In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen CZ Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De gedaagde had een zorgverzekering afgesloten bij CZ voor hem en zijn twee kinderen, maar had de premie over de maanden oktober 2022 tot en met februari 2023 niet betaald. CZ vorderde betaling van € 1.585,48, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde erkende de zorgverzekering, maar betwistte de rechtsgeldigheid van de overeenkomst, wat door de rechter werd verworpen. De rechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen, ook al was er geen handtekening gezet, en dat de gedaagde verplicht was de premie te betalen.
De kantonrechter wees de vordering van CZ toe, inclusief wettelijke rente over de verschuldigde bedragen. Daarnaast vorderde CZ vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, welke ook werden toegewezen. De rechter stelde vast dat de gedaagde in verzuim was met de betaling van de premie en dat hij ook de proceskosten moest vergoeden. De totale te betalen som voor de gedaagde kwam uit op € 1.762,96, plus de proceskosten van € 949,36. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat CZ het vonnis direct kan laten uitvoeren, ongeacht een eventuele hoger beroep.