ECLI:NL:RBMNE:2023:7540

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10450544 \ UC EXPL 23-2600
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een bemiddelingsovereenkomst en uitleg van de term 'totale arbeidsvoorwaardenpakket' in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de besloten vennootschap [eiseres] B.V. [gedaagde] B.V. gedagvaard voor de kantonrechter in Utrecht. De zaak betreft een geschil over de betaling van een factuur van € 18.708,11, die [eiseres] heeft gefactureerd voor wervings- en selectiewerkzaamheden met betrekking tot de heer [D]. De factuur is niet betaald door [gedaagde], die stelt dat zij slechts de helft van het bedrag verschuldigd is. De kantonrechter heeft op 27 september 2023 vonnis gewezen, waarin werd vastgesteld dat er sprake is van een bemiddelingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de fee van [eiseres] 25% van het bruto salaris van de zes maanden waarvoor [D] was aangenomen bedraagt, en dat [gedaagde] daarom slechts de helft van de factuur hoeft te betalen. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] tot betaling van wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten af, omdat [eiseres] niet had voldaan aan het verzoek om een nieuwe factuur te sturen. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10450544 UC EXPL 23-2600 VL/58599
Vonnis van 27 september 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. W. Meijs,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H.J. Ulehake-Mink.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 5 april 2023 gedagvaard voor de kantonrechter. Op 17 mei 2023 heeft [gedaagde] hier schriftelijk op gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, waaraan voorafgaand [eiseres] en [gedaagde] bij brief van respectievelijk 9 en 21 augustus 2023 nog aanvullende producties hebben overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2023. [eiseres] is aanwezig geweest in de persoon van haar bestuurder de heer [A] . Namens [gedaagde] zijn mevrouw [B] , HR-businesspartner, en de heer [C] , jurist, aanwezig geweest. Beide partijen zijn bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen besproken is. Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar de zaak over gaat
2.1.
[eiseres] heeft op 23 december 2022 een bedrag van € 18.708,11 inclusief btw aan [gedaagde] gefactureerd. Dit bedrag is volgens [eiseres] verschuldigd als fee voor de werving en selectie van de heer [D] voor de vacature van salarisadministrateur bij [gedaagde] . Die fee bedraagt 25% van het ‘
totale arbeidsvoorwaardenpakket’. Dat staat in een e-mail van 26 september van [eiseres] aan [gedaagde] . Volgens [eiseres] is hiermee het jaarsalaris van [D] bedoeld.
2.2.
[D] is op 1 januari 2023 bij [gedaagde] in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de bepaalde tijd van zes maanden. Helaas heeft [D] na acht werkdagen aan [gedaagde] laten weten dat hij terug wilde naar zijn vorige werkgever en heeft hij gevraagd of hij direct mocht vertrekken. [gedaagde] heeft dat toegestaan. [gedaagde] heeft de factuur van [eiseres] niet betaald. Nadat [gedaagde] zich op het standpunt had gesteld dat zij slechts de helft van de factuur verschuldigd was en om een aangepaste factuur had gevraagd, heeft [eiseres] in maart 2023 conservatoir derdenbeslag laten leggen op een bankrekening van [gedaagde] bij ING. [eiseres] heeft het factuurbedrag niet aangepast. Zij heeft als reden opgegeven dat partijen geen garantievoorwaarden waren overeengekomen.
2.3.
[eiseres] vordert in deze procedure betaling van haar factuur, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Daarnaast vordert zij veroordeling van [gedaagde] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten.
2.4.
[gedaagde] erkent dat [eiseres] recht heeft op een fee. Volgens [gedaagde] hebben partijen met het totale arbeidsvoorwaardenpakket een fee van 25% van het contractsbelang: het bruto salaris voor de duur van de arbeidsovereenkomst, bedoeld. [gedaagde] verwijt [eiseres] dat zij haar factuur niet heeft willen aanpassen en dat zij de kosten van de beslaglegging nodeloos heeft gemaakt.
2.5.
De kantonrechter geeft [gedaagde] gelijk. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
De overeenkomst kwalificeert als een bemiddelingsovereenkomst
2.6.
[eiseres] is als tussenpersoon werkzaam geweest voor [gedaagde] bij het tot stand brengen van een arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en een derde: [D] . Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] voor deze werkzaamheden loon verschuldigd is aan [eiseres] . Er is dus sprake van een bemiddelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:425 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.7.
Zodra door de bemiddeling van [eiseres] een arbeidsovereenkomst tot stand komt tussen [gedaagde] en de derde, krijgt [eiseres] in beginsel recht op loon. Dit volgt uit artikel 7:426 lid 1 BW. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [eiseres] recht heeft op loon. De vraag die partijen verdeeld houdt, is de vraag hoe dit loon berekend moet worden.
Uitleg ‘totale arbeidsvoorwaardenpakket’
2.8.
Partijen hebben afgesproken dat de fee voor [eiseres] 25% van ‘
het totale arbeidsvoorwaardenpakket’ bedraagt. Partijen leggen de termen ‘
totale arbeidsvoorwaardenpakket’ echter anders uit. De vraag welke betekenis aan deze termen uit de e-mail van 26 september 2022 moet toekomen, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze termen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kring partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
2.9.
Volgens [eiseres] wist [gedaagde] dat [eiseres] met totale arbeidsvoorwaardenpakket een jaarsalaris bedoelde omdat het in de branche van werving en selectie gebruikelijk is de fee te relateren aan een jaarsalaris. Volgens [gedaagde] moet een fee voor werving en selectie juist in verhouding staan tot de periode waarvoor een werknemer in dienst wordt genomen. Zij betwist dat het in de branche gebruikelijk is om een fee te relateren aan een jaarsalaris als een werknemer voor een kortere periode in dienst wordt genomen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij daarom niet hoefde te begrijpen dat [eiseres] 25% van een jaarsalaris wilde ontvangen. Zij heeft er ook op gewezen dat een schriftelijk contract ontbreekt. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat zij herhaaldelijk aan [eiseres] heeft gevraagd naar de voorwaarden waaronder [eiseres] werkte en dat [eiseres] alleen heeft gereageerd met de mededeling dat er geen nadere (garantie)voorwaarden waren.
2.10.
Namens [eiseres] is tijdens de zitting nog verklaard dat zij haar fee altijd aan een jaarsalaris relateert en daarop nooit een uitzondering maakt omdat zij wil voorkomen dat een opdrachtgever de fee kan beïnvloeden door een kortere looptijd voor een contract te kiezen.
2.11.
Volgens [gedaagde] heeft zij met [eiseres] goed besproken wat een persoon geschikt zou maken voor de openstaande vacature en welk arbeidsvoorwaardenpakket [gedaagde] kon en wilde bieden. Het was volgens [gedaagde] voor [eiseres] geen verrassing dat zij een arbeidsovereenkomst voor zes maanden zou sluiten omdat dit binnen [gedaagde] gebruikelijk is.
2.12.
De kantonrechter wil wel aannemen dat [eiseres] alleen een fee van 25% van een jaarsalaris wilde overeenkomen. Maar in de omstandigheden van dit geval mocht [eiseres] er niet op vertrouwen dat [gedaagde] daarmee instemde. De looptijd van een contract valt in het algemeen namelijk ook onder het begrip arbeidsvoorwaarde. [eiseres] had er rekening mee moeten houden dat er een misverstand zou kunnen ontstaan omdat [D] slechts een contract voor de bepaalde tijd van zes maanden zou krijgen. De beperkte looptijd van het contract kan niet als een verrassing zijn gekomen. Gelet op de aard van de werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht, moet de kantonrechter aannemen dat [eiseres] zich heeft verdiept in de organisatie van [gedaagde] en de looptijd van het contract dat [gedaagde] aan nieuwe medewerkers pleegt te bieden. [gedaagde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het in haar onderneming gebruikelijk is om nieuwe medewerkers een contract met een looptijd van zes maanden aan te bieden. Dit oordeel wordt niet anders doordat [eiseres] , zoals tijdens de mondelinge behandeling is gebleken, geen ‘preferred supplier’ is van [gedaagde] . Het had op de weg van [eiseres] als professionele opdrachtnemer gelegen om voor een nieuwe opdrachtgever als [gedaagde] op niet voor misverstand vatbare wijze vast te leggen dat haar fee altijd 25% van een jaarsalaris bedraagt, ook als de werknemer bijvoorbeeld tijdens een proeftijd vertrekt of een contract voor een bepaalde tijd krijgt die korter is dan een jaar. Nu zij dat niet heeft gedaan, kan zij slechts aanspraak maken op betaling van 25% van het bruto salaris van de zes maanden waarvoor [D] is aangenomen. Dat is de helft van haar factuur.
2.13.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord een iets lager bedrag berekend door voor de vakantietoeslag uit te gaan van 8%. In de arbeidsovereenkomst van [D] staat echter een percentage van 8,5% (artikel 5.3 van productie 3 bij antwoord). [gedaagde] dient dus de helft van de factuur te betalen. De kantonrechter zal haar daartoe veroordelen en de betalingstermijn stellen op veertien dagen na de datum van dit vonnis.
Rente en buitengerechtelijke kosten
2.14.
[eiseres] vordert een bedrag van € 392,87 aan wettelijke handelsrente over de hoofdsom. Deze vordering zal worden afgewezen omdat dit bedrag is berekend over het gehele factuurbedrag. [gedaagde] hoeft ook de wettelijke handelsrente over de helft van de factuur niet te betalen omdat [eiseres] niet heeft voldaan aan het gerechtvaardigde verzoek om een nieuwe factuur te sturen. Om dezelfde reden zullen ook de buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. Deze kosten doorstaan de dubbele redelijkheidstoets niet.
2.15.
[eiseres] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten. Dit betekent dat [eiseres] haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [gedaagde] aan haar moet betalen, tot op heden begroot op:
- Salaris gemachtigde: € 660,- (2 punten x tarief € 330,-)

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis een bedrag van € 9.354,06 inclusief btw aan [eiseres] te betalen;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot op heden op € 660,- aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2023.