ECLI:NL:RBMNE:2023:7629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/16/562181 / JE RK 23-1520
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een minderjarige met vermoedens van LVB bij ouders

Op 6 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2022, in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, die onder ouderlijk gezag staan, onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden. Dit besluit is genomen naar aanleiding van zorgen over de hechtingsrelatie tussen de minderjarige en zijn ouders, en het vermoeden dat beide ouders een lichtverstandelijke beperking hebben. De Raad heeft op 1 september 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling, omdat de ouders moeite hebben met het accepteren van hulp en adviezen van hulpverleners. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2023 waren de vader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig, maar de moeder was afwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet voldoende in staat zijn om de noodzakelijke zorg voor de minderjarige te bieden, wat leidt tot een ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders de komende periode hun uiterste best moeten doen om samen te werken met de gezinsvoogd en andere hulpverleners. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/562181 / JE RK 23-1520
Datum uitspraak: 6 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, [plaats] , hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,
gevestigd te Amsterdam- [.] , hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 1 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
6 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- mevrouw [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de GI.
De moeder is niet gekomen, omdat zij geen oppas had.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige (voornaam)] woont bij zijn ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Voor de motivering van het verzoek van de Raad verwijst de kinderrechter naar het verzoekschrift van de Raad van 1 september 2023. De Raad heeft haar verzoek op zitting als volgt nader onderbouwd. De Raad maakt zich ernstig zorgen over de hechtingsrelatie tussen [minderjarige (voornaam)] en zijn ouders en of het de ouders lukt om aan te sluiten bij [minderjarige (voornaam)] .
De hulpverlening ervaart bij de ouders dat zij het ingewikkeld vinden om tips aan te nemen. Daarom vindt de Raad het belangrijk dat er een gezinsvoogd komt die de regie kan nemen en kan kijken wat voor ondersteuning er nodig is zodat de ouders [minderjarige (voornaam)] volledig kunnen bieden wat hij nodig heeft.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft namens de ouders verteld dat hij niet goed weet wat zij van de ondertoezichtstelling vinden. Ze hebben het gevoel dat de ondertoezichtstelling een stempel is en dat je er daarna niet meer vanaf komt. Ook omdat de andere kinderen van de moeder onder toezicht staan of hebben gestaan. Het belangrijkste voor de ouders is dat [minderjarige (voornaam)] thuis blijft wonen en niet uit huis wordt gehaald.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige (voornaam)] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Zij zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
5.3.
De kinderrechter begrijpt uit het raadsrapport dat de ouders heel veel van [minderjarige (voornaam)] houden en dat [minderjarige (voornaam)] goed groeit en motorisch snel is in zijn ontwikkeling. Toch vindt de kinderrechter wel dat [minderjarige (voornaam)] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er wordt dus voldaan aan het hiervoor genoemde wettelijke criterium. Zij zal dat hierna uitleggen.
5.4.
[minderjarige (voornaam)] is nog heel jong en is daarom volledig afhankelijk van zijn ouders. Er zijn zorgen over de vraag of het de ouders voldoende lukt om aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige (voornaam)] en of zij voldoende begrijpen wat [minderjarige (voornaam)] nodig heeft in de dagelijkse verzorging.
De kinderrechter maakt zich daarom – net als de Raad – zorgen over de gevolgen hiervan op de hechting tussen [minderjarige (voornaam)] en zijn ouders en op zijn emotionele ontwikkeling.
5.5.
Verder is uit het rapport van de Raad gebleken dat er een vermoeden is dat beide ouders een lichtverstandelijke beperking hebben.
Van ouders met een lichtverstandelijke beperking is bekend dat zij het moeilijk kunnen vinden om goed te begrijpen wat een kind nodig heeft en dat zij het moeilijk kunnen vinden om hulp te vragen en om adviezen te accepteren en op te volgen.
In dit geval heeft de Raad tijdens het onderzoek ook een aantal voorbeelden gezien waaruit volgt dat de ouders het lastig vinden om in te schatten wat [minderjarige (voornaam)] nodig heeft. Ook is uit het onderzoek gebleken dat de ouders – en dan vooral de moeder – veel weerstand hebben tegenover de hulpverlening en dat het lang duurt voordat de hulpverlening van de grond komt. Zowel de [instelling] , de GGD als het Wijkteam zien dat de moeder het moeilijk vindt om tips en adviezen aan te nemen en dat het voor beide ouders lang duurt om adviezen in de praktijk te brengen.
Tot slot maakt de Raad zich zorgen over het feit dat het voor de ouders soms lastig is om afspraken te maken, brieven te lezen en deze te begrijpen. Hierdoor bestaat het risico dat [minderjarige (voornaam)] bijvoorbeeld niet op tijd de juiste hulp krijgt.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat hulpverlening in het vrijwillig kader niet genoeg is. Zoals hiervoor is uitgelegd is namelijk gebleken dat de ouders beperkt openstaan voor de hulp. De kinderrechter vindt het dan ook noodzakelijk dat er een gezinsvoogd komt die de regie kan nemen en toezicht kan houden op de inzet en vooruitgang van de hulpverlening in het gezin. Er is een gezinsvoogd nodig die ervoor kan zorgen dat de belangen van [minderjarige (voornaam)] voorop komen te staan.
5.7.
Binnen de ondertoezichtstelling dient in ieder geval aan de volgende, door de Raad opgestelde, doelen te worden gewerkt:
- [minderjarige (voornaam)] groeit op in een veilige en voorspelbare leefomgeving waar sprake is van structuur, een vast ritme en stimulatie (nieuwe dingen leren, voldoende prikkels);
- [minderjarige (voornaam)] heeft ouders die in staat zijn voor hem een stabiele en veilige opvoedsituatie te creëren en die goed kunnen inschatten wat [minderjarige (voornaam)] nodig heeft en dit ook kunnen toepassen;
- er is zicht op de opvoedvaardigheden en de leerbaarheid van de ouders;
- ouders zijn in staat – eventueel met hulp van anderen - om afspraken te maken en noodzakelijke dingen voor [minderjarige (voornaam)] te regelen.
5.8.
Gelet op de ernst van de problematiek zal de kinderrechter [minderjarige (voornaam)] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
5.9.
De kinderrechter wil tot slot dit nog tegen de ouders zeggen.
Het is heel belangrijk voor [minderjarige (voornaam)] dat de ouders de komende periode hun uiterste best gaan doen. [minderjarige (voornaam)] is nog jong en daardoor helemaal afhankelijk van zijn ouders.
De hulpverleners die verstand hebben van wat kinderen nodig hebben van hun opvoeders, maken zich zorgen over [minderjarige (voornaam)] . Deze zorgen gaan
nietover drugsgebruik door de ouders. Daar is ook geen sprake van. De hulpverleners zien wel dat de ouders nog dingen kunnen leren om [minderjarige (voornaam)] zo goed mogelijk te laten opgroeien.
De kinderrechter begrijpt dat vooral de moeder dat lastig vindt. Zij heeft al eerder moeten meemaken dat vier kinderen bij haar zijn weggehaald. Dat heeft tot veel verdriet geleid.
Op de zitting heeft de kinderechter aan de vader gezien dat hij en ook de moeder oprecht bang zijn dat [minderjarige (voornaam)] bij hun wordt weggehaald.
De kinderrechter hoopt dat de ouders goed gaan samenwerken met de gezinsvoogd en de andere hulpverleners die de ouders komen helpen. Deze beslissing van de kinderrechter is niet bedoeld om de ouders dwars te zitten. Hopelijk zien de ouders de ondertoezichtstelling als een kans op een betere situatie voor [minderjarige (voornaam)] en voor henzelf.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige (voornaam)] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 6 oktober 2023 tot 6 oktober 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023 door mr. R.R. Everaars-Katerberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts als griffier, en op schrift gesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.