde] op [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). In de overeenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:

IN AANMERKING NEMENDE DAT:
A. Verkoper uit hoofde van haar bedrijfsactiviteiten vorderingen op naam heeft verkregen (of in de toekomst zal verkrijgen) op derden (de “Vorderingen”)
B. Verkoper gebruik wil maken van debiteurenfinanciering door middel van verkoop en cessie van haar Vorderingen aan FreelanceFactoring;
C. FreelanceFactoring bereid is om de Vorderingen van Verkoper te kopen en cessie daarvan aan haar te aanvaarden onder de in deze factoringovereenkomst (de “Overeenkomst”) genoemde voorwaarden;
(…)
ARTIKEL 7 RETROCESSIE
1. Indien de rechtmatigheid van (een deel van) een Overgedragen Vordering door een Debiteur wordt betwist (gereclameerd), dan stelt FreelanceFactoring Verkoper hiervan zo spoedig mogelijk in kennis. Verkoper verplicht zich ertoe om binnen één (1) week na deze berichtgeving schriftelijk uitsluitsel te verschaffen aan FreelanceFactoring omtrent deze betwisting. Indien:
a. Verkoper aangeeft dat de betwisting door de Debiteur geheel of gedeeltelijk terecht is;
b. Verkoper niet binnen de gestelde termijn van één (1) week uitsluitsel verschaft; of
c. als de rechtmatigheid van de Overgedragen Vordering niet binnen drie (3) weken na de
betwisting door de Debiteur komt vast te staan, zulks uitsluitend ter beoordeling van
FreelanceFactoring;
2. is FreelanceFactoring gerechtigd de Overgedragen Vordering aan Verkoper terug te
verkopen en retrocederen aan Verkoper (“Retrocessie”).
3. In een situatie als bedoeld in artikel 7.1, (…), dan is Verkoper op eerste verzoek van FreelanceFactoring verplicht om retrocessie van de betreffende Overgedragen Vordering te aanvaarden tegen (terug)betaling van een bedrag gelijk aan het Aankoopbedrag, verminderd met een eventuele deelbetaling door de Debiteur, en vermeerderd met:
c. een direct opeisbare boete ten bedrage van 5% van het Factuurbedrag, met een minimum van EUR 500,-.”.
2.3.
[gedaagde] heeft op 10 september 2021 een overeenkomst van opdracht gesloten met het uitzendbureau [bedrijf 1] op grond waarvan [gedaagde] als zzp’er werkzaamheden heeft verricht.
2.4.
[gedaagde] heeft bij factuur van 31 januari 2022 € 896,61 inclusief btw bij [bedrijf 1] in rekening gebracht. De factuur ziet op 38 uur aan werkzaamheden als nachtreceptionist.
2.5.
[gedaagde] heeft bij factuur van 7 april 2022 € 474,32 inclusief btw bij [bedrijf 1] in rekening gebracht. De factuur ziet op 16 uur aan werkzaamheden als nachtreceptionist en een kilometervergoeding.
2.6.
[gedaagde] heeft de facturen van in totaal € 1.370,93 inclusief btw overgedragen aan [eiseres] . Dat staat ook op de facturen vermeld.
2.7.
[eiseres] heeft het bedrag van € 1.370,93 inclusief btw aan [gedaagde] uitbetaald.
2.8.
[bedrijf 1] heeft van de facturen in totaal € 970,98 niet aan [eiseres] betaald.
2.9.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] op 24 november 2022 een brief gestuurd, waarin – voor zover van belang – het volgende staat:

Factuurnummer Datum Opdrachtgever Bedrag openstaand
21068-05 31-01-2022 [bedrijf 2] B.V. € 773,19
21083 07-04-2022 [bedrijf 2] B.V. € 197,79
De door u overgedragen facturen worden door uw opdrachtgever (deels) betwist c.q. afgekeurd. Op grond van de factoringsovereenkomst dient u aan FreelanceFactoring (terug) te betalen. Dit hebt u tot op heden nog niet gedaan. FreelanceFactoring zal haar vordering daarom ter incasso aan ons kantoor uit handen geven.
U kunt dit nog slechts voorkomen door het totaalbedrag van € 970,98 binnen 8 dagen na vandaag aan FreelanceFactoring te betalen (…)”.
2.10.
[gedaagde] heeft het bedrag van € 970,98 niet aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 970,98, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Verder vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een contractuele boete van € 500,- te betalen en dat hij wordt veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
4.1.
[eiseres] krijgt van de kantonrechter gelijk. [gedaagde] moet € 970,98 met rente en kosten aan [eiseres] betalen. [gedaagde] moet ook de gevorderde contractuele boete van € 500,- aan [eiseres] betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
[gedaagde] moet van de uitbetaalde facturen € 970,98 terugbetalen
4.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] het bedrag van € 970,98 op grond van artikel 7 van de factoringovereenkomst aan haar moet terugbetalen. Volgens [eiseres] heeft [bedrijf 1] dit bedrag niet aan haar willen betalen, omdat [gedaagde] voor een gefactureerde dienst niet is komen opdagen en te veel reiskosten in rekening heeft gebracht.
4.3.
[gedaagde] voert aan dat [eiseres] de door hem ingediende uren pas na akkoord door [bedrijf 1] aan hem heeft uitbetaald. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] volgens [gedaagde] geen aanspraak meer kan maken op terugbetaling van het bedrag van € 970,98.
4.4.
Het verweer kan [gedaagde] niet helpen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] haar werkwijze toegelicht. Volgens [eiseres] bestaat haar dienstverlening er juist uit dat [gedaagde] op basis van vertrouwen direct de facturen uitbetaald krijgt. Pas na uitbetaling controleert [eiseres] bij de ‘Debiteur’ (in dit geval [bedrijf 1] ) of de factuur terecht is. Daarom is volgens [eiseres] ook artikel 7 in de factoringovereenkomst opgenomen. [gedaagde] heeft deze werkwijze niet weersproken. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [eiseres] de facturen eerst aan [gedaagde] heeft uitbetaald en dat zij de facturen daarna pas bij [bedrijf 1] heeft geïncasseerd.
4.5.
[gedaagde] is het er verder niet mee eens dat [bedrijf 1] het bedrag van € 970,98 niet aan [eiseres] heeft betaald. Ook dit verweer kan [gedaagde] niet helpen. In de door [eiseres] ingediende brief van 24 november 2022 stelt zij [gedaagde] ervan op de hoogte dat [bedrijf 1] de facturen tot een bedrag van € 970,98 heeft weersproken. Uit niets blijkt dat daarna binnen drie weken is komen vast te staan dat [gedaagde] dit bedrag terecht bij [bedrijf 1] in rekening heeft gebracht. Dat betekent dat [gedaagde] op grond van artikel 7 lid 1 sub c en lid 3 van de factoringovereenkomst verplicht is om het bedrag van € 970,98 aan [eiseres] terug te betalen. Of [bedrijf 1] dit bedrag had moeten betalen en dus nog verschuldigd is, is een discussie die [gedaagde] met [bedrijf 1] moet voeren. Het staat [gedaagde] vrij om te proberen het bedrag van € 970,98 zelf bij [bedrijf 1] te incasseren. [eiseres] staat hierbuiten.
[gedaagde] moet de contractuele boete van € 500,- betalen
4.6.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 7 lid 3 van de factoringovereenkomst een boete van € 500,- aan haar moet betalen. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de bijkomende kosten, maar heeft geen redenen gegeven waarom hij de contractuele boete van € 500,- niet verschuldigd is. De kantonrechter zal de gevorderde boete dan ook toewijzen.
Rente
4.7.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In dit geval is sprake van een handelsovereenkomst, omdat [eiseres] en [gedaagde] beiden hebben gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. [gedaagde] is de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf het moment dat de contractuele of wettelijke betalingstermijn voor de facturen is verstreken. [eiseres] heeft niet gesteld wanneer dat moment is ingegaan. In de brief van 24 november 2022 sommeert de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] om binnen acht dagen tot betaling over te gaan. Omdat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, zal de wettelijke handelsrente vanaf 3 december 2022 worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 145,50 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten en nakosten
4.9.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] betalen, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De kosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding
107,84
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2 punten × € 199,00)
Totaal
870,84
4.10.
Als [eiseres] nog kosten moet maken om de beslissing uit te voeren, moet [gedaagde] die ook betalen. Die eventuele kosten worden hieronder vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van:
I. € 970,98 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW hierover vanaf 3 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
II. € 500,- aan contractuele boete;
III. € 145,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 870,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 99,50 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf de vijftiende dag na de betekening tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.