ECLI:NL:RBMNE:2023:7613

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
10 maart 2024
Zaaknummer
10316609 UC EXPL 23-829
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huur en schadevergoeding na niet-retourneren van gehuurde machines

In deze zaak vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. betaling van gedaagden, bestaande uit [gedaagde sub 1] V.O.F. en twee natuurlijke personen, wegens het niet retourneren van een gehuurde doorslijpmachine. De huurovereenkomst was aangegaan op 14 juni 2022, met een overeengekomen huurperiode van 24 uur. [Eiseres] stelt dat gedaagden de machine niet hebben geretourneerd en dat zij in verzuim zijn geraakt. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat de machine gestolen is en dat zij dit tijdig hebben gemeld. De kantonrechter heeft op 1 mei 2023 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij alleen de gemachtigde van [eiseres] aanwezig was. De kantonrechter heeft de feiten en de procesgang vastgesteld, inclusief de relevante algemene voorwaarden van [eiseres]. De vordering van [eiseres] omvat onder andere de huurprijs voor de doorslijper en de doorslijpmachine, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagden] voor de huur van de doorslijper moet betalen, maar dat de vordering voor de huur van de doorslijpmachine niet volledig kan worden toegewezen, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagden in verzuim zijn geraakt. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de dagwaarde van de doorslijpmachine af, maar kent wel een deel van de vordering toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10316609 UC EXPL 23-829 EAdV/51469
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigden: W.J. Uyterlinde en M.C. den Hertog van BRU Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] V.O.F.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde sub 1,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde sub 2,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde sub 3,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3] ,
hierna gezamenlijk te noemen: gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 1 februari 2023, met 3 producties;
  • de e-mail van [gedaagden] van 14 februari 2023 (de conclusie van antwoord), met 1 productie;
  • de brief van [gedaagden] van 19 april 2023;
  • de e-mail van de gemachtigde van [eiseres] van 19 april 2023;
  • de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 19 april 2023, waarmee productie 4 en 5 zijn ingediend;
  • de e-mail van de gemachtigde van [eiseres] van 24 april 2023;
  • de e-mail van [gedaagden] van 24 april 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 1 mei 2023 plaatsgevonden. Namens [eiseres] was alleen haar gemachtigde aanwezig in de persoon van mevrouw T.S. Qadri. Gedaagden zijn niet verschenen. Namens [eiseres] is het standpunt toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
Op 9 juni 2022 heeft [gedaagden] van [eiseres] een ‘doorslijper 350mm 230V’ (hierna: de doorslijper) gehuurd. Op deze huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Verhuurvoorwaarden [eiseres] B.V. (NL)/ [bedrijf] N.V. (BE)’ (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.2.
Op 14 juni 2022 heeft [gedaagden] van [eiseres] een ‘doorslijpmachine 350mm benzine’ (hierna: de doorslijpmachine) gehuurd. Op deze huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing.
2.3.
De doorslijper en doorslijpmachine zijn verschillende zaken.
2.4.
In de algemene voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 6: Huurperiode
6.2
Tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen, is de overeengekomen einddatum indicatief. De huurtermijn eindigt feitelijk:
A. indien is bedongen dat Wederpartij het gehuurde materieel op een overeengekomen locatie retourneert: op het tijdstip waarop het materieel door de Wederpartij aan [eiseres] is overhandigd, tegen afgifte van een ontvangstbewijs. (…)
C. bij verstrijken van een termijn voor teruggave, die in schrift door [eiseres] aan de Wederpartij wordt gesteld, op de laatste dag van voornoemde termijn om 17.00 uur. (…)
Artikel 10: Verplichtingen van de Wederpartij(…)
10.3
Indien het gehuurde niet aan het einde van de overeengekomen huurtermijn aan [eiseres] wordt geretourneerd/afgemeld, dan wel het gestelde in artikel 11.4 zich voordoet, wordt, na constatering hiervan door [eiseres] , aan de Wederpartij op de wijze als omschreven in artikel 6.2 onder C de mogelijkheid geboden om het gehuurde alsnog te retourneren, dan wel alsnog aangifte te doen van diefstal. De huurtermijn eindigt in dit geval zodra het gehuurde alsnog geretourneerd c.q. afgemeld wordt, of op het tijdstip als omschreven in artikel 6.2 onder C, dan wel artikel 11.3. Indien de Wederpartij het gehuurde na het verstrijken van de gestelde termijn niet heeft geretourneerd/ geen aangifte heeft gedaan is zij in verzuim. Naast de huursom is de Wederpartij in dit geval tevens de Dagwaarde van de niet-geretourneerde zaak/zaken aan [eiseres] verschuldigd. (…)
Artikel 11: Schade en verlies(…)
11.2
In geval van diefstal/vermissing van het gehuurde is de Wederpartij verplicht dit binnen 24 uur na ontdekking aan [eiseres] te melden en van de diefstal aangifte te doen bij een politiebureau. Tevens is de Wederpartij verplicht een (kopie van het) proces-verbaal van aangifte aan [eiseres] te overleggen. (…)
11.4
Indien de Wederpartij verzuimt aangifte te doen en/of een proces-verbaal van aangifte aan [eiseres] te overhandigen, geldt de diefstal als een verduistering waarvoor de in artikel 19 genoemde brand-/diefstalverzekering geen dekking biedt. (…)
Artikel 16: Betaling(…)
16.4 (…)
De buitengerechtelijke incassokosten bedragen minimaal 15% van de hoofdsom, met een minimum van € 340,00,- alles exclusief omzetbelasting. (…)
2.5.
[gedaagden] had een zakelijk account bij [eiseres] . Voor [gedaagden] bestond de mogelijkheid om zaken van [eiseres] op rekening te huren. De kredietlimiet van dit zakelijke account bedroeg € 750,00.
2.6.
Op 13 oktober 2022 is namens [eiseres] aangifte gedaan bij de politie van verduistering van de doorslijpmachine door [gedaagden] . Van deze aangifte is een proces-verbaal opgemaakt, waarin onder meer het volgende staat:

De afspraak was dat doorslijpmachine op oorspronkelijk 15-06-2022 moest worden ingeleverd, maar om de klant op rekening mag huren kan dit op eigen verzoek verlengd worden. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] € 4.001,34 (betreffende € 3.404,10 aan hoofdsom, € 86,62 aan verschenen wettelijke rente en € 510,62 aan buitengerechtelijke incassokosten) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.404,10 vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag van de volledige betaling;
de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor haar uit de huurovereenkomsten voortvloeien. Zij stelt dat [gedaagden] voor de doorslijper niet de overeengekomen huurprijs heeft betaald. Volgens haar heeft [gedaagden] voor de doorslijpmachine evenmin huur betaald en heeft zij deze machine ook niet aan haar geretourneerd. [eiseres] stelt dat omdat [gedaagden] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, zij aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Voor wat betreft de doorslijper vordert [eiseres] betaling van de huur voor twee dagen van € 128,47. Voor wat betreft de doorslijpmachine maakt [eiseres] aanspraak op de huurprijs voor zestien weken van € 2.542,56, alsook op de dagwaarde van de machine van € 733,07. Naast deze hoofdsom van € 3.404,10 vordert [eiseres] een bedrag aan (verschenen) wettelijke rente vanaf 4 januari 2023 en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagden] heeft de vordering betwist. Volgens haar is de doorslijpmachine één week nadat zij deze van [eiseres] heeft gehuurd, gestolen. Zij betoogt dat zij deze diefstal heeft gemeld bij [eiseres] . Omdat [gedaagden] na deze melding facturen van [eiseres] voor de huur van de doorslijpmachine bleef ontvangen, stelt [gedaagden] dat zij hieromtrent telefonisch contact met [eiseres] heeft gehad. Het bevreemdt [gedaagden] dat de bedragen van haar worden gevorderd. Volgens haar kan vanwege de kredietlimiet geen hoger bedrag dan € 750,00 bij haar in rekening worden gebracht. Daarnaast betoogt zij dat [eiseres] haar tegen diefstal heeft verzekerd.

4.De beoordeling

Huurprijs doorslijper
4.1.
Ter zitting is verduidelijkt dat [eiseres] haar vordering tot betaling van € 128,47 baseert op twee dagen huur van de doorslijper. [eiseres] stelt dat [gedaagden] de doorslijper weliswaar voor één dag heeft gehuurd (overeenkomstig het huurcontract dat melding maakt van een huurperiode van 9 juni 2022 om 09.29 uur tot 9 juni 2022 om 23.59 uur) maar dat de huur is doorgelopen totdat [gedaagden] de doorslijper heeft ingeleverd. [eiseres] stelt dat [gedaagden] de doorslijper niet op 9 juni 2022 maar pas op 10 juni 2022 bij haar heeft ingeleverd. Namens [eiseres] is tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het [gedaagden] is toegestaan om zaken voor een langere periode dan de overeengekomen periode te huren omdat zij een zakelijk account heeft. Onder verwijzing naar artikel 6.2 sub A van de algemene voorwaarden, stelt [eiseres] dat de huurperiode van de zaak in dit geval feitelijk eindigt op de dag waarop deze weer bij haar wordt ingeleverd. Omdat [gedaagden] de doorslijper op 10 juni 2022 heeft ingeleverd, is de huurperiode geëindigd op 10 juni 2022 zodat [gedaagden] de doorslijper twee dagen heeft gehuurd en voor twee dagen huur moet betalen. De huurprijs voor twee dagen betreft in totaal € 128,47. Deze huurprijs is niet betaald. [gedaagden] heeft deze stellingen van [eiseres] niet betwist, zodat het door [eiseres] gestelde is komen vast te staan en de kantonrechter de vordering tot betaling van dit bedrag zal toewijzen.
Huurprijs doorslijpmachine
4.2.
Op 14 juni 2022 heeft [gedaagden] vervolgens een doorslijpmachine van [eiseres] gehuurd. Uit het contract volgt dat de huurperiode van deze machine loopt van 14 juni 2022 om 13.42 uur tot 15 juni 2022 om 13.42 uur. Tussen partijen staat vast dat [gedaagden] deze machine niet aan [eiseres] heeft geretourneerd. [gedaagden] betoogt dat zij ongeveer één week na aanvang van de huurperiode aan [eiseres] heeft gemeld dat de doorslijpmachine is gestolen. Zij verbindt daaraan kennelijk de conclusie dat zij niet langer tot teruggave gehouden is en dat de huurovereenkomst geëindigd is. Zij wijst er op dat zij via [eiseres] tegen het risico van diefstal verzekerd is.
4.2.1.
Namens [eiseres] is tijdens de mondelinge behandeling betwist dat deze diefstalmelding aan haar is gedaan. De kantonrechter overweegt dat in een dergelijk geval van [gedaagden] mocht worden verwacht dat zij haar verweer nader onderbouwt: met wie, hoe laat en wanneer heeft zij dit contact gehad, wat was de reactie van [eiseres] en wat is afgesproken over de inmiddels verschuldigde huur? Dit alles heeft [gedaagden] niet gedaan, zodat zij haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. In rechte moet er dan ook van uit worden gegaan dat [gedaagden] (tot deze procedure) geen melding heeft gemaakt van diefstal. Let wel: uit de eigen stelling van [gedaagden] dat zij één week na aanvang van de huurperiode een melding van diefstal heeft gemaakt, volgt wél dat zij de doorslijpmachine voor een langere periode dan de overeengekomen periode van 24 uur heeft gehuurd. Zoals hiervoor ook al is overwogen, is het [gedaagden] ook toegestaan om de machine voor een langere periode te huren omdat zij een zakelijk account heeft. [gedaagden] is dan ook de overeengekomen huurprijs ook na afloop van de indicatief overeengekomen periode verschuldigd.
4.2.2.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden hoe lang die huurperiode kan zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de gemachtigde van [eiseres] voorgehouden dat de gehuurde zaak op grond van haar stellingen in theorie tot in lengte van dagen kan worden gehuurd. De gemachtigde heeft daarop verklaard dat de verlenging slechts ziet op een korte termijn en niet is bedoeld om een onbeperkte huur overeen te komen. Daarnaast heeft zij verklaard dat als de zaak niet wordt geretourneerd, stappen worden genomen. [eiseres] heeft gesteld dat de tweewekelijkse huurincasso’s niet bij [gedaagden] konden worden geïnd en zij, zonder succes, heeft geprobeerd telefonisch contact met [gedaagden] te krijgen. De kantonrechter verbindt aan deze toelichting van [eiseres] de conclusie dat de huur na afloop van de indicatief overeengekomen periode slechts korte tijd kan doorlopen. Voor de vraag wat een korte tijd is, sluit de kantonrechter aan bij de afgesproken kredietlimiet. De kantonrechter overweegt dat het einde van de overeengekomen huurperiode dan ook werd gemarkeerd door de datum waarop de kredietlimiet van € 750,00 was bereikt.
4.3.
Dit oordeel van de kantonrechter leidt tot de conclusie dat de maximaal verschuldigde huurprijs € 750,00 bedraagt. Gelet op de door [eiseres] gestelde grondslag heeft de kantonrechter geen grond het daarboven gevorderde bedrag als schadevergoeding toe te wijzen, nog daargelaten de vraag of er wel sprake is van gederfde huurinkomsten vanwege het niet op tijd inleveren van het gehuurde. [eiseres] heeft dus in beginsel recht op betaling door [gedaagden] van de huurprijs voor de doorslijpmachine van € € 750,00.
4.4.
Volgens [gedaagden] hoeft zij echter geen huur voor de doorslijpmachine te betalen omdat zij een diefstalverzekering heeft afgesloten. [eiseres] heeft daartegenover aangevoerd dat dit standpunt niet opgaat. Zij verwijst naar artikel 11.4 van de algemene voorwaarden waarin is bepaald dat als geen aangifte wordt gedaan van diefstal of geen proces-verbaal van aangifte van diefstal aan [eiseres] wordt overhandigd, de diefstal wordt gezien als verduistering door [gedaagden] waarvoor de diefstalverzekering geen dekking biedt. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] niet betwist dat diefstal leidt tot beëindiging van de huurovereenkomst en dat de schade niet voor rekening van de huurder komt. Wel moet dan zijn voldaan aan de voorwaarde dat de huurder aangifte heeft gedaan. Ter zitting heeft de kantonrechter gelet op de verwijzing door [eiseres] naar haar algemene voorwaarden stilgestaan bij de eveneens in die voorwaarden opgenomen bepaling dat [eiseres] de huurder een termijn moet stellen om alsnog tot aangifte over te gaan als de huurder dat niet heeft gedaan (artikel 10.3 van de algemene voorwaarden). De kantonrechter oordeelt dat ook de contractuele verhouding tussen partijen meebrengt dat van [eiseres] kan worden verlangd dat zij de huurder hierop wijst. Niet is gesteld of gebleken dat dit is gebeurd. Dit alles betekent dat op dit moment nog niet kan worden vastgesteld dat de huurpenningen vanaf de gestelde datum van diefstal (zeven dagen na de ingangsdatum huur) verschuldigd zijn. Dat deel van de vordering kan dus op dit moment nog niet worden toegewezen. Wel volgt uit de stellingen van [gedaagden] dat zij zeven dagen heeft gehuurd tot het moment van diefstal zodat zij voor zeven dagen, dus de helft van de eerste termijnfactuur verschuldigd is. Dit is een bedrag van (€ 317,82 / 2 =) € 158,91. De conclusie is dat de vordering bij de huidige stand van zaken toewijsbaar is tot een bedrag van € 158,91.
Dagwaarde doorslijpmachine
4.5.
Met betrekking tot de gevorderde dagwaarde van € 733,07 van de doorslijpmachine redeneert [eiseres] als volgt. Omdat zij op 13 oktober 2022 aangifte heeft gedaan van verduistering is volgens haar de huurovereenkomst op die datum geëindigd. Volgens haar is [gedaagden] op die datum is verzuim geraakt en is [gedaagden] op die dag de dagwaarde van de doorslijpmachine verschuldigd geworden.
4.6.
De kantonrechter is met [eiseres] van oordeel dat [gedaagden] de dagwaarde pas verschuldigd is als zij in verzuim is geraakt. Dit volgt uit de laatste zinsnede van artikel 10.3 van de algemene voorwaarden: ‘
indien de Wederpartij het gehuurdena het verstrijken van de gestelde termijn[vetgedrukt, kantonrechter] niet heeft geretourneerd/geen aangifte heeft gedaan is zij in verzuim. Naast de huursom is de Wederpartij in dit geval tevens de Dagwaarde van de niet-geretourneerde zaak/zaken aan [eiseres] verschuldigd’.Uit deze zinsnede van artikel 10.3 volgt echter duidelijk dat [gedaagden] alleen dan in verzuim kan raken als haar een termijn is gesteld om het gehuurde alsnog te retourneren of om alsnog aangifte te doen. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling aan de gemachtigde van [eiseres] gevraagd of zij [gedaagden] een dergelijke termijn heeft gesteld. De gemachtigde van [eiseres] heeft op deze vraag geen eenduidig antwoord kunnen geven. De kantonrechter overweegt dat de gemachtigde van [eiseres] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat aan [gedaagden] de mogelijkheid is geboden om alsnog aangifte van diefstal te doen. Om deze reden is niet komen vast te staan dat [eiseres] – conform artikel 10.3 van de algemene voorwaarden – in verzuim is geraakt, zodat [eiseres] op dít moment nog geen aanspraak op de dagwaarde als schadevergoeding kan maken. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de dagwaarde dan ook afwijzen.
(Verschenen) wettelijke rente
4.7.
[eiseres] vordert een bedrag van € 86,62 aan verschenen wettelijke rente, en daarnaast de wettelijke rente over de toe te wijzen hoofdsom. Uit het hiervoor gegeven oordeel volgt dat op dit moment slechts toewijsbaar is de wettelijke rente over € 158,91 vanaf veertien dagen na factuurdatum (van 27 juni 2022). Het verzuim is voor deze verplichting ingetreden met het verstrijken van die betaaltermijn. Ook de wettelijke rente over de factuur van 13 juni 2022 voor de doorslijper is toewijsbaar.
4.8.
Omdat de gevorderde dagwaarde van de doorslijpmachine niet wordt toegewezen, volgt de wettelijke rente dit lot en moet de gevorderde wettelijke rente over de dagwaarde worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseres] maakt aanspraak op betaling van € 510,62 als vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten, zijnde 15% van de gevorderde hoofdsom van € 3.404,10. Omdat niet de gehele gevorderde hoofdsom wordt toegewezen, wordt het toe te wijzen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ook naar beneden bijgesteld. In dit geval zijn partijen – beide handelend in de uitoefening van beroep op bedrijf – in artikel 16.4 van de algemene voorwaarden een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
4.10.
Overwogen wordt dat artikel 16.4 van de algemene voorwaarden niet kwalificeert als een boetebeding. Verder heeft [eiseres] voldoende gesteld dát buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en deze werkzaamheden ook als zodanig kunnen worden beschouwd. [gedaagden] heeft deze stellingen niet betwist, zodat 15% over de toe te wijzen van hoofdsom van € 287,38 (€ 128,47 + € 158,91) als vergoeding voor de buitengerechtelijk incassokosten zal worden toegewezen. Het betreft een bedrag van € 43,11.
Proceskosten4.11. [gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding: € 117,11;
  • griffierecht: € 487,00;
  • salaris gemachtigde: € 160,00 (2 punten à € 80,00);
  • Totaal: € 764,11.
4.12.
Op grond van artikel 18 van het Wetboek van Koophandel zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap, zodat [gedaagden] , naast [gedaagden] als vennootschap, hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling. Deze hoofdelijke veroordeling betekent dat zowel [gedaagden] als [gedaagden] verantwoordelijk zijn om de toe te wijzen geldbedragen te betalen en dat als een van hen betaalt, de ander van deze betalingsverplichting is bevrijd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] , [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 287,38, met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van de volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] , [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen de verschenen wettelijke rente zoals in rechtsoverweging 4.7 is overwogen;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] , [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 43,11, aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] , [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 764,11, waarin begrepen € 160,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.