ECLI:NL:RBMNE:2023:7571

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10514003 \ UC EXPL 23-3383
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens gebrek aan hoofdverblijf in het gehuurde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Cazas Wonen en een huurder, hierna te noemen [gedaagde]. Cazas Wonen heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, omdat [gedaagde] volgens hen sinds 2019 niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft gehad. De huurovereenkomst dateert van 1 juli 1990 en de huurder heeft altijd betoogd dat hij wel degelijk zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2023 heeft de kantonrechter de feiten en omstandigheden besproken, waaronder het buurtonderzoek dat door Adviesburo [naam buro] is uitgevoerd. Dit onderzoek toonde aan dat [gedaagde] sinds 2019 nauwelijks in het gehuurde aanwezig is, wat door omwonenden werd bevestigd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling dat hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft, te onderbouwen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, door het niet hebben van hoofdverblijf, ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde] veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Cazas Wonen, die zijn begroot op € 755,36. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Cazas Wonen het vonnis direct kan uitvoeren indien [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10514003 \ UC EXPL 23-3383 CMR/51145
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
STICHTING CAZAS WONEN,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Cazas Wonen,
gemachtigde: mr. G.J. Scholten,
tegen
[gedaagde],
als wonend ingeschreven op een adres in [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.A.J. van Rens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 mei 2023 met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4;
- de brieven van 10 augustus 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende productie 17 van Cazas Wonen.
1.2.
Op 27 september 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] drie aanvullende stukken in het geding gebracht.
1.3.
Na sluiting van de mondelinge behandeling zijn partijen in overleg getreden over een eventuele schikking.
1.4.
Nadat partijen hebben bericht dat zij geen schikking hebben kunnen treffen, heeft de kantonrechter bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt gewezen en uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 juli 1990 van (de rechtsvoorganger van) Cazas Wonen de woning aan het adres [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Cazas Wonen wil de huurovereenkomst ontbinden. Volgens Cazas Wonen heeft [gedaagde] sinds 2019 niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde, waardoor hij structureel en ernstig tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. In het verlengde daarvan vordert Cazas Wonen ook ontruiming van het gehuurde.
2.3.
[gedaagde] is het daar niet mee eens. [gedaagde] stelt dat hij wel zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde en dat altijd heeft gehad. De vrouw van [gedaagde] en zijn twee kinderen, [A] ( [leeftijd 1] ) en [B] ( [leeftijd 2] ), wonen in Marokko. [gedaagde] bezoekt hen regelmatig, maar keert altijd terug naar het gehuurde. In 2020 en 2022 is hij langdurig in Marokko geweest, maar door de reisbeperkingen vanwege de coronapandemie kon hij niet eerder terug naar Nederland dan gepland. De intentie is dat zijn vrouw en kinderen bij hem in het gehuurde zullen intrekken. Inmiddels is daar ook uitvoering aan gegeven en gaan zijn kinderen in Mijdrecht naar school. Voorts stelt [gedaagde] , indien wordt geoordeeld dat hij niet het hoofdverblijf in het gehuurde heeft, dat de tekortkoming van geringe betekenis is en zijn woonbelang zwaarder weegt dan het belang van Cazas Wonen. Ook daarom is er geen grond voor de gevorderde ontbinding.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft gehad in het gehuurde waardoor hij structureel en ernstig tekort is geschoten in zijn verplichtingen alsook dat zijn beroep op de tenzij-bepaling als neergelegd in artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet slaagt. Daarom wordt de huurovereenkomst ontbonden en moet [gedaagde] het gehuurde ontruimen. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing is gekomen.
Tekortkoming: geen hoofdverblijf in het gehuurde
3.2.
Met verwijzing naar inmiddels vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient de beoordeling of een huurder zijn hoofdverblijf in de door hem gehuurde woning heeft, plaats te vinden op basis van de feitelijke omstandigheden waarbij het erop aankomt of het zwaartepunt van het persoonlijk leven van de huurder zich in het gehuurde bevindt.
3.3.
Uit de feiten en omstandigheden die Cazas Wonen naar voren heeft gebracht, volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde] sinds 2019 zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft. Cazas Wonen heeft naar aanleiding van een melding van een buurtbewoner Adviesburo [naam buro] (hierna te noemen: [naam buro] ) ingeschakeld om een buurtonderzoek te doen naar de woonsituatie in het gehuurde. [naam buro] heeft van 27 juni 2022 tot en met 27 juli 2022 buurtonderzoek gedaan en aanvullend heeft zij in maart 2023 nogmaals buurtonderzoek gedaan. Uit het rapport van [naam buro] volgt dat de omwonenden [gedaagde] sinds 2019 nauwelijks bij of in het gehuurde zien, soms maanden achter elkaar niet. Wel zien zij één van de (meerderjarige) zonen van [gedaagde] af en toe langskomen om de tuin te onderhouden of de post op te halen. Ook heeft de onderzoeker van [naam buro] meerdere keren aangebeld, maar deed niemand open, en waren alle ramen van het gehuurde geblindeerd. Het gehuurde geeft dus een verlaten indruk. [gedaagde] betwist ook niet dat hij regelmatig een langere periode weg is: hij is dan namelijk bij zijn gezin in Marokko. In 2020 is hij in ieder geval van 26 februari 2020 tot en met begin september 2020 in Marokko verbleven en in 2022 in ieder geval van januari 2022 tot 30 augustus 2022 in Marokko verbleven. Cazas Wonen heeft weliswaar na de eerste periode in 2020 het onderzoek naar zijn hoofdverblijf afgerond zonder daaraan enige contractuele/wettelijke consequenties aan te verbinden, omdat [gedaagde] vertelde dat hij door de reisbeperkingen vanwege de coronapandemie noodgedwongen langer in Marokko moest blijven. Maar daarbij was wel met [gedaagde] onder meer afgesproken dat hij dit bij een volgende keer zou melden. Niet is gebleken dat [gedaagde] dat in 2022 heeft gedaan, toen hij vanwege problemen met zijn coronavaccinaties niet terug kon keren naar Nederland. Het had op zijn weg gelegen om dat wel te doen. Ook erkent [gedaagde] dat hij los van deze twee langere bezoeken regelmatig zijn gezin in Marokko bezoekt en daar verblijft. Verder staat vast dat tijdens zijn verblijf in Marokko een van zijn meerderjarige zonen zorgt draagt voor het draaiend houden van de logistiek in Nederland van het bedrijf van [gedaagde] (groothandel van halal vleesproducten). Hoewel [gedaagde] logischerwijs zijn gezin in Marokko mag bezoeken, schetsen de verklaringen van omwonenden alsook de onderzoeksresultaten van [naam buro] het beeld dat [gedaagde] in ieder geval sinds 2019 vaker niet, dan wel aanwezig is in het gehuurde en daarmee dat het zwaartepunt van zijn persoonlijke leven zich niet in het gehuurde bevindt en dus niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft.
3.4.
Het had in het kader van de verzwaarde motiveringsplicht van zijn betwisting op de weg van [gedaagde] gelegen om, tegenover bovenstaande feiten en omstandigheden die Cazas Wonen heeft gesteld en die [gedaagde] niet heeft betwist, met objectieve verifieerbare gegevens te onderbouwen dat hij – sinds 2019 – wél zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft gehad en heeft.
[gedaagde] had bijvoorbeeld een overzicht van zijn pintransacties of een overzicht van het nutsverbruik in het gehuurde over de periode met ingang van 2019 kunnen overleggen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan, terwijl Cazas Wonen ook al eens eerder naar nadere gegevens heeft gevraagd. Anders dan [gedaagde] stelt, staat zijn enkele stelling dat zijn nutsverbruikgegevens een vertekend beeld geven en dat hij voornamelijk cash betaald het overleggen van nutsverbruik- en pingegevens niet in de weg. Deze stelling brengt enkel met zich dat [gedaagde] naast deze gegevens ook andere feiten en/of omstandigheden, onderbouwd met objectieve gegevens, in het kader van zijn betwisting zal moeten stellen die tot de conclusie leiden dat het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven – ook sinds 2019 – zich wél in het gehuurde bevindt. Dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, komt en blijft voor zijn rekening en risico.
[gedaagde] stelt dat
inmiddelszijn gezin bij hem in het gehuurde is komen wonen, maar dat heeft hij ook onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft ten eerste afschriften uit de BRP tijdens de mondelinge behandeling overgelegd, waaruit volgt dat de twee hiervoor vermelde kinderen ( [A] en [B] ) van [gedaagde] op 21 september 2023 op het adres van het gehuurde staan ingeschreven. Dit is echter onvoldoende om te concluderen dat zij zich hier ook daadwerkelijk gevestigd hebben en dat [gedaagde] daarmee zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. De kinderen van [gedaagde] hebben namelijk eerder al van 10 maart 2023 tot 1 mei 2023 in de BRP ingeschreven gestaan op het adres van het gehuurde, maar zijn daarna weer met hun moeder naar Marokko teruggekeerd. De vrouw van [gedaagde] verbleef hier namelijk tijdelijk met een visum op grond waarvan zij niet langer dan drie aaneengesloten maanden in Nederland mag verblijven. Daarom kan niet worden uitgesloten dat de kinderen ook thans weer met hun moeder mee naar Marokko terugkeren wanneer zij Nederland moet verlaten. Verder heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling een kennisgeving van inschrijving van zijn voormelde kinderen op de openbare basisschool [naam] in Mijdrecht overgelegd. Hierop staat dat de datum van inschrijving 1 augustus 2023 is, maar uit een brief van de gemeente De Ronde Venen van 14 september 2023 die door Cazas Wonen is overgelegd blijkt dat op dat moment (anderhalve maand na de vermeende inschrijving) geen inschrijving op een school bekend was. Ook heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zijn kinderen op dat moment (27 september 2023) pas één week naar school gingen. Ook dit stuk is dus onvoldoende om vast te stellen dat de kinderen zich nu (permanent) gevestigd hebben in Nederland en dat [gedaagde] daarmee zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft.
Ontbinding van de huurovereenkomst en de gevolgen daarvan
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] sinds 2019 niet zijn hoofdverblijf heeft gehad en heeft in het gehuurde. Het niet hebben van hoofdverblijf in het gehuurde is een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
3.6.
De door [gedaagde] genoemde persoonlijke omstandigheden kunnen niet tot gevolg hebben dat van de ontbinding moet worden afgezien. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
Volgens [gedaagde] is het altijd de intentie geweest om met zijn gezin in het gehuurde te gaan wonen en is dat inmiddels ook gebeurd. Zoals eerder overwogen in 3.4. kan niet worden vastgesteld dat het gezin van [gedaagde] en daarmee ook [gedaagde] zich inmiddels (permanent) heeft gevestigd in het gehuurde. Bovendien maakt dit nog niet dat een tekortkoming in het verleden ongedaan wordt gemaakt. De kantonrechter heeft immers vastgesteld dat [gedaagde] sinds 2019 niet het hoofdverblijf heeft in het gehuurde. De kantonrechter moet bij een vordering tot ontbinding en ontruiming echter wel het belang van minderjarige kinderen meewegen. Op dit moment staan de minderjarige kinderen van [gedaagde] weliswaar in de BRP ingeschreven op het adres van het gehuurde, maar niet is gesteld of gebleken dat zijn kinderen in een noodsituatie terecht komen als de huurovereenkomst wordt ontbonden en zij het gehuurde moeten verlaten. De kinderen kunnen immers met hun moeder in Marokko verblijven, zoals zij ook al jaren doen.
Daarnaast stelt [gedaagde] dat hij aan het gehuurde is gebonden vanwege zijn bedrijf, maar niet is gebleken dat [gedaagde] voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden het gehuurde nodig heeft. Dat heeft [gedaagde] niet onderbouwd. Bovendien is hij al jaren regelmatig van huis weg en niet is gebleken dat [gedaagde] in die periodes inkomen uit zijn verblijf is misgelopen vanwege zijn verblijf elders.
Ook stelt [gedaagde] dat hij bij ontbinding en ontruiming nergens anders in Nederland terecht kan. [gedaagde] had er echter bedacht op kunnen en moeten zijn dat Cazas Wonen de huurovereenkomst zou beëindigen nu hij zijn woongedrag niet heeft aangepast, terwijl hij hier door Cazas Wonen voor gewaarschuwd is. De ontbinding leidt er weliswaar toe dat [gedaagde] het gehuurde moet verlaten, maar niet is gebleken is dat het voor [gedaagde] niet mogelijk is om in Nederland tijdelijk elders onderdak te verkrijgen, bijvoorbeeld bij tijdelijk onderdak verlenende hulpinstanties, dan wel alternatieve huisvesting te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van kamerhuur. Het belang van Cazas Wonen om het gehuurde zo snel mogelijk te kunnen verhuren aan een gezin dat al lang op de wachtlijst staat voor een sociale huurwoning weegt in dit geval dan ook zwaarder.
3.7.
De huurovereenkomst wordt dus ontbonden. Dit betekent dat de huurovereenkomst eindigt. Als gevolg daarvan moet [gedaagde] het gehuurde ook ontruimen. Dit betekent dat hij het gehuurde moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten. [gedaagde] krijgt hiervoor veertien dagen de tijd. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hem door de deurwaarder is bezorgd.
Proceskosten
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom zijn eigen proceskosten dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van Cazas Wonen betalen. De proceskosten van Cazas Wonen worden begroot op:
- dagvaarding € 129,86
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 398,00 (2 punten x tarief € 199,00)
- nakosten
€ 99,50
Totaal € 755,36
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
Cazas Wonen vordert dat de ontbinding en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat Cazas Wonen het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van Cazas Wonen om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder 3.6. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van Cazas Wonen zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Daarom wordt het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
[gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de woning aan het adres [adres] in [plaats] per vandaag;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan Cazas Wonen, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Cazas Wonen te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet de proceskosten van Cazas Wonen van € 755,36, aan haar betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de nakosten, tot dit vonnis begroot op € 99,50, eventueel vermeerderd met de kosten van betekening, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.