ECLI:NL:RBMNE:2023:755

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/3459
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres op basis van medische rapporten en arbeidskundige geschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin haar arbeidsongeschiktheid per 22 juni 2021 op 52,61% werd vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen, vooral vanwege psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank heeft de zaak op 19 januari 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres per 22 juni 2021 52,61% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening had gehouden met haar psychische klachten, die verergerd waren door persoonlijke omstandigheden.

De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier zorgvuldig had bestudeerd en dat de medische rapporten eenduidig en zonder tegenstrijdigheden waren. Eiseres had geen medische stukken overgelegd die de beoordeling van de verzekeringsarts konden weerleggen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv met het arbeidskundig rapport had aangetoond dat de voorbeeldfuncties passend waren voor eiseres en dat de vastgestelde arbeidsongeschiktheid correct was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekende dat het Uwv terecht had vastgesteld dat zij per 22 juni 2021 52,61% arbeidsongeschikt was. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Weijer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. Met een besluit van 26 juli 2021 heeft het Uwv aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend per 9 oktober 2019. Volgens het UWV beschikte eiseres op die datum niet over benutbare mogelijkheden en was zij 80 tot 100% arbeidsongeschikt.
1.1.
Het Uwv heeft eiseres met een besluit van 19 augustus 2021 per 22 juni 2021 52,61% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres werd niet meer in staat geacht tot het verrichten van haar arbeid als verkoopster, maar wel tot het vervullen van diverse andere functies. Als voorbeeldfuncties zijn geselecteerd: huishoudelijke medewerker (exclusief particulier), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) en productiemedewerker confectie, kleermaken.
1.2.
Eiseres is het met deze wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage niet eens en heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit.
1.3.
Met het bestreden besluit van 20 juni 2022 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het Uwv heeft dit besluit gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 april 2022, een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 april 2022 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
5 mei 2022.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
2. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat zij vanwege psychische en lichamelijke klachten niet in staat is om de drie voorbeeldfuncties uit te oefenen. Volgens eiseres is het arbeidsongeschiktheidspercentage daardoor niet juist vastgesteld. Het Uwv vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid juist is vastgesteld.
Het beoordelingskader
3. De rechtbank beoordeelt aan de hand van wat partijen hebben aangevoerd of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 22 juni 2021 52,61% arbeidsongeschikt is.
4. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De medische rapporten die de basis vormen voor de besluiten van het Uwv zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aannemelijk maken dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zelf haar klachten en medische situatie ervaart niet voldoende is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Is het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand gekomen?
5. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beoordeling is uitgegaan van de ‘Rapportage Psychologisch Onderzoek’ van Altrecht. Dat onderzoek heeft plaatsgevonden in 2019 en 2020 en was volgens eiseres op 22 juni 2021 verouderd. Eiseres voert aan dat zij begin 2021 toegenomen psychische klachten had als gevolg van twee stressvolle gebeurtenissen in haar leven. Ten eerste had eiseres problemen met haar ex-partner. Ze verwijst hiervoor naar een brief van Altrecht van 24 februari 2021 aan haar huisarts. Daarin staat dat haar ex-partner haar recent opnieuw heeft mishandeld en daarom in detentie zit. Eiseres was bang dat haar ex-partner bij vrijlating wraak op haar zou nemen. Dat is later in 2021 ook op een zeer ernstige wijze gebeurd. Ten tweede had eiseres financiële problemen. Hiervoor verwijst eiseres naar een dagvaarding van 24 maart 2021 waarin haar verhuurder de kantonrechter vraagt om haar te veroordelen om het door haar gehuurde perceel te ontruimen. Op dit perceel had zij zelf een chalet met een waarde van tussen de € 153.000,- en € 195.000,- gebouwd. Dit chalet zou zij bij ontruiming van het perceel ook kwijt raken. Eiseres vertrouwde op haar bewindvoerder, maar deze schoot tekort in het bewind over haar vermogen. Dit blijkt ook uit de beschikking van de kantonrechter van 13 april 2022. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze twee stressvolle gebeurtenissen en de klachten die zij hiervan ondervond onvoldoende meegewogen.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit het rapport van 13 april 2022 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier van eiseres heeft bestudeerd. Ook heeft zij eiseres op 13 april 2022 medisch onderzocht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij haar beoordeling de medische informatie van Altrecht en van de huisarts betrokken die eiseres in de bezwaarprocedure heeft aangeleverd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 13 april 2022 eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. In dit rapport is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport onderkend dat eiseres een voorgeschiedenis heeft met ernstige problemen en op 22 juni 2021 te maken had met stesserende factoren. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen van het medisch onderzoek na de hoorzitting en het rapport van de primaire arts van 5 juli 2021 betrokken bij zijn rapport.
5.2.
Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat hij pas in beroep bekend is geworden met de brief van Altrecht van 24 maart 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een aanvullend rapport van 20 oktober 2022 op deze brief gereageerd. Daarin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de klachten die in deze brief worden beschreven overeen komen met de klachten die eiseres had tijdens het spreekuur bij de primaire arts en tijdens het door haar uitgevoerde medisch onderzoek. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zij deze klachten bij haar medische beoordeling meegenomen.
5.3.
Gelet op het onderzoek dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verricht, ziet de rechtbank geen reden aan te nemen dat het onderzoek onvolledig of onzorgvuldig was of dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn oordeel heeft gebaseerd op verouderde informatie.
Is de medische beoordeling onjuist?
6. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zij in het dagelijks functioneren meer beperkingen heeft in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren (rubrieken 1 en 2) dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Bij de rubriek persoonlijk functioneren gaat het om beperkingen in het dagelijks functioneren bij het vasthouden en verdelen van aandacht, herinneren, doelmatig handelen en handelingstempo. Bij de rubriek sociaal functioneren gaat het om samenwerken. Verder voert eiseres aan dat zij als gevolg van energetische problemen niet in staat is om 20 uur per week en 4 uur per dag te werken.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat het de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen is om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. De rechtbank kan de vertaalslag volgen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemaakt van de klachten van eiseres naar de beperkingen in de FML. Daarin zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. In het rapport van 13 april 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschreven dat eiseres haar hele leven al gevoelig is voor psychische problematiek, waar ze tot haar ziekmelding in 2014 mee heeft kunnen werken. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschreven dat eiseres een periode met psychische klachten heeft gehad en dat de situatie rond de datum van 22 juni 2021 weer wat is gestabiliseerd. In het rapport van 13 april 2022 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Eiseres is niet ADL-afhankelijk of bedlegerig, niet langdurig opgenomen in een WLZ-erkende instelling en er is geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle drie de niveaus (zelfverzorging, functioneren in samenlevingsverband en sociale contacten buiten het gezin) op basis van een ernstige psychische stoornis. Wel concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres beperkingen heeft wat betreft psychische belastbaarheid voor stresserende factoren. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep conform de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ aan eiseres een urenbeperking toegekend, omdat zij vanwege haar psychische problematiek de neiging heeft zichzelf te overschatten. Verder is vanwege slaapproblematiek een beperking aangenomen voor ’s nachts werken.
6.2.
In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullend rapport van
20 oktober 2022 toegelicht dat op grond van de medische informatie en bevindingen tijdens het medisch onderzoek niet blijkt dat eiseres moeite heeft met het vasthouden en verdelen van de aandacht. Zij neemt fietsend deel aan het verkeer, waarvoor vooral het verdelen van de aandacht goed moet zijn. Verder blijkt uit het onderzoek niet van problemen met vasthouden van de aandacht en herinneren. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat de beperking ‘herinneren in het dagelijks functioneren’ aanwezig is bij personen met dementie die hulp nodig hebben bij de dagelijkse dingen, omdat zij zich niet meer kunnen herinneren hoe ze dagelijkse dingen moeten doen. Dat is bij eiseres niet aan de orde. Uit de medische informatie en uit het eigen onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt ook niet dat eiseres een ernstige beperking heeft ten aanzien van doelmatig handelen. De beperking wordt gegeven als iemand niet in staat is om dagelijkse routinehandelingen uit te voeren die nodig zijn voor het onafhankelijk functioneren in algemene dagelijkse levensverrichtingen. Daarvan is bij eiseres geen sprake. In het aanvullend rapport van 8 december 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de omstandigheid dat eiseres voor de problemen met haar ex-partner, huisvesting en financiën hulp nodig had en heeft, nog niet betekent dat zij beperkt is zoals bedoeld bij de rubriek doelmatig handelen. De ernst van de problematiek van eiseres maakte een beperking voor samenwerken op 22 juni 2021 volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet nodig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderkend dat de klachten van eiseres na
22 juni 2021 door nieuwe gebeurtenissen in haar leven – waaronder de zeer ingrijpende wraakactie van haar ex-partner – duidelijk zijn toegenomen, maar dat is van ná 22 juni 2021 en valt buiten het beoordelingskader in dit geding. Op de zitting heeft het Uwv nog toegelicht dat een urenbeperking alleen op medische gronden kan worden toegekend. Dat eiseres door vervelende gebeurtenissen in haar leven veel tijd kwijt was aan het regelen van zaken is begrijpelijk, maar dat is niet iets wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan meewegen bij zijn beoordeling van haar medische situatie en haar beperkingen.
6.3.
De rechtbank kan deze uitleg goed volgen. De rechtbank begrijpt dat eiseres door nare gebeurtenissen in haar leven stress heeft ervaren. Daar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook rekening mee gehouden bij het vaststellen van de beperkingen. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Arbeidskundige beoordeling
7. Eiseres heeft geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidskundig rapport van 5 mei 2022 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv de verdiencapaciteit van eiseres juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 22 juni 2021 52,61% arbeidsongeschikt is.
9. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.