ECLI:NL:RBMNE:2023:7575

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/3171
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en onzelfstandige woonruimte: geen recht op huurtoeslag voor niet aangewezen woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over het recht op huurtoeslag. De eiser had een voorschot huurtoeslag ontvangen, maar dit werd later herzien naar nihil. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet in aanmerking kwam voor huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2022. De rechtbank oordeelde dat de eiser een onzelfstandige woonruimte huurt die niet is aangewezen voor het ontvangen van huurtoeslag. Eiser had aangevoerd dat hij onzorgvuldig was behandeld en dat er sprake was van opgewekt vertrouwen, maar de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiser niet in een aangewezen woning woonde. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van terugvordering af te zien of deze te matigen. Eiser had geen recht op huurtoeslag, omdat zijn woonruimte niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft de gronden van beroep van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3171

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [gemeente] , verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 22 februari 2022 aan eiser een voorschot huurtoeslag verleend van € 644,-. Verweerder heeft dit voorschot bij voorschotbeschikkingen van 22 april 2022 en 24 mei 2022 herzien naar respectievelijk € 1.252,- en € 1.298,-.
In de voorschot beschikking van 23 juni 2022 heeft verweerder het voorschot huurtoeslag over 2022 herzien naar € 0,- (nihil). Bij voorschotbeschikkingen van 23 augustus 2022 en 21 oktober 2022 heeft verweerder dit gehandhaafd.
Bij besluit van 15 mei 2023 (
het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de voorschotbeschikking van 21 oktober 2022 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Eiser is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
1. Het beroep van eiser is gericht tegen het bestreden besluit van 15 mei 2023. Het geschil beperkt zich daarom tot de vraag of verweerder in dat besluit terecht heeft bepaald dat eiser voor berekeningsjaar 2022 niet in aanmerking komt voor voorschot huurtoeslag. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 9 september 2022 die gaat over berekeningsjaar 2021. Eisers beroepsgronden die gaan over de beslissing op bezwaar van 9 september 2022, vallen dan ook buiten de reikwijdte van dit geding en worden niet besproken.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor voorschotten huurtoeslag over berekeningsjaar 2022, omdat eiser een onzelfstandige woonruimte huurt, die niet is aangewezen voor het ontvangen van huurtoeslag.
Standpunt eiser
3. Eiser stelt dat de huurtoeslag over berekeningsjaar 2022 ten onrechte op nihil is vastgesteld. Volgens eiser heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld, mede door incomplete beslissingen te nemen en een gebrekkige informatievoorziening. Verweerder heeft pas na twee ingebrekestellingen beslist op zijn bezwaren en het bestreden besluit is gebrekkig, omdat verweerder niet heeft onderbouwd waarom zijn adres niet een aangewezen adres is. Ook heeft verweerder in de beschikking van 21 oktober 2022 geclaimd dat eiser verhuisd zou zijn en nog geen nieuwe huurgegevens heeft opgegeven. Dit terwijl eiser niet verhuisd is.
Toetsingskader
4. Op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de huurtoeslag (Wht) kan huurtoeslag worden toegekend voor de huur van een woning die een zelfstandige woonruimte of onvrije etage is. Daarnaast kan op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder b van de Wht huurtoeslag worden toegekend aan een woning die een onzelfstandige woonruimte is, welke deel uitmaakt van een woongebouw of woning, geheel of gedeeltelijk verhuurd ten behoeve van begeleid wonen, groepswonen door ouderen of een daarmee vergelijkbare woonvorm, en in eigendom van en aan de huurder verhuurd is door een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is. Artikel 11, tweede lid, van de Wht bepaalt dat artikel 11, eerste lid, onder b, van de Wht alleen toepassing vindt als de onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt van een woongebouw of woning, die door de Belastingdienst/Toeslagen is aangewezen.
Oordeel van de rechtbank
5. Niet in geschil is dat eiser een kamer bewoont en dat dat een onzelfstandige woonruimte is, als bedoeld in de wet. [1] Uit de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen uit de Wht volgt dat voor een dergelijke onzelfstandige woonruimte slechts huurtoeslag kan worden toegekend als deze - kort gezegd - deel uitmaakt van een woongebouw dat of woning die door verweerder is aangewezen. Zoals blijkt uit de ter zitting door verweerder getoonde documenten staat de woning van eiser niet op de lijst van aangewezen woningen. Dat betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in een aangewezen woning woont en niet in aanmerking komt voor huurtoeslag.
5.1.
Eisers stelling dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Het mag zo zijn dat het lang geduurd heeft voordat verweerder op het bezwaar van eiser heeft beslist, maar dat doet aan de juistheid van de inhoud van het bestreden besluit niet af. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat de in de voorschotbeschikking van 21 oktober 2022 genoemde verhuizing te maken heeft met een wijziging in de code die verweerder aan de woning van eiser had toegekend. Eiser had bij zijn aanvraag om huurtoeslag aangekruist dat hij over een zelfstandige woonruimte beschikte. Een zelfstandige woonruimte correspondeert met een specifieke code. Omdat eiser naar later bleek niet beschikte over zelfstandige woonruimte heeft verweerder zijn woning geregistreerd als een onzelfstandige woonruimte waarvoor geen huurtoeslag wordt toegekend en de code gewijzigd. De rechtbank begrijpt hieruit dat vanwege de geautomatiseerde systemen waarmee verweerder werkt de wijziging in de code heeft geleid tot automatische afgifte van een nieuwe voorschotbeschikking waarin staat dat eiser verhuisd is.
Opgewekt vertrouwen
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij paralellen ziet tussen de situatie geschetst in de toezegging van Stef Blok in zijn antwoorden op Kamervragen over huurtoeslag voor studenten en eisers situatie. Ook bij eiser is er een situatie van opgewekt vertrouwen en het niet aantoonbaar sprake zijn van een situatie waarin de burger wist of had moeten weten dat er geen recht op huurtoeslag bestond. Zo is het feit dat hij bij de verhuurder een huurspecificatie expliciet bedoeld voor het aanvragen van huursubsidie kon downloaden een vrij duidelijke aanwijzing dat zijn kamer onder de uitzonderingsregel zou vallen. Zo ook de site van verweerder waar te lezen is dat de verhuurder benaderd kan worden over de vraag of een woning een aangewezen woning is. Verder is het onduidelijk wie bepaalt of een onzelfstandige woonruimte een aangewezen woning is. Verweerder wijst naar de verhuurder, maar het is verweerder die over een lijst beschikt met aangewezen woningen. Als een verhuurder dan onjuiste informatie verschaft wordt dat gezien als een conflict tussen huurder en verhuurder.
Oordeel van de rechtbank
7. In de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694 heeft de Afdeling een stappenplan uiteengezet, dat moet worden gevolgd bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel.
De eerste stap is dat de betrokkene aannemelijk moet maken dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval als de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Als beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus in beginsel een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent namelijk niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan.
8. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.
Eiser baseert zijn opgewekt vertrouwen op algemene informatie die op de website van verweerder en verhuurder staat. Maar dat is niet een concrete toezegging gedaan door (een medewerker van) verweerder waaruit volgt dat eiser daadwerkelijk recht heeft op huurtoeslag. Ook het feit dat eiser een huurspecificatie kan downloaden op de website van verhuurder en de verwijzing op de website van verweerder naar de verhuurder maakt niet dat er een concrete toezegging is. Het gaat immers om een aanvraag om huurtoeslag die door verweerder afgewezen kan worden. Dat het voor eiser niet duidelijk was wie bepaalt of woonruimte een aangewezen woning is, maakt evenmin dat daardoor bij eiser vertrouwen is opgewekt dat hij in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Voor zover eiser aanvoert dat de voorschotbesluiten vertrouwen hebben opgewekt, overweegt de rechtbank dat verweerder deze voorschotten heeft verleend, omdat eiser in strijd met de waarheid had opgegeven dat hij beschikte over een zelfstandige woonruimte. Verder is in artikel 16 van de Awir bepaald dat verweerder een voorschot kan herzien en een herziening kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Vermindering of kwijtschelding van het terug te vorderen bedrag
9. Eiser voert aan dat hij heeft opgemerkt dat hij een matiging op zijn plaats zou vinden gezien het tijdsverloop in zijn zaak en dat verzaakt is hem te informeren over wanneer matiging van toepassing zou zijn. Er zijn bijzondere omstandigheden. Eiser heeft een jaar last van aanvallen en is recent gediagnosticeerd met epilepsie. Dit is van invloed op zijn financiële situatie, omdat hij hierdoor zijn afstuderen moeten uitstellen en volgend collegejaar niet meer in aanmerking komt voor studiefinanciering.
Verder voert eiser aan dat hem niet tegengeworpen kan worden dat hij op de site van verweerder heeft aangekruist dat hij een zelfstandige woning heeft, omdat de website van verweerder geen andere optie bood. Verder verwachtte eiser niet dat de medewerkers van de belastingtelefoon hem van informatie hadden kunnen voorzien, gezien de chaos waarin het systeem van verweerder verkeert en het feit dat het enige wat er op de website over onzelfstandige woonruimte te vinden is, een verwijzing naar de verhuurder betreft: “
Wel huurtoeslag voor aangewezen studentenwoningen – vraag het na bij je verhuurder.”
Oordeel rechtbank
10. Onder bijzondere omstandigheden kan verweerder afzien van terugvordering of het terug te vorderen bedrag matigen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden om van de terugvorderingen af te zien of deze te matigen. Eiser heeft een beroep gedaan op zijn financiële situatie, maar de financiële situatie van eiser is geen bijzondere omstandigheid die maakt dat verweerder de terugvordering moet matigen of daarvan moet afzien. Dit volgt uit het Verzamelbesluit Toeslagen.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat eventuele nadelige gevolgen van een terugvordering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen, zijnde de rechtmatige besteding van publieke middelen. Hierbij komt dat de terugvorderingen voortvloeien uit het feit dat eiser huursubsidie heeft verzocht voor een woning die daarvoor niet in aanmerking komt. Om deze redenen heeft verweerder het bedrag van de terugvorderingen niet hoeven matigen. Verweerder heeft ook in aanmerking kunnen nemen dat eiser kan verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling waarbij rekening wordt gehouden met zijn op dat moment actuele draagkracht. Verder kan eiser - anders dan hij stelt - wel worden tegengeworpen dat hij op de site van verweerder heeft aangekruist dat hij een zelfstandige woning heeft, alleen al omdat hij daar niet over beschikt. Het is niet juist - zoals eiser stelt - dat het aanvraagformulier niet de mogelijk biedt om voor een onzelfstandige aangewezen woning huurtoeslag aan te vragen. Verweerder heeft ter zitting afdoende toegelicht dat dit wel mogelijk is. De verwijzing op de website van verweerder naar de verhuurder maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft toegelicht dat bij de verhuurder navraag kan worden gedaan of een woning is aangewezen. Het is namelijk de verhuurder die een aanvraag doet om onzelfstandige woonruimte aangewezen te krijgen. Als een woning wordt aangewezen, ontvangt de verhuurder een aanwijzingsbesluit. Dat doet er bovendien niet aan af, dat eiser ook bij verweerder nadere informatie had kunnen opvragen over de vraag of hij al dan niet in aanmerking kwam voor toeslag.

Conclusie en gevolgen

11. De door eiser aangevoerde gronden van beroep slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023.
De griffier is verhinderd te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7:234 van het Burgerlijk Wetboek: Onder zelfstandige woning wordt verstaan de woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning