ECLI:NL:RBMNE:2023:7561
Rechtbank Midden-Nederland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Deskundigenonderzoek naar echtheid handtekening in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft de rechtspersoon naar buitenlands recht, aangeduid als [eiseres], op 9 maart 2023 [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter in Utrecht. De zaak betreft een vordering van [eiseres] op [gedaagde] voor een bedrag van € 442,07, bestaande uit een onbetaalde bestelling van € 380,-, incassokosten van € 57,- en rente van € 5,07. [gedaagde] heeft de betaling betwist, stellende dat zij de bestelling nooit heeft ontvangen en dat de handtekening op het leveringsbewijs niet van haar is. De kantonrechter heeft bepaald dat [eiseres] moet bewijzen dat de bestelling daadwerkelijk aan [gedaagde] is geleverd. Dit is in lijn met artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de bewijslast bij de eiser legt.
De kantonrechter heeft besloten een deskundige te benoemen om de echtheid van de handtekening op het afleverbewijs te onderzoeken. Dit deskundigenonderzoek is noodzakelijk omdat [gedaagde] betwist dat de handtekening op het afleverbewijs van haar is. De kantonrechter heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de wenselijkheid van het deskundigenonderzoek en de kosten daarvan, die mogelijk hoger zijn dan het gevorderde bedrag. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en zal op 2 augustus 2023 opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door beide partijen.
De kantonrechter heeft voorlopig geoordeeld dat er één deskundige moet worden benoemd, die moet rapporteren over de vraag of de handtekening op het afleverbewijs van [gedaagde] is. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, waarbij de kantonrechter de partijen heeft aangespoord om te overwegen de zaak onderling te schikken.