ECLI:NL:RBMNE:2023:7626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/16/553241 / HL ZA 23-080
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbreking van samenwoning en verdeling van een eenvoudige gemeenschap met betrekking tot een woning en financiële verplichtingen

In deze zaak gaat het om de verbreking van de samenwoning tussen een man en een vrouw, die in 2013 een affectieve relatie zijn aangegaan en in 2017 een islamitisch huwelijk hebben gesloten. Na de beëindiging van hun relatie in augustus 2021, zijn er geschillen ontstaan over de verdeling van de gezamenlijke woning en de financiële verplichtingen die voortvloeien uit hun samenwoning. De man heeft de woning in 2019 gekocht, waarbij sprake is van een eenvoudige gemeenschap. Hij vordert onder andere dat de woning aan hem wordt toegedeeld, dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheek, en dat de overwaarde van de woning wordt vastgesteld. De vrouw vordert op haar beurt dat de man haar een bedrag van € 6.000,- betaalt als bruidsschat, en dat de overwaarde van de woning wordt vastgesteld. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en heeft geoordeeld dat de man recht heeft op een deel van de overwaarde van de woning, en dat de vrouw een bijdrage moet leveren aan de kosten van de huishouding. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw de man moet vergoeden voor onterecht opgenomen bedragen van de gezamenlijke bankrekening. De rechtbank heeft de vorderingen van de man en de vrouw gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Zaak- en rolnummer: C/16/553241 / HL ZA 23-080
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van:
[eiser],
wonende in [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W.F. Wienen,
e n
[gedaagde] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.A.V. Hoogerduyn.
Partijen zullen hierna mede de man respectievelijk de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 24 februari 2023.;
de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie;
de conclusie van antwoord in reconventie;
e akte namens de vrouw van 4 september 2023 met de vertaling van de het echtscheidingscontract, en
het proces-verbaal van de op 9 oktober 2023 gehouden mondelinge behandeling.

2.Waar gaat het over?

Wat staat vast?
2.1.
De man en de vrouw hebben in 2013 een affectieve relatie met elkaar gekregen en hebben op [trouwdatum] 2017 een islamitisch huwelijk gesloten. In november 2019 zijn zij gaan samenwonen. De man en de vrouw hebben geen samenlevingscontract laten opstellen.
2.2.
Op 1 november 2019 hebben partijen de woning aan de [adres] in [plaats] geleverd gekregen tegen een koopsom van € 355.000,-. Er is ten aanzien van deze woning sprake van een eenvoudige gemeenschap. Uit de nota van afrekening blijkt dat vóór de aankoop een waarborgsom van € 35.500,- is gestort.
2.3.
Sinds augustus 2021 leven de man en de vrouw gescheiden van elkaar en woont de man alleen in de gemeenschappelijke woning.
2.4.
Het islamitisch huwelijk tussen partijen is op [echtscheidingsdatum] 2021 geëindigd door scheiding. In de scheidingsakte van [echtscheidingsdatum] 2021 is daarnaast nog vastgelegd:
“(…)
Opmerkingen: er werd een bedrag van zesduizend euro als bruidsprijs overeengekomen die binnen zes maanden voldaan zal worden.
(…)”
Wat ligt voor?
in conventie (de vorderingen van de eisende partij)
2.5.
De man vordert dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
a) De woning aan het adres [adres] te [plaats] aan de man toe te delen, dit onder de voorwaarde dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de hypotheeknemer kan worden ontslagen, en de vrouw te verplichten aan deze toedeling, waaronder de notariële overdracht van haar aandeel in de woning aan de man, mee te werken;
b) De overwaarde te bepalen op het bedrag van de taxatiewaarde minus de hypothecaire geldschuld minus het bedrag van € 111.291,41 (te vermeerderen met wettelijke rente, zoals gevorderd onder c)) vermeerderd met de hypotheekrente en aflossing en eigenaarsdeel waterschapslasten, gemeentelijke belastingen, zoals OZB, premie huisverzekering (waaronder opstalverzekering) en premies overlijdensrisicoverzekering vanaf 1 februari 2023 tot aan de notariële overdracht van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man en minus de kosten van de overdracht, en te bepalen dat de vrouw gerechtigd zal zijn tot de helft van de aldus berekende overwaarde, althans te bepalen dat de overwaarde het bedrag zal bedragen van de taxatiewaarde minus de hypothecaire geldlening en minus de kosten van de overdracht en alsdan de vrouw te veroordelen aan de man het bedrag van € 55.645,71 te betalen, alsmede de helft van de hypotheekrente en aflossing en eigenaarsdeel waterschapslasten, gemeentelijke belastingen, zoals OZB, premie huisverzekering (waaronder opstalverzekering) en premies overlijdensrisicoverzekering vanaf 1 februari 2023 tot aan de notariële overdracht van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man, althans te bepalen dat de voormelde vordering van de man op de vrouw dient te worden verrekend met het bedrag van de helft van de overwaarde dat aan de vrouw toekomt, althans een andere door uw rechtbank in goede justitie te bepalen beslissing te nemen;
c) De vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van de wettelijke rente berekend over het bedrag van € 55.645,71 en dit berekend vanaf de datum van dagvaarden tot aan de dag der algehele voldoening;
d) De vrouw te veroordelen tot het verstrekken van een taxatieopdracht, dit samen met de man, aan [makelaar] te Almere dit binnen veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis en te bepalen dat ieder van de partijen de helft van de taxatiekosten moet betalen;
e) De vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van € 665,45 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarden tot aan de dag der algehele voldoening;
f) De vrouw te veroordelen mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de gezamenlijke bankrekening met nummer [rekeningnummer] in die zin dat deze bankrekening op naam van de man wordt gezet en dit zonder nadere verdeling van he saldo;
g) De vrouw te veroordelen tot afgifte aan de man, dit binnen vierentwintig uur na de datum van het vonnis, althans binnen vierentwintig uur na betekening van het vonnis aan de vrouw , van de reservesleutel van de auto van de man;
h) De vrouw te veroordelen mee te werken aan de veroordelingen als gevraagd en dit op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag, waaronder een dagdeel heeft te gelden als een gehele dag, dat de vrouw de verplichtingen niet nakomt, en daarbij het maximum van de dwangsom te bepalen op een bedrag van € 25.000,-;
i) De vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van de proceskosten, alsmede de nakosten, forfaitair berekend op € 157,- zonder betekening in conventie of reconventie/voorde vordering of voor de tegenvordering, € 246,- zonder betekening in conventie en reconventie/voor de vordering of voor de tegenvordering tezamen, en verhoogd met € 82,- in geval van betekening.
2.6.
De man baseert zijn vorderingen op de vaststaande feiten en stelt voorts dat sprake is van een eenvoudige gemeenschap die verdeeld moet worden en dat hij vergoedingsrechten heeft jegens de vrouw.
2.7.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man.
in reconventie (de tegenvorderingen van de gedaagde partij)
2.8.
De vrouw vordert dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
a) de overwaarde bepaalt op het bedrag van de taxatiewaarde minus de hypothecaire schuld en te gelasten dat de man gehouden zal zijn dit bedrag aan de vrouw uit te keren;
b) gelast dat de man aan de vrouw zal uitkeren het bedrag van € 6.000,- conform de gesloten overeenkomst uit hoofde van de ontbinding van het islamitisch huwelijk tussen de man en de vrouw;
c) de man veroordeelt in de kosten van onderhavige procedure (conventie en reconventie) waaronder begrepen het salaris en de verschotten van de gemachtigde van de vrouw.
2.9.
De vrouw baseert haar vorderingen op de vaststaande feiten en stelt voorts dat de woning verdeeld moet worden en dat de afspraak tussen over de bruidsschat door de man moet worden nagekomen.
2.10.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw.
2.11.
Omdat de vorderingen in convenant en in reconventie op dezelfde onderwerpen zien, zal de rechtbank deze vorderingen hierna gezamenlijk behandelen.

3.De beoordeling

Geen internationale aspecten
3.1.
Er is in deze zaak op geen enkel punt gebleken dat sprake is van internationale aspecten, zodat de rechtbank er van uit zal gaan dat deze geen rol spelen en zij daarom de rechtsmacht en het toepasselijk recht niet hoeft vast te stellen.
Verdeling
Woning
3.2.
Partijen hebben de woning aan de [adres] in [plaats] samen gekocht en zijn dus samen eigenaar van de woning. Op de woning rust een hypotheek bij [bedrijf] . Er is sprake van een ‘eenvoudige gemeenschap’. Partijen hebben gevraagd de verdeling van deze gemeenschap vast te stellen of de wijze van verdeling hiervan te gelasten.
3.3.
De man heeft te kennen gegeven de woning te willen overnemen, waar de vrouw op zich geen bezwaar tegen heeft. Partijen zijn het alleen niet eens over de waarde van de woning en in het bijzonder of een nieuwe taxatie van de woning moet plaatsvinden. Tegelijkertijd is niet duidelijk of de man de woning tegen de taxatiewaarde zal kunnen overnemen. De man heeft onweersproken gesteld dat de waarde van de woning is gewijzigd. Bovendien is het vorige taxatierapport van 17 juni 2022 en dus niet meer actueel. Tussen partijen is niet in geschil dat een nieuwe taxatie uitgevoerd kan worden door [makelaar] in Almere. De rechtbank zal de wijze van verdeling van de woning gelasten zoals verder in het dictum omschreven.
Saldo bankrekening
3.4.
Partijen zijn het verder erover eens dat zij gezamenlijke rechthebbende zijn van het saldo op de bankrekening bij ING Bank op naam van partijen met nummer [rekeningnummer] .
3.5.
De man wil dat de bankrekening op zijn naam komt te staan en dat de vrouw haar medewerking daaraan moet verlenen, zonder verdeling van het saldo. De vrouw heeft geen bezwaar tegen de gevorderde wijziging van de tenaamstelling van de bankrekening. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat de bankrekening na afschrijving van de vaste lasten maandelijks slechts een gering saldo had en dat verdeling niet nodig is. De rechtbank wijst daarom de vordering van de man toe en zal de vrouw veroordelen tot het verlenen van haar medewerking om de bankrekening op naam van de man te zetten, zonder verdeling van het saldo.
3.6.
Daarnaast wil de man dat de vrouw een bedrag van € 665,45 aan hem betaalt vermeerderd met de wettelijke rente. Hij stelt dat de vrouw na het verbreken van de samenleving ten onrechte opnames heeft gedaan van de bankrekening. Tijdens de zitting heeft de vrouw erkend dat zij voornoemd bedrag onterecht van de bankrekening heeft opgenomen. De rechtbank zal de vordering van de man tot terugbetaling van € 665,45 door de vrouw aan de man toewijzen.
De vergoedingsrechten
3.7.
De man vordert de vrouw te veroordelen een bedrag van € 55.645,71 vermeerderd met wettelijke rente aan de man te betalen in verband met een vergoedingsrecht en een verrekening van de kosten van de huishouding. Het vergoedingsrecht betreft een bedrag van € 33.876,50 en heeft betrekking op de waarborgsom, de keuken en de verbouwing van de woning. Het resterende bedrag van € 21.769,21 ziet op de gevorderde bijdrage in de kosten van de huishouding. De rechtbank behandelt eerst per onderdeel de diverse vorderingen.
Waarborgsom
3.8.
Volgens de man heeft hij de waarborgsom van € 35.500,- bij de aankoop van de woning uit privévermogen betaald. Hij stelt onweersproken dat de waarborgsom is voldaan uit spaargeld van de man ad € 10.000,-, een schenking van zijn zus van € 5.000,- en een schenking van zijn broer van € 20.000,-. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de vrouw dat de broer van de man voornoemd bedrag aan hen beiden heeft geschonken ter gelegenheid van hun islamitisch huwelijk. Uit het transactieoverzicht (productie 4 aan de zijde van de vrouw) blijkt duidelijk dat de overboeking voor de man bedoeld was. Aangezien na het sluiten van het islamitisch huwelijk twee jaren zijn verstreken voordat de broer van de man het bedrag heeft overgemaakt kan bovendien niet vastgesteld worden dat dit bedrag ter gelegenheid van het huwelijk zou zijn geschonken. Omdat de man bij de aankoop méér heeft betaald dan het gedeelte dat hem aangaat, heeft hij een regresvordering op de vrouw (art. 6:10 lid 2 BW). De rechtbank zal daarom de vordering van de man tot veroordeling van de vrouw tot betaling van € 17.750,- aan de man toewijzen.
Keuken
3.9.
De man stelt dat hij de destijds nieuwe keuken van € 17.253,- uit privévermogen heeft betaald. De vrouw heeft ter zitting erkend dat zij en de man de keuken destijds samen hebben uitgezocht en dat die keuken door de man is betaald. De keuken had als aanschaf ten behoeve van het gemeenschappelijke goed gelijkelijk door partijen betaald moeten worden. Dat dit toen niet is gebeurd, betekent niet dat de vrouw haar helft niet hoeft terug te betalen, omdat niet is gesteld dat hierover andere afspraken zijn gemaakt. De man heeft daarom een vordering op de vrouw gekregen op grond van art. 3:172 BW. Dat de keuken nu mogelijk minder waard is geworden, zoals de vrouw heeft gesteld, doet aan dit vergoedingsrecht niet af. De rechtbank zal de vordering van de man tot veroordeling van de vrouw tot betaling van € 8.626,50 aan de man toewijzen.
Verbouwing van de woning
3.10.
Volgens de man is de woning verbouwd en heeft hij hiervoor € 15.000,- uit privévermogen betaald. De vrouw erkent dat de woning is verbouwd maar betwist dat de man hierin méér privévermogen heeft geïnvesteerd dan zij heeft geïnvesteerd. Gelet op deze betwisting van de vrouw lag het op de weg van de man om toe te lichten en te onderbouwen wat de verbouwing heeft gekost en welk deel hij daarvan heeft voldaan. Dat heeft de man nagelaten en dat komt voor zijn rekening en risico. Niet is vast komen te staan dat de man meer dan de helft van de verbouwingskosten heeft gedragen, om welke reden de rechtbank zijn vordering tot veroordeling van de vrouw tot betaling van € 7.500,- zal afwijzen.
De verrekening vanwege kosten van de huishouding
Bijdrage in de huishoudkosten
3.11.
De man vordert de vrouw te veroordelen een bedrag van € 21.769,21 aan hem te betalen in verband met haar bijdrage in de kosten van de huishouding. De man vordert over de periode van 1 november 2019 tot aan het moment dat de woning aan hem geleverd wordt een bijdrage in:
 de hypotheekrente;
 de aflossing van de hypotheeklening;
 het eigenaarsdeel van de gemeentelijke belastingen;
 het eigenaarsdeel van de waterschapslasten;
 de premie huisverzekering waaronder de opstalverzekering, en
 de premie overlijdensrisicoverzekering.
Volgens de man heeft de vrouw minder bijgedragen dan waartoe zij op grond van haar inkomen en/of vermogen zou zijn gehouden. De vrouw betwist dat.
Tijdens de samenleving ( 1 november 2019 tot en met 31 juli 2021)
3.12.
In beginsel moeten partijen gelijkelijk bijdragen in de lasten van de woning, tenzij partijen hierover andere (stilzwijgende) afspraken hebben gemaakt. Ter zitting is gebleken dat het tussen partijen de gebruikelijke gang van zaken was dat de man de vaste lasten betaalde en dat de vrouw op andere wijze naar rato bijdroeg in de kosten van de huishouding. De man heeft de vrouw nooit aangesproken op een (hogere) bijdrage in de huishoudkosten. De rechtbank houdt het er daarom op dat de feitelijke financiële verdeling zoals die tijdens de samenleving plaatsvond de instemming van beide partijen had, en dus gold als een afspraak tussen hen. Voor zover de door de man gevorderde bijdrage in de kosten van de huishouding ziet op de periode van de samenleving, zal de rechtbank zijn vordering daarom afwijzen.
Na verbreking van de samenleving (vanaf 31 juli 2021)
3.13.
Ook na de verbreking van de samenleving is de man de vaste lasten zoals hierboven onder 3.11 opgesomd blijven betalen en heeft hij de vrouw niet aangesproken op een bijdrage. De vrouw heeft het woongenot moeten ontberen, terwijl de man het gebruik van de woning heeft genoten. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat alle kosten voor rekening van de man dienen te blijven. Dit geldt echter niet voor de door de man voldane aflossingen op de hypotheek vanaf het moment dat partijen uit elkaar zijn gegaan, omdat deze vermogensvormend zijn. De man heeft onweersproken gesteld dat hij vanaf 1 augustus 2021 tot en met 31 januari 2023 in totaal € 12.054,28 aan aflossingen heeft voldaan. De rechtbank zal daarom de gevorderde bijdrage in de huishoudkosten tot een bedrag van € 6.027,14 toewijzen en bepalen dat de vrouw vanaf 1 februari 2023 tot en met de datum van de notariële levering van de woning de helft van de hypotheekaflossingen moet dragen.
Betaling van de bruidsschat
3.14.
De vrouw vordert de man te gelasten een bedrag van € 6.000,- aan de vrouw te betalen in verband met de bruidsschat. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de bruidsschat bij de beëindiging van het islamitisch huwelijk is overeengekomen met de vader van de man. Op de mondelinge behandeling heeft de man bevestigd dat hij een volmacht had verleend aan zijn vader. Dat de vader van de man buiten deze volmacht zou zijn getreden door deze afspraak te maken, zoals de man stelt, maakt niet dat de vrouw de man niet aan deze afspraak zou mogen houden. De man is gehouden tot nakoming van hetgeen is overeengekomen, meer in het bijzonder tot betaling van de bruidsschat. De rechtbank zal de vordering van de vrouw daarom toewijzen.
Geen afgifte van de reservesleutel
3.15.
De man vordert de vrouw te veroordelen tot afgifte aan de man van de reservesleutel van zijn auto. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij deze reservesleutel niet in haar bezit heeft, om welke reden de rechtbank de vordering van de man zal afwijzen.
Wettelijke rente
3.16.
De rechtbank zal de door de man gevorderde wettelijke rente toewijzen omdat daartegen geen verweer is gevoerd.
Dwangsommen
3.17.
De man wil dat aan de vrouw dwangsommen worden opgelegd als zij haar verplichtingen niet nakomt. Omdat nergens uit blijkt dat de vrouw haar medewerking niet zal verlenen aan de verdeling of haar verplichtingen niet zal nakomen, zal de rechtbank de vordering van de man tot het opleggen van dwangsommen aan de vrouw afwijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.18.
De rechtbank verklaart de beslissingen ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is gevorderd, wat betekent dat deze beslissingen direct gelden ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
Proceskosten
3.19.
De man en de vrouw moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
gelast de navolgende wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap van goederen:
a. ten aanzien van de woning aan [adres] in [plaats] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij [bedrijf] :
 bepaalt dat [makelaar] in Almere de waarde van de woning zal vaststellen;
 deelt de woning toe aan man tegen die taxatiewaarde;
 bepaalt dat de man voortaan alleen draagplichtig is voor lasten verbonden aan de hypothecaire geldlening;
 onder de verplichting van man om de helft van het verschil tussen de waarde van de woning enerzijds en het restant van de hypothecaire geldlening bij [bedrijf] anderzijds (de overwaarde) aan de vrouw uit te keren;
 dit alles onder de opschortende voorwaarde dat man binnen vier maanden de financiering heeft geregeld en er zorg voor heeft gedragen dat vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening;
 indien de hiervoor genoemde opschortende voorwaarde niet wordt vervuld, dan dient de woning te worden verkocht via voornoemde makelaar:
I. waarbij die makelaar voor hen een vraagprijs en minimale verkoopprijs zal vaststellen;
II. waarbij partijen de adviezen van die makelaar steeds dienen op te volgen;
III. waarbij partijen na verkoop de verkoopopbrengst moeten aanwenden om de hypothecaire geldlening af te lossen;
IV. waarna partijen een eventueel restant (de overwaarde), bij helfte moeten delen en bij een eventuele restschuld, deze in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft moeten dragen;
ten aanzien van de bankrekeningen:
 veroordeelt partijen mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de rekening met nummer [rekeningnummer] , in die zin dat deze voortaan op naam van de man zal staan en veroordeelt de vrouw om een bedrag van € 665,45 ter zake te betalen aan de man, vermeerderd met de wettelijke rente over € 665,45 vanaf 24 februari 2023 tot de dag van betaling;
4.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een bedrag te vergoeden van € 26.376,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 26.376,50 vanaf 24 februari 2023 tot de dag van betaling;
4.3.
veroordeelt de vrouw om aan de man een bedrag te betalen van € 6.027,14 als bijdrage in de kosten van de huishouding, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.027,14 vanaf 24 februari 2023 tot de dag van betaling, en bepaalt dat de vrouw met ingang 1 februari 2023 tot de datum van notariële levering van de woning voor de helft draagplichtig is voor de hypotheekaflossingen;
4.4.
veroordeelt de man om aan de vrouw een bedrag te vergoeden van € 6.000,-;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
beslist dat de man en de vrouw allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.7.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit is de beslissing van rechter mr. C. Koopman, tot stand gekomen in samenwerking met mr. D.J.M. Kuppens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023 in aanwezigheid van mr. T. Öztoprak, griffier.