ECLI:NL:RBMNE:2023:7535

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10333929 \ AC EXPL 23-358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de aankoop van een auto en de gevolgen van ontbinding van de koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde B.V. De eiser, die de auto van de gedaagde had gekocht, vorderde terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding wegens non-conformiteit van de auto. De eiser had de auto, een Opel Astra Sports Tourer, slechts enkele weken kunnen gebruiken voordat bleek dat de motor ernstige schade had. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had aangetoond dat de eiser op de hoogte was van de motorschade bij de aankoop. De kantonrechter verwierp het verweer van de gedaagde dat de auto als schadeauto was aangeboden en dat de eiser dit had aanvaard. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden en dat de eiser recht had op schadevergoeding voor de gemaakte kosten, waaronder vervangend vervoer en autoverzekering. De gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding, en moest de auto ophalen binnen veertien dagen na het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10333929 AC EXPL 23-358 VL/58599
Vonnis van 29 november 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: nl.legal LLP (D.J.H. Dijkstra).

1.De (verdere) procedure

1.1.
Dit vonnis is een vervolg op het tussenvonnis dat op 26 juli 2023 in deze zaak is uitgesproken. De verdere procesgang blijkt uit:
  • de akte na tussenvonnis, tevens aanvullende schadevergoeding, tevens aanvullende producties van [eiser] van 18 augustus 2023;
  • de akte uitlating van [gedaagde] van 19 september 2023 met aanvullende producties;
  • de akte van [eiser] van 25 oktober 2023.
1.2.
Tenslotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis terugbetaling van de koopprijs van € 8.450,00 en schadevergoeding voor onder andere de kosten van vervangend vervoer, garagekosten, verzekeringskosten en stallingskosten, vermeerderd met de rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag dat het volledige bedrag is betaald.
2.2.
De kantonrechter kan recht doen op de vermeerderde eis. Hoor en wederhoor op die eis heeft inmiddels plaatsgevonden.
2.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de koop van de gebruikte Opel Astra Sports Tourer (hierna: de auto) kwalificeert als een consumentenkoop. Ook staat vast dat [eiser] de auto maar drie of vier weken heeft kunnen gebruiken en dat toen duidelijk is geworden dat de motor zoveel schade heeft dat deze moet worden vervangen.
2.4.
Met het tussenvonnis van 26 juli 2023 is het eerste verweer van [gedaagde] , het verweer dat de verkeerde rechtspersoon is gedagvaard, verworpen en de beslissing op het tweede verweer aangehouden. Met dit vonnis moet beslist worden op dat tweede verweer. Dat is het verweer van [gedaagde] dat de auto wel beantwoordde aan de koopovereenkomst omdat de auto als schadeauto is aangeboden en aanvaard.
Aanbod en aanvaarding van een schadeauto?
2.5.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Voor de uitleg van het aanbod is van belang dat de auto op Marktplaats te koop is aangeboden voor een bedrag van € 8.499,00 met de beschrijving ‘
TOPSTAAT’.In de advertentie stond: “
U rijdt gemakkelijk, comfortabel en zonder zorgen met deze Opel Astra Sports Tourer.”Het staat vast dat [eiser] op basis van deze advertentie op 29 oktober 2022 naar de showroom van [gedaagde] is gegaan om de auto te bezichtigen en eventueel te kopen. Het staat verder vast dat [eiser] een korting van € 49,00 op de advertentieprijs heeft gekregen en dat het ontbreken van automatten als reden voor die korting is opgegeven.
2.6.
[eiser] hoefde op grond van de tekst van de advertentie en de gegeven korting niet te begrijpen dat het aanbod een schadeauto betrof. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de motorische schade in de advertentieprijs was verdisconteerd, maar dat blijkt niet uit de tekst van de advertentie. Het blijkt ook niet uit de prijs waarvoor de auto is aangeboden. [eiser] heeft advertenties overgelegd met aanbiedingen van vergelijkbare auto’s voor vergelijkbare prijzen. [eiser] kon dus ook op grond van de prijs niet weten dat de auto als schadeauto werd aangeboden.
2.7.
Volgens [gedaagde] heeft zij [eiser] mondeling wel helder uitgelegd dat de auto motorschade had. Als bewijs voor die stelling heeft zij in de eerste plaats een beroep gedaan op de factuur waar staat: “
Het betreft een schadevoertuig! Alle gebreken zijn bekend bij klant!”Volgens [gedaagde] heeft [eiser] die tekst gezien, begrepen en ondertekend. [eiser] heeft dat betwist. Hij heeft aangevoerd dat hij zelf niet aan auto’s klust en dat hij dus nooit een schadeauto zou kopen. Volgens [eiser] is de door [gedaagde] in het geding gebrachte factuur niet de originele factuur. De factuur die [eiser] op 29 oktober 2022 heeft ondertekend, zag er volgens hem anders uit en daarop stond volgens hem niet dat het een schadeauto betrof. [eiser] heeft aangevoerd dat hij, ondanks toezegging door [gedaagde] , de originele factuur nooit toegestuurd heeft gekregen.
2.8.
De kantonrechter realiseert zich dat [eiser] meent dat [gedaagde] de overgelegde factuur vervalst heeft en dat sprake is geweest van een poging tot oplichting. Kwade opzet kan de kantonrechter niet vaststellen. Voor de beslissing van het geschil tussen partijen is het ook niet nodig om daarnaar verder onderzoek te doen. De factuur brengt namelijk, ook als deze echt is, geen bewijs bij voor de stelling van [gedaagde] dat [eiser] wist dat de motor van de auto op korte termijn moest worden vervangen. De bewoording op de factuur zijn daarvoor te onbepaald. Er staat niet dat de auto serieuze motorschade had en ook niet dat deze schade volgens [gedaagde] een bedrag van € 1.500 tot € 2.000 beliep. Bovendien heeft [gedaagde] in de conclusie van antwoord nog geschreven dat zij niet bekend was welk schadeverleden de auto had. Voor deze tegenstrijdigheid in haar stellingen heeft [gedaagde] geen verschoonbare reden gegeven. Dit maakt haar stellingen minder geloofwaardig. Zo duidelijk was het kennelijk allemaal niet. Op basis van de door [gedaagde] overgelegde factuur kan naar het oordeel van de kantonrechter dus niet worden geconcludeerd dat [eiser] een auto met motorschade heeft aanvaard.
2.9.
Verder heeft [gedaagde] schriftelijke verklaringen van de heer [A] (hierna: [A (voornaam)] ) en de heer [B] (hierna: [B (voornaam)] ) overgelegd. [A (voornaam)] heeft geschreven dat hij heeft gezien dat [eiser] ‘het contract’ (de kantonrechter begrijpt hieruit dat het gaat om de betreffende overgelegde factuur) aan de receptiebalie heeft getekend en dat hier duidelijk op stond dat het een schade voertuig was. [B (voornaam)] heeft verklaard: “
Aanwezig te zijn geweest in het gesprek van [C] met de heer [eiser] . Hier in is duidelijk gecommuniceerd dat de opel astra motorschade heeft en dat deze vervangen moet worden. […] Ik heb [C (voornaam)] duidelijke horen zeggen dat er niks van de prijs van de auto af kon aangezien het probleem van de motor al in de prijs was verwerkt.”
2.10.
[eiser] brengt hier het volgende tegen in. Tijdens het verkoopgesprek, na de proefrit, bevonden [eiser] , zijn zwager en [C] (hierna: [C (voornaam)] ) zich op een van de parkeerplaatsen voor het pand van [gedaagde] . [eiser] heeft niemand anders opgemerkt in de directe omgeving. [B (voornaam)] kan dus niet hebben gehoord wat tijdens dit gesprek is besproken. Daarnaast is het onrealistisch om te verwachten dat [A (voornaam)] en [B (voornaam)] zich na bijna een jaar nog gedetailleerd kunnen herinneren welke klanten zij waren en hoe het gesprek verliep. [eiser] vraagt de kantonrechter daarom om de verklaringen van [A (voornaam)] en [B (voornaam)] als ongeloofwaardig en onbetrouwbaar aan te merken.
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat ook met deze twee verklaringen niet kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] helder aan [eiser] heeft gecommuniceerd dat de auto, ondanks de aanprijzing op Marktplaats, serieuze motorschade had. [B (voornaam)] verklaart dat hij aanwezig was bij het gesprek tussen [C (voornaam)] en [eiser] , waarin [C (voornaam)] aangaf dat sprake was van motorschade. Deze verklaring is naar het oordeel van de kantonrechter niet geloofwaardig. Ter zitting verklaarde [C (voornaam)] namelijk dat hij op 29 oktober 2022 waarschijnlijk wel op de zaak aanwezig was, maar dat hij niet degene was die de auto aan [eiser] heeft verkocht. Waarschijnlijk hadden [A (voornaam)] en [B (voornaam)] de verkoop gedaan, aldus [C (voornaam)] . De verklaring van [B (voornaam)] , dat hij aanwezig was bij het gesprek tussen [C (voornaam)] en [eiser] en dat [C (voornaam)] in dat gesprek zou hebben aangegeven dat de auto motorschade had, staat haaks op de verklaring van [C (voornaam)] . Deze (tweede) tegenstrijdigheid in verklaringen, maakt de verklaring van [B (voornaam)] ongeloofwaardig.
2.12.
Ook de verklaring van [A (voornaam)] maakt het niet aannemelijk dat aan [eiser] is medegedeeld dat de auto motorschade had. [C (voornaam)] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat door [gedaagde] ongeveer 200 auto’s te koop worden aangeboden en een omzet van ‘enkele miljoenen per jaar’ wordt gemaakt. Dat [A (voornaam)] zich na bijna een jaar nog kan herinneren wat precies op de factuur staat van een specifieke klant, acht de kantonrechter twijfelachtig.
2.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] haar stelling dat [eiser] wist dat de auto serieuze motorschade had, tegen de achtergrond van het aanbod op Marktplaats dus onvoldoende onderbouwd. Dat brengt mee dat de geleverde auto niet beantwoordde aan hetgeen [eiser] mocht verwachten.
Gelegenheid tot herstel geboden
2.14.
Uit de aangetekende brieven van 30 december 2022 en 17 januari 2023 volgt dat [eiser] [gedaagde] de mogelijkheid heeft gegeven het gebrek aan de auto te herstellen. [gedaagde] is deze verplichting niet nagekomen, zodat [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig kon ontbinden. Dit heeft hij gedaan op 1 februari 2023.
Gevolgen van de ontbinding
2.15.
Op grond van artikel 6:271 BW ontstaan door ontbinding ongedaanmakingsverbintenissen. Dit betekent dat [eiser] de auto terug moet geven aan [gedaagde] en dat [gedaagde] de koopprijs van € 8.450,00 aan [eiser] moet terugbetalen.
2.16.
Aangezien het niet verantwoord is om nog met de auto te rijden, zal [gedaagde] de auto moeten ophalen. [eiser] zal [gedaagde] gedurende veertien dagen na de datum van dit vonnis in de gelegenheid moeten stellen om de auto op te halen.
Schadevergoeding
2.17.
Op grond van artikel 7:24 en 6:74 BW heeft [eiser] recht op schadevergoeding. De kantonrechter zal hierna per gevorderde schadepost bespreken of deze voor vergoeding in aanmerking komt.
- Aangetekende brieven
2.18.
[eiser] vordert een bedrag van € 26,25 voor het versturen van drie aangetekende brieven aan [gedaagde] . Dit is door [gedaagde] niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen.
- [onderneming]
2.19.
[eiser] heeft als productie 9 een factuur van [onderneming] van € 130,10 overgelegd, waarop is te zien dat bij de auto met kenteken [kenteken] een diagnose is gesteld. Dit is door [gedaagde] niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen.
- Schorsen auto
2.20.
[eiser] heeft als productie 15 een bevestiging overgelegd van de RDW. Hierop is te zien dat de auto met kenteken [kenteken] op 4 maart 2023 is geschorst voor een bedrag van € 80,20. Dit is door [gedaagde] niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen.
- Vervangend vervoer
2.21.
[eiser] vordert een bedrag van € 550,00 per maand vanaf 17 februari 2023 voor vervangend vervoer. Als productie 16 heeft hij de facturen overgelegd van de maanden februari, maart, april en mei 2023.
2.22.
[gedaagde] stelt dat het niet nodig was om een vervangende auto te huren, omdat [eiser] nog prima in de auto had kunnen doorrijden. Daarnaast had [eiser] ook een goedkopere auto kunnen huren. Door een auto te huren voor een bedrag van € 550,00 per maand heeft hij onnodig hoge kosten gemaakt.
2.23.
[eiser] brengt hier tegenin dat de auto op willekeurige momenten niet meer kan schakelen, waardoor hij stil komt te staan. Een huurauto is dus noodzakelijk. De kosten van € 550,00 per maand zijn niet te hoog. Er zijn geen goedkopere auto’s die maandelijks opzegbaar zijn en waarmee [eiser] voldoende kilometers kan rijden voor zijn werk.
2.24.
De kantonrechter is van oordeel dat het onverantwoord zou zijn geweest om met de auto door te rijden. Vervangend vervoer was noodzakelijk. Een bedrag van € 550,00 ligt naar het oordeel van de kantonrechter binnen de marge van een redelijke prijs voor een huurauto. [eiser] heeft als productie 16 facturen overgelegd tot en met mei. Bij zijn verzoek om aanvullende schadevergoeding voor vervangend vervoer vanaf 17 juni 2023 heeft [eiser] geen facturen overgelegd, zodat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij voor deze maanden ook kosten heeft gemaakt voor vervangend vervoer. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling van 23 juni 2023 heeft verklaard dat hij eerst een huurauto had, maar daarna de auto van zijn vrouw gebruikte. De kantonrechter zal daarom slechts de kosten van vervangend vervoer over de maanden februari, maart, april en mei 2023 (een bedrag van € 2.200,00) toewijzen.
- Autoverzekering
2.25.
[eiser] vordert een bedrag van € 190,43 voor een autoverzekering. [gedaagde] betwist de vordering slechts met de opmerking dat de schade onvoldoende vaststaat en geen facturen zijn overgelegd.
2.26.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vergoeding die [eiser] krijgt toegewezen voor vervangend vervoer, omvat ook een vergoeding voor een autoverzekering. Tot aan de schorsing op 4 maart 2023 (dus in de maanden november 2022, december 2022, januari 2023 en februari 2023) moest de auto verzekerd worden. Deze periode sluit aan op de periode dat [eiser] kosten voor vervangend vervoer moest maken, maar overlapt niet en komt dus voor vergoeding in aanmerking. Een bedrag van € 190,43 voor vier maanden verzekering is niet buitensporig hoog en het staat vast dat [eiser] kosten heeft moeten maken voor het verzekeren van de auto. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
- Motorrijtuigenbelasting
2.27.
Ook vordert [eiser] een bedrag van € 240,00 aan motorrijtuigenbelasting. [gedaagde] betwist de vordering slechts met de opmerking dat de schade onvoldoende vaststaat en geen facturen zijn overgelegd.
2.28.
De kantonrechter oordeelt hetzelfde als over de autoverzekering. De periode dat [eiser] motorrijtuigenbelasting moest betalen, overlapt niet met de periode waarvoor hij reeds een vergoeding krijgt voor vervangend vervoer (waarin ook een vergoeding voor motorrijtuigenbelasting ligt besloten). Een bedrag van € 240,00 voor vier maanden motorrijtuigenbelasting is een normaal bedrag en het staat vast dat [eiser] kosten heeft moeten maken voor motorrijtuigenbelasting. Deze vordering zal worden toegewezen.
- Stallen van de auto
2.29.
[eiser] vordert € 60,00 per maand vanaf 4 maart 2023 voor het stallen van zijn auto in de tuin van een vriend. [gedaagde] betwist de vordering slechts met de opmerking dat de schade onvoldoende vaststaat en geen kwitanties zijn overgelegd.
2.30.
De kantonrechter is van oordeel dat deze schade vaststaat. Als [eiser] niet de mogelijkheid had gehad om de auto bij deze vriend te stallen, dan had hij de auto in een algemene stalling moeten zetten, waarvan de kosten in ieder geval niet (veel) lager zouden zijn geweest dan € 60,00 per maand. Sinds 4 maart 2023 zijn 9 maanden verstreken. De kantonrechter zal daarom 9 x € 60,00 = € 540,00 toewijzen.
Rente
2.31.
[eiser] vordert wettelijke rente over de hoofdsom en de schadevergoeding vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald. [gedaagde] was ten tijde van de dagvaarding reeds in verzuim, zodat aan alle vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
2.32.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 132,28
- griffierecht € 244,00
- nakosten €
132,00
Totaal € 508,28

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 11.856,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 508,28, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.4.
bepaalt dat [gedaagde] de auto binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis bij [eiser] moet ophalen en dat [eiser] [gedaagde] hiervoor de gelegenheid moet geven;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2023, in aanwezigheid van de griffier.