In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Aannemingsbedrijf Kwakkenbos B.V. en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De eiser, Kwakkenbos, heeft in opdracht van de gedaagden een woning gebouwd en vordert de vrijgave van een depotbedrag van € 10.049,30 dat bij de notaris is gestort. Dit bedrag is in depot gehouden omdat de gedaagden van mening zijn dat de dakramen te hoog zijn geplaatst, wat volgens hen een dwaling betreft. De gedaagden hebben als meerwerkoptie gekozen voor de plaatsing van drie tuimelvensters, maar zijn van mening dat deze niet voldoen aan hun verwachtingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2023 is naar voren gekomen dat de gedaagden de hoogte van de dakramen verkeerd hebben ingeschat op basis van de ontvangen tekeningen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat er sprake was van dwaling in de zin van artikel 6:228 BW. De rechter heeft vastgesteld dat Kwakkenbos niet op de hoogte was van de specifieke wensen van de gedaagden met betrekking tot de hoogte van de dakramen en dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij door de tekeningen op het verkeerde been zijn gezet.
De kantonrechter heeft de vorderingen van Kwakkenbos grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden zijn veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de vrijgave van het depotbedrag en om de wettelijke rente te betalen. De tegenvordering van de gedaagden is afgewezen, evenals hun verzoek om schadevergoeding. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagden.