ECLI:NL:RBMNE:2023:7569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10508965 \ AC EXPL 23-1118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van zorgpremie en rechtsgeldigheid van zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen CZ Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De gedaagde had een zorgverzekering afgesloten bij CZ voor hem en zijn twee kinderen, maar had de premie over de maanden oktober 2022 tot en met februari 2023 niet betaald. CZ vorderde betaling van € 1.585,48, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde erkende de zorgverzekering, maar betwistte de rechtsgeldigheid van de overeenkomst, wat door de rechter werd verworpen. De rechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen, ook al was er geen handtekening gezet, en dat de gedaagde verplicht was de premie te betalen.

De kantonrechter wees de vordering van CZ toe, inclusief wettelijke rente over de verschuldigde bedragen. Daarnaast vorderde CZ vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, welke ook werden toegewezen. De rechter stelde vast dat de gedaagde in verzuim was met de betaling van de premie en dat hij ook de proceskosten moest vergoeden. De totale te betalen som voor de gedaagde kwam uit op € 1.762,96, plus de proceskosten van € 949,36. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat CZ het vonnis direct kan laten uitvoeren, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10508965 \ AC EXPL 23-1118
Vonnis van 22 november 2023
in de zaak van
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: CZ,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 mei 2023,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek tevens akte vermeerdering van eis,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] heeft op 8 december 2018 bij CZ een zorgverzekering afgesloten voor hem en zijn twee kinderen. [gedaagde] heeft de premie over de maanden oktober 2022 tot en met februari 2023 niet betaald. Daarom vordert CZ, nadat zij haar eis heeft vermeerderd, in deze procedure betaling van € 1.585,48, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] erkent dat hij bij CZ een zorgverzekering heeft afgesloten, maar volgens hem is de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Dat verweer slaagt niet. Zo zou de overeenkomst door dwaling tot stand zijn gekomen, maar [gedaagde] heeft niet onderbouwd waarom dat het geval zou zijn. Ook maakt het feit dat er geen natte handtekening onder de overeenkomst is gezet niet dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Een overeenkomst kan immers ook online worden afgesloten (zoals [gedaagde] in dit geval heeft gedaan).
2.3.
Omdat [gedaagde] een (rechtsgeldige) zorgverzekeringsovereenkomst heeft gesloten met CZ, is hij verplicht om aan CZ de maandelijkse premie te betalen. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] de overeenkomst tussentijds heeft opgezegd of dat de overeenkomst op een andere manier is beëindigd waardoor hij de gevorderde premie niet zou hoeven betalen. Omdat de premie over de maanden oktober 2022 tot en met februari 2023 niet heeft betaald, wordt in totaal een bedrag van € 1.585,48 aan premie toegewezen.
2.4.
Omdat [gedaagde] in verzuim is met betaling van de maandelijkse premie, is hij hierover wettelijke rente verschuldigd. De kantonrechter stelt als niet betwist vast dat de wettelijke rente over € 1.178,04 (de premie over de maanden oktober 2022 tot en met december 2022) tot 9 mei 2023 € 0,77 bedraagt en wijst dit bedrag toe. De wettelijke rente over het bedrag van € 1.178,04 wordt verder toegewezen vanaf 9 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. CZ heeft niet gesteld vanaf welke datum [gedaagde] in verzuim is met betaling van het overige bedrag van € 407,44 (de premie over de maanden januari 2023 en februari 2023). De wettelijke rente hierover wordt daarom toegewezen vanaf de datum van de conclusie van repliek waarin CZ haar eis heeft vermeerderd met dit bedrag, dus vanaf 16 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling.
2.5.
CZ vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] stelt dat de door CZ ingeschakelde deurwaarder (de gemachtigde van CZ) de AVG heeft geschonden. Voor zover dit als verweer is bedoeld tegen de buitengerechtelijke incassokosten, kan dit hem niet baten. Niet is gebleken, en [gedaagde] heeft dat ook niet onderbouwd, dat de deurwaarder in strijd met de AVG heeft gehandeld. CZ heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 176,71 toegewezen.
2.6.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in totaal het volgende bedrag aan CZ moet betalen:
- hoofdsom
- wettelijke rente

1.585,48
0,77
- buitengerechtelijke incassokosten
176,71
+
totaal
1.762,96
2.7.
In zijn brief van 11 september 2023 (de conclusie van dupliek) eist [gedaagde] gecompenseerd te worden voor materiële en immateriële schade van € 100,00 per dag vanaf de start van deze procedure. Voor zover [gedaagde] hiermee een tegenvordering had willen instellen, dan wordt hij daarin niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de wet is het instellen van een dergelijke tegenvordering alleen mogelijk in de conclusie van antwoord en daarna niet meer (artikel 137 Rv). In deze zaak is de brief van 11 juli 2023 van [gedaagde] aan te merken als conclusie van antwoord en in deze brief heeft [gedaagde] geen vordering ingesteld. Bovendien heeft [gedaagde] de tegenvordering niet onderbouwd, waardoor deze, nog los van de ontvankelijkheid hiervan, geen kans van slagen zou hebben gehad.
2.8.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van CZ als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
398,00
99,50
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
949,36

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ te betalen een bedrag van € 1.762,96, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- het bedrag van € 1.178,04 (aan premie over oktober 2022 tot en met december 2022), met ingang van 9 mei 2023,
- het bedrag van € 407,44 (aan premie over januari 2023 en februari 2023), met ingang van 16 augustus 2023,
telkens tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van CZ tot dit vonnis vastgesteld op € 949,36, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.