ECLI:NL:RBMNE:2023:760

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
16/038604-20 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar na poging tot verkrachting

Op 20 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde [betrokkene], die in 2021 ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op het verlengingsadvies van de kliniek, waaruit bleek dat er nog steeds sprake was van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie, en dat het recidiverisico hoog werd ingeschat bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van het advies te twijfelen en heeft de veiligheid van anderen alsook de algemene veiligheid van personen en goederen als redenen voor de verlenging aangevoerd.

Tijdens de zitting heeft de raadsman van betrokkene gepleit voor een verlenging van de maatregel met slechts één jaar, verwijzend naar de positieve ontwikkeling die betrokkene had doorgemaakt. Echter, de rechtbank oordeelde dat de behandeling meer tijd in beslag zou nemen dan een jaar en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een kortere verlenging rechtvaardigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene nog niet in staat is om zijn leven zelfstandig vorm te geven en dat er blijvende problematiek is die behandeling noodzakelijk maakt. De rechtbank heeft daarom besloten de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen, in het belang van de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/038604-20 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 20 februari 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [kliniek] aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 8 februari 2021 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot verkrachting;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 23 februari 2021;
  • de vordering van de officier van justitie van 27 december 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [kliniek] van 20 december 2022, opgemaakt door [algemeen directeur] (algemeen directeur), [GZ-psycholoog] (hoofd behandeling en GZ-psycholoog), drs. [directeur behandelzaken] (directeur behandelzaken a.i.) en dr. [psychiater] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 30 juni 2021 tot en met 30 november 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 6 februari 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, [GZ-psycholoog] (hoofd behandeling en GZ-psycholoog).

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat betrokkene een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. In een korte periode heeft hij laten zien zeer gemotiveerd te zijn voor zijn behandeling en hij zet zich daarvoor ook actief in. Hij heeft een enorme groei laten zien. Ook is zijn financiële situatie verbeterd, waardoor er minder spanning is bij betrokkene. Naar verwachting zal hij deze positieve lijn voortzetten. Deze snelle vooruitgang maakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot een verlenging voor de duur van één jaar.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 8 februari 2021 veroordeeld voor poging tot verkrachting.
De rechtbank heeft in het vonnis overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Betrokkene is sinds 30 juni 2021 opgenomen in de [kliniek] . Bij opname was betrokkene zeer psychotisch en stond zijn handelen volledig onder regie van zijn psychotische belevingswereld. In september 2021 is gestart met dwangmedicatie in de vorm van een antipsychoticum. Sinds de start van deze medicamenteuze behandeling is het psychiatrische toestandsbeeld van betrokkene vrij stabiel. De waanideeën uit het verleden en de kijk op het indexdelict blijven hetzelfde, maar door het gebruik van medicatie zijn de wanen niet meer leidend in betrokkenes gedrag, is er geen vijandigheid meer en is er sprake van een goede samenwerking. Ook komen er geen nieuwe wanen bij. In februari 2022 heeft betrokkene ervoor gekozen om zijn medicatie vrijwillig in te nemen, waardoor de dwangmedicatie kon worden stopgezet. Betrokkene is gemotiveerd voor behandeling en zet zich hier actief voor in. Er worden mooie verbeteringen gezien, met name in de draagkracht van betrokkene om te werken.
Wel is bij betrokkene sprake van blijvende problematiek, waarvoor behandeling noodzakelijk zal blijven. Hoewel hij zijn medicatie nu vrijwillig inneemt, zal enige vorm van toezicht op het gebruik ervan langdurig nodig blijven, daar hij er niet honderd procent achterstaat en hij niet erkent schizofreen te zijn. Zonder toezicht neemt de kans op het staken van medicatiegebruik toe. Daarnaast zorgen de beperkte sociale vaardigheden en de beperkte copingvaardigheden van betrokkene ervoor dat hij vatbaar is voor het ontstaan van problemen, hetgeen leidt tot een toename van spanningen en angst. Dit alles heeft tot gevolg dat hij vanuit psychotische belevingen weer tot een delict kan komen, betrokkene trekt zich terug in zijn eigen wereld, raakt nog meer ontworteld en raakt de realiteit naarmate dit duurt meer en meer kwijt. Betrokkene is (nog) niet in staat om zijn leven zelfstandig vorm te geven. Zijn huidige vaardigheden zijn daarvoor vooralsnog ontoereikend en hij is deels afhankelijk van de geboden externe structuur. De behandeling richt zich vooral op het aanleren en versterken van (coping) vaardigheden. Gezien het feit dat betrokkene goed is ingesteld op een antipsychoticum, psychiatrisch stabiel functioneert (ondanks het ontbreken van ziektebesef en het aanwezige waansysteem), zich inzet voor de behandeling en goed in samenwerking is met het behandelteam, is besloten begeleid verlof aan te vragen. Betrokkene praktiseert inmiddels begeleid verlof, wat goed verloopt. Op termijn zal worden toegewerkt naar onbegeleid verlof. De koers is gericht op doorplaatsing naar een FPA. FPA’s accepteren op dit moment weinig mensen die nog geen onbegeleid verlof praktiseren. Uiteindelijk zal betrokkene bij goed functioneren overgaan naar (forensisch) begeleid wonen. Dit traject zal zeker nog langer dan een jaar in beslag nemen.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
Ook overigens is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een verlenging met een jaar vereist.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. G.A. Bos en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023.
Mr. Bij de Vaate is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.