ECLI:NL:RBMNE:2023:7597

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
22/1873-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak op bezwaar inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de opposant, een particulier, verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 september 2022, waarin de proceskostenvergoeding voor het indienen van een bezwaarschrift niet was meegenomen. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, die op 1 februari 2022 had plaatsgevonden. De heffingsambtenaar trok op 20 juli 2022 de naheffingsaanslag in, waarna de opposant zijn beroep introk met het verzoek om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kende in haar uitspraak van 5 september 2023 een proceskostenvergoeding van € 379,50 toe aan de opposant, maar deze uitspraak werd door de opposant bestreden in een verzetschrift.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure de uitspraak van 5 september 2022 beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de proceskosten voor het indienen van het bezwaarschrift ten onrechte niet waren meegenomen in de eerdere uitspraak. De rechtbank oordeelde dat de opposant recht had op vergoeding van deze kosten op basis van artikel 8:75, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekende dat de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek werd hervat in de stand waarin het zich bevond voor de uitspraak van 5 september 2022.

De rechtbank stelde de proceskosten van de opposant vast op € 775,75, inclusief de kosten voor het indienen van het bezwaarschrift, het beroepschrift en het verzetschrift. Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- dat de opposant had betaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 september 2023, en partijen werden geïnformeerd over hun mogelijkheden om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1873-V
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2023 op het verzet en op het beroep van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, verweerder.

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van 1 februari 2022 van verweerder.
Op 20 juli 2022 heeft verweerder laten weten de naheffingsaanslag in te trekken. Hierop heeft opposant zijn beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten.
In de uitspraak van 5 september 2023 heeft de rechtbank het verzoek van eiser toegewezen en aan eiser een proceskostenvergoeding van € 379,50 toegekend.
Opposant heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend.
Partijen hebben niet verzocht om te worden gehoord. Op 24 augustus 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 5 september 2022 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 5 september 2022 in stand kan blijven. Zo ja, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo nee, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 5 september 2022 niet juist omdat er ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend is voor het indienen van het bezwaarschrift.
4. De rechtbank is het eens met opposant dat de proceskosten voor het indienen van het bezwaarschrift onterecht niet zijn meegenomen in de uitspraak van 5 september 2022. Hij heeft hier in zijn beroepschrift namelijk wel om verzocht. Hij verzoekt daarin om vergoeding van de proceskosten op grond van artikel 8:75, lid 1, van de Awb en daar vallen de proceskosten die zijn gemaakt in bezwaar, in het geval van de in het tweede lid van artikel 7:15 van de Awb genoemde omstandigheden ook onder. Die omstandigheden zijn hier aan de orde. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 5 september 2022 vervalt. De rechtbank hervat het onderzoek in de stand waarin het onderzoek zich bevond voordat de uitspraak van 5 september 2022 werd gedaan.
5. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak. Op 16 maart 2023 heeft de rechtbank aan partijen een brief verstuurd waarin stond dat partijen konden aangeven of zij gehoord wilden worden op een zitting. In deze brief is ook aangegeven dat de rechtbank bevoegd is tegelijk met het verzet ook uitspraak op het beroep te doen. Partijen hebben niet aangegeven dat zij gehoord wilden worden. De rechtbank doet daarom op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb, niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep.
6. Uit rechtsoverweging 4 volgt dat naast de proceskosten in beroep ook de proceskosten met betrekking tot het indienen van het bezwaarschrift voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt de proceskosten van opposant die verweerder moet betalen vast op € 775,75 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 296,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, met een waarde per punt van € 837,- voor het indienen van het beroepschrift en het verzetschrift, en een wegingsfactor 0,5 voor alle drie de onderdelen, omdat de zaak gaat om parkeerbelasting). [1]

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 775,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan opposant;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- dat opposant heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen de uitspraak op het verzet kunt u niet in hoger beroep.
Tegen de uitspraak op het beroep kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De datum van verzending ziet u op de stempel die hierboven staat.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307