In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen, [eiser] en [eiseres], en [gedaagde], over de juridische erfgrens tussen hun percelen en de afwatering van regenwater. De eisende partijen, [eiser] en [eiseres], zijn eigenaren van een perceel en willen dat de rechtbank vaststelt dat de juridische erfgrens overeenkomt met de kadastrale erfgrens. De gedaagde partij, [gedaagde], stelt echter dat de erfgrens door verjaring in het midden van een gedempte sloot ligt. Daarnaast is er een geschil over de afwatering, waarbij [gedaagde] beweert dat hij sinds 1983 afwatert via plastic buizen die op het perceel van [eiser] en [eiseres] uitkomen, en dat hierdoor een erfdienstbaarheid is ontstaan. De eisende partijen betwisten dit en stellen dat de buizen niet sinds 1983 in gebruik zijn.
De rechtbank heeft op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de erfgrens de kadastrale erfgrens is en dat het beroep van [gedaagde] op verkrijgende of bevrijdende verjaring niet slaagt. Ook is er geen erfdienstbaarheid ontstaan voor het afwateren door [gedaagde] op het perceel van [eiser] en [eiseres]. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] en [eiseres] toegewezen, waardoor zij het recht hebben om een erfafscheiding te plaatsen tegen de kadastrale erfgrens. De vorderingen van [gedaagde] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld tot het verwijderen van zijn spullen en bouwwerken die op het perceel van [eiser] en [eiseres] staan. Tevens is er een verbod opgelegd aan [gedaagde] om zijn regenwater via de buizen af te voeren op het perceel van [eiser] en [eiseres].