Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief van 6 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft [eiseres] N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor onbetaalde facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht. De procedure begon met een dagvaarding op 17 april 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 6 juli 2023. De kern van de zaak draait om de vraag of [gedaagde] verplicht is om te betalen voor de door [eiseres] verrichte werkzaamheden, die op basis van een uurtarief zijn gedeclareerd. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat er een vaste prijs was afgesproken, maar kan dit niet voldoende onderbouwen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst op 10 februari 2021 is getekend, waarin expliciet staat dat [eiseres] op basis van uurtarief declareert. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de openstaande facturen moet voldoen, met een totaalbedrag van € 3.636,17, waarvan hij al een voorschot van € 1.815,- heeft betaald. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.