ECLI:NL:RBMNE:2023:7627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10443609 \ UC EXPL 23-2514
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitleg van een overeenkomst inzake advertentieplaatsing en betaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een eenmanszaak, aangeduid als [gedaagde], over de uitleg van een overeenkomst inzake de plaatsing van een advertentie in een database. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 713,53, terwijl de gedaagde een tegenvordering indiende van € 495,00, gebaseerd op de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling of bedrog.

De procedure begon met een dagvaarding op 19 april 2023, waarna beide partijen schriftelijk hun standpunten hebben toegelicht. De eiseres stelde dat de gedaagde akkoord was gegaan met een aanbod voor twee kwartalen opname in de database tegen een prijs van € 495,00 per kwartaal. De gedaagde betwistte dit en stelde dat er slechts een eenmalige opname was afgesproken voor dat bedrag.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in de gegeven omstandigheden mocht begrijpen dat het aanbod van de eiseres inhield dat zijn gegevens eenmalig in de database zouden worden opgenomen voor € 495,00 exclusief btw. De rechter concludeerde dat de vordering van de eiseres tot betaling van het tweede kwartaal niet was overeengekomen en wees deze af. Ook de tegenvordering van de gedaagde werd afgewezen, omdat de eiseres haar verplichtingen had nagekomen. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde, aangezien de eiseres ongelijk had gekregen in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10443609 UC EXPL 23-2514 aw/1370
Vonnis van 4 oktober 2023
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: H.G. Zeiger,
tegen:
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.H. Davids.

1.Het verloop van de procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding met 3 producties is op 19 april 2023 bij [gedaagde] bezorgd,
  • [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd en een tegenvordering ingesteld (conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie). Hij heeft 15 producties bijgevoegd,
  • vervolgens heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd (conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie). Zij heeft productie 4 bijgevoegd,
  • daarna heeft [gedaagde] schriftelijk gereageerd (conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie). Hij heeft een productie bijgevoegd,
  • [eiseres] heeft als laatste gereageerd (conclusie van dupliek in reconventie),
  • de kantonrechter heeft bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] houdt zich bezig met de reparatie en restauratie van [.] . Hij heeft een eenmanszaak met de naam “ [handelsnaam] ”.
2.2.
[eiseres] houdt zich bezig met de dienstverlening aan bedrijven op het gebied van promotie.
2.3.
In juli 2022 heeft een medewerker van [eiseres] telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] met het aanbod om zijn eenmanszaak op te nemen in haar database “ [naam] .com ”. Na dat gesprek heeft [eiseres] aan [gedaagde] op 19 juli 2022 per e-mail het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van uw telefonisch onderhoud met één onzer medewerkers zenden we u hierbij de specificaties van uw opdracht toe. Genoemde prijzen zijn per kwartaal.
Uw bedrijfspresentie wordt opgenomen in onze database [naam] .com . Uiteraard kunnen we de vermelding voor u aanpassen wanneer u een nieuw product, aanbieding, dienst en/of nieuw evenement extra wil promoten. Het geheel biedt ondersteuning aan vergroting van de vindbaarheid van uw onderneming.
Opdrachtgever: dhr. [gedaagde]
Product: [naam]
Aantal kwartalen: 2 keer
Opname in het [naam] .com ter vergroting van de vindbaarheid € 995,-
Link naar uw website € 495,-
(…)
Alles naar wens? Beantwoord dan de mail voor akkoord, naam en referentie nummer: [....] ”
2.4.
In reactie op dat e-mailbericht heeft [gedaagde] nog diezelfde dag aan [eiseres] het volgende geschreven:
“Bij deze niet akkoord!!
De vermelde prijs is een totaal uit de lucht gevallen iets.
Bij deze verzoek ik u de annulering te bevestigen en mij nooit meer te bellen of mailen!
Ik verwacht per ommegaande uw bevestiging!”
2.5.
Daarna heeft [eiseres] nogmaals telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] . Na afloop van dat telefoongesprek heeft [eiseres] (ook op 19 juli 2022) aan [gedaagde] het volgende geschreven, per e-mail:
“In de bijlage uw definitieve vermelding voor de eenmalige opdracht.
Zoals besproken en hieronder weergegeven is de opdracht € 495,-
(…)
Naar aanleiding van uw telefonisch onderhoud met één onzer medewerkers zenden we u hierbij de specificaties van uw opdracht toe. Genoemde prijzen zijn per kwartaal.
Uw bedrijfspresentie wordt opgenomen in onze database [naam] .com . (…)
Opdrachtgever: dhr. [gedaagde]
Product: [naam]
Aantal kwartalen: 2 keer
Opname in het [naam] .com ter vergroting van de vindbaarheid €495,-
Link naar uw website € 0,-
(…)”
2.6.
[gedaagde] heeft op voornoemd e-mailbericht van [eiseres] diezelfde dag gereageerd als volgt:
“Dit is akkoord”.
2.7.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] een factuur toegestuurd gedateerd 1 augustus 2022, met een bedrag van € 598,95, dat is € 495,00 vermeerderd met btw. [gedaagde] heeft dat bedrag aan [eiseres] betaald.
2.8.
Op 12 oktober 2022 heeft [eiseres] nogmaals € 598,95 aan [gedaagde] in rekening gebracht. Dat bedrag heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.

3.De wederzijdse vorderingen en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan haar te betalen € 713,53 (€ 598,95 hoofdsom + € 89,84 buitengerechtelijke incassokosten + € 24,74 wettelijke rente tot 3 april 2023) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 598,95 vanaf 3 april 2023 tot de voldoening en de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] akkoord is gegaan met haar (gewijzigde) aanbod om zijn onderneming gedurende 2 kwartalen op te nemen in haar database [naam] .com , tegen betaling van € 495,00 exclusief btw, oftewel € 598,95 inclusief btw, per kwartaal. Hij moet daarom ook de tweede factuur van € 598,95, die op 12 oktober 2022 is opgemaakt, aan [eiseres] betalen. Omdat hij dat niet heeft gedaan is hij aan [eiseres] behalve het bedrag van die factuur ook de wettelijke rente en de gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten verschuldigd, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert als verweer – samengevat – aan dat hij telefonisch heeft ingestemd met de plaatsing van een advertentie op [naam] .com voor een bedrag van € 495,00. Groot was zijn verbazing toen hij een dag later een opdrachtbevestiging ontving van € 995,00 voor opname in de database en € 495,00 voor een link naar zijn website. Hij heeft daartegen direct bezwaar gemaakt omdat dit niet alleen zijn financiële budget ver te boven gaat, maar dit ook niet was afgesproken. [eiseres] heeft telefonisch contact met hem opgenomen en in dat gesprek is hij akkoord gegaan met een eenmalige opname in de database tegen betaling van € 495,00. Hij heeft vervolgens de ontvangen factuur van € 598,95 inclusief btw aan [eiseres] betaald en dacht overal vanaf te zijn. Hij was verbaasd dat hij in oktober 2022 weer een factuur van € 598,95 ontving en hij heeft daar direct bezwaar tegen gemaakt, omdat immers een eenmalige plaatsing is overeengekomen. Hij meent dat hij aan [eiseres] niets meer verschuldigd is en vraagt de kantonrechter de vordering af te wijzen.
3.4.
[gedaagde] vordert op zijn beurt dat de kantonrechter [eiseres] zal veroordelen om aan hem een bedrag van € 495,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023 tot de voldoening en de proceskosten.
3.5.
[gedaagde] legt aan zijn tegenvordering ten grondslag dat hij de overeenkomst vernietigt wegens een wilsgebrek, namelijk dwaling of bedrog. Als gevolg van die vernietiging dient [eiseres] het door hem betaalde bedrag van € 495,00 aan hem terug te betalen, op grond van onverschuldigde betaling (zo begrijpt de kantonrechter het standpunt van [gedaagde] ).
3.6.
[eiseres] betwist dat sprake is geweest van een wilsgebrek bij [gedaagde] . Hij is zelf met [eiseres] in onderhandeling gegaan over de prijs, zodat ervan uit gegaan moet worden dat hij de opdracht goed doordacht heeft geplaatst. Wat die opdracht inhield blijkt duidelijk uit de schriftelijke bevestiging. [eiseres] heeft de opdracht uitgevoerd en heeft daarom recht op betaling van haar werkzaamheden. [gedaagde] heeft het gevorderde bedrag van € 495,00 niet onverschuldigd aan [eiseres] betaald en [eiseres] vraagt de kantonrechter de vordering van [gedaagde] af te wijzen.

4.De beoordeling van de wederzijdse vorderingen

4.1.
De wederzijdse vorderingen worden afgewezen. De kantonrechter licht die beslissing toe als volgt.
De opdracht
4.1.1.
Kern van het geschil is wat tussen partijen precies is overeengekomen over de opname van de bedrijfsgegevens van [gedaagde] in de database van [eiseres] . Volgens [eiseres] blijkt dat duidelijk uit de schriftelijke plaatsingsopdracht die zij aan [gedaagde] heeft toegestuurd (het aanbod) en waarop [gedaagde] schriftelijk akkoord heeft gegeven (de aanvaarding van haar aanbod): het gaat om twee kwartalen à € 495,00 exclusief btw. Volgens [gedaagde] daarentegen heeft hij met [eiseres] afgesproken dat zijn bedrijfsgegevens eenmalig in de database zullen worden opgenomen tegen betaling van € 495,00.
4.1.2.
De kantonrechter is het niet met [eiseres] eens dat haar gewijzigde schriftelijke aanbod duidelijk is, integendeel. [eiseres] heeft het gewijzigde aanbod per e-mail aan [gedaagde] toegestuurd, kort na het met [gedaagde] gevoerde telefoongesprek, met de volgende begeleidende tekst:
“In de bijlage uw definitieve vermelding voor deeenmalige opdracht.Zoals besproken en hieronder weergegevenis de opdracht € 495,-”.
De meegestuurde gewijzigde plaatsingsopdracht, waarnaar door [eiseres] wordt verwezen, vermeldt inderdaad een te betalen bedrag van € 495,00. In de toelichting daarbij staat dat het genoemde bedrag per kwartaal is verschuldigd. Bij het aantal kwartalen staat: 2 keer. De betalingsverplichting van [gedaagde] is in dat geval dus geen € 495,00, maar € 990,00. De door [eiseres] verstrekte, schriftelijke informaties zijn daarom onderling tegenstrijdig.
4.1.3.
Van belang is wat er voorafgaand aan dat gewijzigde, schriftelijke aanbod tussen partijen is voorgevallen en besproken. [eiseres] heeft met [gedaagde] telefonisch contact opgenomen om haar diensten aan te bieden. Na dat eerste telefoongesprek heeft [eiseres] aan [gedaagde] een eerste schriftelijk aanbod gedaan voor opname in haar database tegen betaling van € 995,00 en voor een link naar zijn website voor een bedrag van € 495,00, één en ander voor twee kwartalen. Daarbij staat dat genoemde prijzen per kwartaal zijn. Uit de reactie van [gedaagde] op dat aanbod blijkt dat hij daarvan enorm is geschrokken en dat dat aanbod volgens hem niet overeenkomt met wat in het telefoongesprek is besproken. Na opnieuw telefonisch contact te hebben opgenomen met [gedaagde] heeft [eiseres] een gewijzigd aanbod gedaan voor één van de twee eerder aangeboden diensten, namelijk opname in de database, tegen (ongeveer) de helft van de oorspronkelijk genoemde prijs, namelijk € 495,00 in plaats van € 995,00. De mail naar aanleiding van het tweede gesprek begint met “voor de eenmalige opdracht” en “is de opdracht € 495,-” (zie hiervoor onder 4.1.2.). [eiseres] stelt weliswaar dat haar medewerker in het tweede telefoongesprek duidelijk tegen [gedaagde] heeft gezegd dat de prijs € 495,00 per kwartaal is en dat het gaat om twee kwartalen oftewel twee plaatsingen, maar [gedaagde] heeft dat betwist en het standpunt van [eiseres] komt niet overeen met de inleidende tekst van de e-mail die de betrokken medewerker van [eiseres] kort na dat telefoongesprek aan [gedaagde] heeft toegestuurd. De kantonrechter aanvaardt daarom als juist dat in het tweede telefoongesprek is besproken dat [gedaagde] aan [eiseres] € 495,00 exclusief btw zou betalen voor de eenmalige opname in de database van [eiseres] . Dat is in ieder geval waar hij op heeft mogen vertrouwen. Dat hij een akkoord geeft op deze mail, maakt niet dat hij gebonden is aan de met die inleidende tekst tegenstrijdige inhoud van de nadere uitwerking die daarna volgt.
Conclusie voor de vordering van [eiseres]
4.1.4.
De conclusie luidt dan ook dat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden uit de tekst van het gewijzigde aanbod van [eiseres] heeft mogen begrijpen dat haar aanbod inhield de eenmalige opname van zijn bedrijfsgegevens in haar database, dat wil zeggen gedurende één kwartaal, tegen betaling van € 495,00 exclusief btw. Dat aanbod heeft [gedaagde] aanvaard. Dat betekent dat een tweede plaatsing oftewel tweede kwartaal, waarvan [eiseres] nu betaling vordert, niet is overeengekomen. De vordering van [eiseres] tot betaling van € 598,95 voor het tweede kwartaal wordt daarom afgewezen, net als de nevenvorderingen.
Wilsgebreken
4.1.5.
[gedaagde] heeft aan [eiseres] € 495,00 exclusief btw betaald voor opname in de database gedurende één kwartaal. Hij vordert terugbetaling van dat bedrag, omdat de overeenkomst volgens hem onder invloed van dwaling of bedrog is tot stand gekomen. Hij stelt dat de vermelding in de database geen enkel praktisch nut lijkt te hebben en dat de andere omstandigheden van het geval erop wijzen dat hij hier bewust pootje wordt gelicht in een poging om hem zoveel mogelijk geld afhandig te maken zonder dat daar een concrete tegenprestatie tegenover staat.
4.1.6.
Het beroep van [gedaagde] op de vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling of bedrog kan niet slagen. Hij is met [eiseres] overeengekomen dat zijn bedrijfsgegevens eenmalig worden opgenomen in de database van [eiseres] en dat hij daarvoor € 495,00 exclusief btw zal betalen. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiseres] uitvoering aan die overeenkomst heeft gegeven door zijn bedrijfsgegevens op te nemen in de database. Zij heeft de overeengekomen prestatie verricht. Als [gedaagde] van mening is dat die opname in de database voor hem geen nut heeft, dan kan dat niet tot de conclusie leiden dat hij de overeenkomst onder invloed van dwaling of bedrog is aangegaan. Of de door [eiseres] aangeboden diensten voor hem van nut zijn is een afweging die hij zelf moet maken alvorens de overeenkomst aan te gaan.
Conclusie voor de tegenvordering van [gedaagde]
4.1.7.
De tegenvordering van [gedaagde] , de terugbetaling van € 495,00 met wettelijke rente, wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
4.2.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen wat betreft haar vordering. Zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat zij haar eigen proceskosten draagt en de proceskosten van [gedaagde] moet betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden tot vandaag begroot op € 264,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 132,00).
4.3.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen wat betreft zijn tegenvordering. Hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Hij moet zijn eigen proceskosten dragen en de proceskosten van [eiseres] vergoeden. Gelet op de samenhang met de vordering van [eiseres] worden de proceskosten van [eiseres] tot vandaag begroot op € 80,00 aan salaris gemachtigde (2 x 0,5 x het tarief van € 80,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
Op de vordering van [eiseres]
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot vandaag begroot op € 264,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Op de tegenvordering van [gedaagde]
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot vandaag begroot op € 80,00 aan salaris gemachtigde;
5.6.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.