ECLI:NL:RBMNE:2023:7654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
10579043
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en aansprakelijkheid van huurders in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2023, is de stichting Woonstichting Centrada, gevestigd te Lelystad, eiseres tegen de gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft een huurachterstand van € 556,10 die door de gedaagden is ontstaan. De huurders zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de huur, ongeacht eventuele onderlinge afspraken die zij hebben gemaakt. De procedure is gestart met een dagvaarding op 23 juni 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een aanvullend antwoord van de gedaagden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand correct is en dat de gedaagden in verzuim zijn geraakt door de huur niet vooruit te betalen. De kantonrechter heeft de vordering van Centrada toegewezen, inclusief de wettelijke rente over de huurachterstand, en de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt dat onderlinge afspraken tussen huurders geen invloed hebben op hun gezamenlijke aansprakelijkheid voor de huurbetalingen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak met zaaknummer: 10579043 \ LC EXPL 23-1401 van
de stichting
WOONSTICHTING CENTRADA
handelend onder de naam Centrada,
gevestigd te Lelystad,
eiseres, hierna te noemen: Centrada,
gemachtigde: Hanemaayer De Boer & Partners,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
verschenen bij de heer [gedaagde sub 2] ,

2.2. [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
verschenen in persoon.
Gedaagden zullen hierna samen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 juni 2023 met 3 producties;
- de conclusie van antwoord;
- het aanvullend antwoord van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- de akte van Centrada met een specificatie van de huurachterstand.
1.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld om op de akte van Centrada te reageren. Van deze gelegenheid hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar het in deze procedure om gaat

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] huren van Centrada de woning aan de [adres] in [woonplaats] . De huurprijs is (op dit moment) € 781,46 per maand en moet worden vooruitbetaald. Volgens Centrada hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een huurachterstand van € 556,10 laten ontstaan. Centrada vordert betaling van die huurachterstand, met rente en kosten. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] klopt de hoogte van de huurachterstand niet.

3.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
3.1.
Centrada krijgt van de kantonrechter gelijk. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten € 556,10 aan huurachterstand met rente aan Centrada betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Huurachterstand
3.2.
Uit de door Centrada ingediende specificatie blijkt een huurachterstand van € 556,10 tot en met de maand juli 2023. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft [gedaagde sub 1] via een betalingsregeling drie betalingen van elk € 75,- gedaan die niet op de huurachterstand in mindering zijn gebracht. Centrada heeft toegelicht dat twee van de betreffende drie betalingstermijnen (termijnen 3 en 6) zijn gestorneerd en dus niet zijn betaald. De derde termijn (termijn 5) is volgens Centrada wel degelijk op de huurachterstand in mindering gebracht. Dit is verder niet door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] weersproken en blijkt ook uit de specificatie. In de conclusie van antwoord voeren [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verder nog aan dat [gedaagde sub 2] de huur voor de maand april 2022 heeft betaald, maar dat Centrada met die betaling geen rekening heeft gehouden. In het aanvullend antwoord zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hierop teruggekomen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de hoogte van de huurachterstand verder niet weersproken. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de huurachterstand tot en met de maand juli 2023 € 556,10 bedraagt.
3.3.
Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben zij onderling afgesproken dat [gedaagde sub 1] een deel van de huurachterstand voor haar rekening zou nemen. Voor zover [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiermee willen aanvoeren dat [gedaagde sub 2] een deel van de huurachterstand niet aan Centrada hoeft te betalen, kan dit verweer hen niet helpen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn op grond van de huurovereenkomst allebei aansprakelijk voor de (volledige en tijdige) betaling van de huur. Eventuele onderlinge afspraken tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen gevolgen voor die aansprakelijkheid. Centrada staat buiten die onderlinge afspraken en hoeft daar geen rekening mee te houden.
3.4.
De kantonrechter zal [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] veroordelen om de huurachterstand van € 556,10 tot en met de maand juli 2023 aan Centrada te betalen.
Wettelijke rente
3.5.
Omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de huur vooruit moeten betalen en dat niet hebben gedaan, zijn zij in verzuim geraakt. Daarom moeten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over de huurachterstand betalen. De gevorderde wettelijke zal dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
3.6.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat Centrada tijdens deze procedure niet bereid is geweest om een betalingsregeling af te spreken. Dit verweer kan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet helpen. Centrada was (en is) niet verplicht om een betalingsregeling met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te treffen.
3.7.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten de proceskosten van Centrada betalen, omdat zij ongelijk hebben gekregen. De kosten van Centrada worden begroot op:
dagvaarding € 131,83
griffierecht € 322,00
salaris gemachtigde € 198,00(1,5 punten x tarief € 132,00)
Totaal € 651,83.
Hoofdelijke veroordeling
3.8.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan Centrada te betalen:
I. € 556,10 aan huurachterstand tot en met de maand juli 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 1 juli 2023 tot de dag van volledige betaling, waarbij rekening moet worden gehouden met tussentijdse betalingen;
II. € 6,15 aan wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW tot en met 15 juni 2023;
III. de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 521,59 vanaf 16 juni 2023 tot en met 30 juni 2023;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Centrada tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 651,83;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.