ECLI:NL:RBMNE:2023:7550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10606092 \ MV EXPL 23-87
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over concurrentiebeding en relatiebeding in arbeidsovereenkomst van Assistent Makelaar

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft de kantonrechter op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een Assistent Makelaar, en [gedaagde] B.V. De eiseres had een arbeidsovereenkomst met [gedaagde] en vorderde schorsing van het concurrentiebeding en matiging van het relatiebeding, omdat zij per 1 juli 2023 in dienst wilde treden bij een andere onderneming, [bedrijf]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding geldig is en dat [bedrijf] als concurrent van [gedaagde] moet worden beschouwd. De rechter oordeelde dat de belangen van [eiseres] niet opwegen tegen de belangen van [gedaagde] bij handhaving van het concurrentiebeding. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft benadrukt dat het concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen en dat de werknemer niet onbillijk mag worden benadeeld. De rechter heeft ook geoordeeld dat de eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat het concurrentiebeding haar in belangrijke mate belemmert om een nieuwe, vergelijkbare baan te vinden. De beslissing is genomen in het kader van een kort geding, waarbij de rechter slechts een voorlopig oordeel heeft gegeven over het geschil.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10606092 MV EXPL 23-87 J/13702
Kort geding vonnis van 14 augustus 2023
inzake
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. N.L. Cruickshank, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H.A. Dragstra, advocaat te Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiseres] van 19 juli 2023 met 11 producties;
- de door [gedaagde] ingediende 7 producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2023 per Teams. Hiervoor is gekozen gelet op het aantal verhinderdata van partijen en om zo de heer [A] (algemeen directeur van [gedaagde] ) de mogelijkheid te bieden om de zitting vanaf zijn vakantieadres te kunnen bijwonen. Verschenen zijn [eiseres] en mr. Cruickshank en mr. Dragstra. Mr. Dragstra heeft (per e-mail) pleitaantekeningen overgelegd en die voorgedragen. Van hetgeen verder ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Dit kort geding gaat over het concurrentiebeding en relatiebeding die zijn opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] . [eiseres] , geboren op
[geboortedatum] 1968, is van 15 juni 2020 tot 1 juli 2023 in dienst geweest bij [gedaagde] . Zij was laatstelijk werkzaam bij [gedaagde] als Assistent Makelaar voor 32 uur per week tegen een salaris van € 2.450,00 bruto per maand. [eiseres] volgde bij [gedaagde] de opleiding tot Kandidaat-Register Makelaar en Taxateur. [eiseres] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per
1 juli 2023 omdat zij wil gaan werken bij [bedrijf] . Partijen discussiëren onder meer over (het antwoord op) de vraag of het tussen hen overeengekomen concurrentiebeding hieraan in de weg staat.
Wat vordert [eiseres] ?
2.2.
[eiseres] vordert – samengevat – vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
[gedaagde] gebiedt dat zij zal gedogen dat [eiseres] bij [bedrijf] in dienst treedt, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW) over de periode vanaf 1 juli 2023 tot het moment dat het concurrentiebeding is geschorst;
het concurrentiebeding met onmiddellijke ingang schorstmet veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW over de periode vanaf 1 juli 2023 tot het moment dat het concurrentiebeding is geschorst;
het relatiebeding in duur matigt tot 12 maanden en [gedaagde] veroordeelt om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] een lijst van haar relaties te verstrekken, waarbij slechts klanten met een getekende en geldige overeenkomst van opdracht waar [eiseres] daadwerkelijk voor werkte, worden aangemerkt als een relatie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft bij het opstellen van de lijst;
[gedaagde] veroordeelt, voor zover [gedaagde] zich op het concurrentiebeding blijft beroepen en [eiseres] in afwachting van de bodemprocedure daardoor genoodzaakt is om af te zien van indiensttreding bij [bedrijf] en/of [bedrijf] het aanbod intrekt, om aan [eiseres] voor de duur van de beperking bij wijze van voorschot op een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW te voldoen een bedrag van € € 2.646,00 bruto per maand;
subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] voor de duur van de beperking bij wijze van voorschot op een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW te voldoen een bedrag van
€ 2.646,00 bruto per maand, of een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor het geval het concurrentiebeding niet geheel of gedeeltelijk wordt geschorst, en het relatiebeding niet wordt gematigd;
in alle gevallen:
[gedaagde] verbiedt om ten laste van [eiseres] de boetes uit hoofde van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst te vorderen die zijn verbonden aan de overtreding van het concurrentie-/relatiebeding tot in rechte is komen vast te staan dat het boetebeding geldig is;
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten;
[gedaagde] veroordeelt in de nakosten (te begroten op een half punt salaris voor de gemachtigde) en bepaalt dat [gedaagde] daarover wettelijke rente is verschuldigd als deze kosten niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn betaald.
Waarom vordert [eiseres] dit?
2.3.
[eiseres] stelt dat [bedrijf] niet als een concurrent van [gedaagde] kan worden aangemerkt en dat daarom geen sprake is van een mogelijke schending van het beding. Verder stelt [eiseres] dat [gedaagde] bij de ondertekening van de arbeidsovereenkomst heeft toegezegd dat het ‘wel los zou lopen’ met het concurrentie- en relatiebeding. Daarop mocht [eiseres] vertrouwen. [eiseres] meent dat [gedaagde] geen belang heeft bij het concurrentiebeding, omdat zij alleen generieke kennis heeft die bovendien beperkt is tot het laag en midden segment en dat in ieder geval haar belangen bij het schorsen van het concurrentiebeding en het matigen van het relatiebeding zwaarder wegen dan die van [gedaagde] bij de instandhouding ervan. Voor het geval [eiseres] wordt gehouden aan het concurrentiebeding, maakt zij aanspraak op een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW. [eiseres] stelt dat zij ernstig nadeel ondervindt van de beperking van het concurrentiebeding. Tot slot stelt [eiseres] zich op het standpunt dat het overeengekomen boetebeding nietig is omdat op grond van het beding [gedaagde] het recht toekomt om naast een boete schadevergoeding te vorderen. Dit is in strijd met artikel 7:651 lid 2 BW.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.4.
[gedaagde] meent dat de vorderingen moeten worden afgewezen. [gedaagde] voert aan dat [eiseres] zich zonder mitsen en maren aan het concurrentie- en relatiebeding heeft gecommitteerd. Van enige nuancering door [gedaagde] is geen sprake geweest. [gedaagde] bepleit dat [bedrijf] als een concurrent moet worden beschouwd en dat [eiseres] aan het beding kan worden gehouden. Dat laatste geldt ook voor het relatiebeding. [gedaagde] heeft er belang bij om [eiseres] voor 24 maanden aan het relatiebeding te houden. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] geen recht op lijstjes, ook omdat [gedaagde] bang is voor misbruik daarvan in het kader van het beschermen van haar belangen. Er bestaat volgens [gedaagde] geen grond voor toewijzing van de gevorderde vergoeding aan [eiseres] . Het boetebeding is geldig volgens [gedaagde] .
Wat beslist de kantonrechter in dit kort geding?
2.5.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt [eiseres] in de proceskosten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang
2.6.
De kantonrechter stelt vast dat van de spoedeisendheid van de gevraagde voorzieningen voldoende is gebleken, gelet op de beoogde datum van indiensttreding
(1 juli 2023) van [eiseres] bij [bedrijf] .
Het toetsingskader
2.7.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Zijn [gedaagde] en concurrenten van elkaar? Ja
2.8.
Het concurrentiebeding waar het om draait en wat is opgenomen in de per
15 januari 2022 gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, luidt:
12.1
Het is werknemer niet toegestaan om binnen een tijdvak van 12 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zelf, binnen de gemeente [gemeente] met een straal van 10 kilometer van de gemeentegrens, in enigerlei vorm een kantoor, bedrijf of beroep gelijk, gelijkwaardig of aanverwant aan dat van de werkgever te vestigen, uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect, als ook financieel in welke vorm ook bij een dergelijk kantoor, bedrijf of de uitoefening van zo’n beroep belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin enig aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
2.9.
Niet ter discussie staat dat partijen een geldig concurrentiebeding zijn overeengekomen. De eerste vraag die voorligt is of [bedrijf] een gelijk, gelijkwaardig of aanverwant (hierna: concurrerend) bedrijf aan [gedaagde] betreft. De kantonrechter beantwoordt die vraag voorshands bevestigend. De vestiging van [bedrijf] waar [eiseres] wil gaan werken, gelegen in [plaats] , valt binnen de in het concurrentiebeding gestelde geografische grens. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] en [bedrijf] gelijke activiteiten hebben in dezelfde markt: het aan- en verkopen van starterswoningen tot en met woningen in het luxesegment binnen hetzelfde gebied. Dat de kantoren een verschillende omvang hebben en een andere hoeveelheid woningen in de verschillende segmenten aanbieden, doet daar niets aan af. Datzelfde geldt voor de door [eiseres] genoemde omstandigheid dat Dat [bedrijf] ook andere of meer diensten aanbiedt (zoals nieuwbouw en verhuur). Indiensttreding bij [bedrijf] levert dan ook in beginsel een schending van het concurrentiebeding op.
Nuancering concurrentiebeding door [gedaagde] ?
2.10.
De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] zich bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst zodanig heeft uitgelaten dat [eiseres] er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [gedaagde] haar niet zou houden aan het concurrentiebeding, is door [gedaagde] gemotiveerd betwist en door [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voorshands kan van de juistheid van die stelling dan ook niet worden uitgegaan.
Belangenafweging
2.11.
De bodemrechter kan op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Daarop vooruitlopend kan in kort geding het concurrentiebeding worden geschorst, indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op voornoemde grond. De kantonrechter dient dan ook op basis van alle relevante omstandigheden van het geval een afweging te maken tussen de belangen van [eiseres] bij schorsing van het concurrentiebeding en de belangen van [gedaagde] bij onverkorte handhaving ervan.
2.12.
Een werknemer heeft in beginsel het (grondwettelijk vastgelegde) recht om vrij te kunnen kiezen welke arbeid hij wenst te verrichten. Indien hij door een concurrentiebeding na einde dienstverband in deze mogelijkheden wordt beperkt en om vernietiging of beperking van dat beding vraagt, dient een afweging te worden gemaakt tussen het recht op vrije arbeidskeuze enerzijds en het (zwaarwegende) belang van de werkgever bij (integrale) handhaving anderzijds. Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 september 2020, ECLI:NL:GHALR:2020:7033).
2.13.
[gedaagde] is één van de vier vestigingen van [gedaagde] . Het betreft een kleine vestiging. [eiseres] werkte samen met de heer [A] (makelaar en algemeen directeur) en mevrouw [B] (medewerker binnendienst). [eiseres] was sinds
januari 2022 lid van het managementteam van de verschillende vestigingen. [gedaagde] heeft uiteengezet dat tijdens de vergaderingen onder andere de strategie en marketingaanpak van het kantoor werden besproken en dat [eiseres] de spil was in het proces van het vergroten van het marktaandeel en de positie van [gedaagde] . Dit is voordehand liggend en door [eiseres] onvoldoende gemotiveerd betwist. Ter zitting heeft zij bevestigd dat daar bijvoorbeeld over de te rekenen courtage werd gesproken. Het is dan ook voldoende aannemelijk dat [eiseres] weet van essentiële relevante commerciële informatie die zij ten gunste van [bedrijf] zou kunnen gebruiken nu zij in hetzelfde gebied en op dezelfde markt opereren.
2.14.
Dat [eiseres] naast haar genoemde recht op vrije arbeidskeuze, zwaarwegende belangen heeft bij de indiensttreding bij [bedrijf] , acht de kantonrechter voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt. [eiseres] stelt dat zij er bij [bedrijf] aanzienlijk financieel op vooruit gaat. [eiseres] zegt dat zij maandelijks bijna 25% meer kan verdienen en er een bonusregeling wordt aangeboden, maar onderbouwt dit op geen enkele manier. Dat [eiseres] bij [bedrijf] betere carrièreperspectieven heeft, kan de kantonrechter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet volgen. Zij stelt dat zij bij [bedrijf] kan doorgroeien tot Kandidaat Register Makelaar en Taxateur, maar onduidelijk is waarom die functie bij [gedaagde] niet tot de mogelijkheden behoort. [gedaagde] heeft onbetwist naar voren gebracht dat het partijen voor ogen stond dat [eiseres] zou worden opgeleid tot makelaar, dat zij als vestigingsleider zou opereren en dat haar reeds een partnerschap is aangeboden. Dat er sprake was van onvoldoende opleiding en begeleiding vanuit [gedaagde] , laat staan dat zij hierover heeft geklaagd, heeft [eiseres] niet onderbouwd. [eiseres] voert tot slot nog aan dat de bedrijfseconomische situatie bij [gedaagde] onzeker is, maar niet gesteld of gebleken is dat die zodanig is dat die consequenties heeft voor de positie van [eiseres] .
2.15.
De belangen van partijen tegen elkaar afwegend, acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiseres] onbillijk wordt benadeeld door handhaving van het beding. Het beding zal dan ook niet worden geschorst.
Relatiebeding
2.16.
De kantonrechter overweegt dat niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] in de huidige situatie, waarbij wordt beslist dat het concurrentiebeding niet wordt geschorst en aan een overstap naar [bedrijf] in de weg staat, belang heeft bij een beslissing op haar vordering ten aanzien van het relatiebeding. Die beoordeling moet immers ook worden gemaakt tegen de achtergrond van een potentiële mogelijke nieuwe werkgever.
Vergoeding? Nee
2.17.
[eiseres] vordert een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW ter compensatie voor de aan haar opgelegde beperking via het concurrentiebeding. Zij stelt dat zij door haar opzegging geen aanspraak kan maken op een WW-uitkering, gedurende een jaar geen ander inkomen kan verwerven door haar gebondenheid aan de makelaarsbranche en meer in het bijzonder de regio Het Gooi en omstreken.
2.18.
Bij de vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 5 BW gaat het om de situatie dat er gerechtvaardigde belangen aan de kant van de werkgever zijn om het concurrentiebeding (of relatiebeding) te handhaven, maar dat het beding de werknemer bijvoorbeeld in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn. De vergoeding is geen schadevergoeding, maar een billijkheidsvergoeding, waarbij het nadeel dat de werknemer ondervindt bij handhaving van het beding kan worden verzacht door toekenning van een financiële tegemoetkoming.
2.19.
De kantonrechter overweegt dat niet voorshands kan worden aangenomen dat de bodemrechter deze vergoeding zonder meer zal toewijzen. Geoordeeld wordt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat het beding haar in belangrijke mate belemmert om een nieuwe, vergelijkbare baan te vinden. De kantonrechter begrijpt de binding van [eiseres] met de regio Het Gooi en omstreken gezien haar kennis over dit gebied, maar niet is gebleken dat zij buiten een straal van 10 kilometer geen andere baan bij een makelaarskantoor kan vinden en er buiten de geografische beperking van het concurrentiebeding geen makelaarskantoren zijn die zich richten op de regio Het Gooi en omstreken. [eiseres] heeft daartoe ook helemaal geen poging ondernomen; zij heeft zelf (uitsluitend) [bedrijf] benaderd met de vraag of zij daar in dienst kon treden.
Waarom wordt aan [gedaagde] geen verbod opgelegd om boetes te vorderen?
2.20.
Het in artikel 12.4 van de arbeidsovereenkomst neergelegde boetebeding luidt:
Bij overtreding van het in 12.1, 12.2 en 12.3 bepaalde, verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever een dadelijk en in eens, zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) voor elke overtreding en € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor elke dag dat een overtreding voortduurt. Onverminderd het recht van werkgever op volledige schadeloosstelling.
(…)
2.21.
De stelling van [eiseres] dat het boetebeding nietig is omdat het in strijd zou zijn met artikel 7:651 lid 2 BW, wordt door de kantonrechter verworpen. Uit het arrest Ghisyawan/Lan-Alyst (Hoge Raad 4 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF 2844) volgt dat voor de boetebepaling gekoppeld aan een concurrentie- of relatiebeding in de zin van artikel 7:653 BW, zoals in casu, niet het bepaalde van artikel 7:651 BW (en 7:650 BW) geldt maar dat de artikelen 6:91-6:94 BW van toepassing zijn. Van nietigheid ingevolge artikel 6:92 BW is hier dan ook geen sprake. Partijen kunnen afwijken en bepalen, zoals in casu, dat naast de boete volledige schadevergoeding kan worden gevorderd.
Waarom moet [eiseres] de proceskosten betalen?
2.22.
Omdat [eiseres] ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.