In deze zaak vorderde de Stichting De Alliantie ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van gedaagde, alsook betaling van huurachterstand. Gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van € 2.673,44, die bestond uit € 2.440,48 aan huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde voerde verweer en vorderde in reconventie een huurprijsvermindering op nihil voor de maanden november 2021 tot en met januari 2022, alsook schadevergoeding voor waterschade en huurkosten voor vervangende woonruimte. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde recht had op huurprijsvermindering op basis van artikel 7:207 BW, omdat er sprake was van een gebrek in de woning door rioleringsproblemen. De kantonrechter stelde vast dat de huurprijs voor de maanden november en december 2021 verlaagd moest worden tot € 475,37 en voor januari 2022 tot € 455,77. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd van de schade. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, omdat de huurachterstand minder dan drie maanden bedroeg. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, terwijl de proceskosten werden gecompenseerd.