ECLI:NL:RBMNE:2023:7529

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/1267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming en de gevolgen van procesbelang

In deze zaak gaat het om de weigering van de minister voor Rechtsbescherming om eiser een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te verstrekken. Eiser had de VOG nodig om als ondersteuner en begeleider in de gehandicaptenzorg bij Stichting [Stichting] in [woonplaats] te kunnen werken. De minister weigerde de VOG in zijn besluit van 14 oktober 2022, omdat er binnen de terugkijktermijn gegevens van eiser in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) waren opgenomen die de afgifte van de VOG niet gerechtvaardigd maakten. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bestreden besluit van 30 januari 2023 bevestigde de afwijzing van de aanvraag.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 31 oktober 2023 op zitting heeft behandeld. Tijdens de zitting is afgesproken dat eiser nadere informatie zou aanleveren over zijn procesbelang, waar de minister niet op hoefde te reageren. Na ontvangst van deze informatie heeft de rechtbank op 8 november 2023 het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft beoordeeld of eiser procesbelang had bij zijn beroep. Dit is van belang omdat de bestuursrechter alleen inhoudelijk kan oordelen als de indiener procesbelang heeft. Eiser had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 8 augustus 2022 tot 2 maart 2023, maar deze was niet verlengd. De rechtbank concludeert dat eiser niet kan terugkeren naar zijn oude functie, zelfs niet als hij de VOG zou ontvangen. Daarom is er geen sprake van voldoende procesbelang en verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1267

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A.J. Brahm),
en

De minister voor Rechtsbescherming,

(gemachtigde: mr. J. den Ouden).

Inleiding

Het gaat in deze zaak om de weigering van de minister om eiser een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te geven. Eiser heeft die VOG nodig om als ondersteuner, begeleider in de
gehandicaptenzorg bij Stichting [Stichting] te [woonplaats] te werken.
De minister heeft de VOG in zijn besluit van 14 oktober 2022 geweigerd, omdat er binnen de terugkijktermijn gegevens van eiser zijn opgenomen in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) die maken dat de afgifte van een VOG niet gerechtvaardigd is
Met het bestreden besluit van 30 januari 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld en de minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
Tijdens de zitting is met partijen afgesproken dat eiser nog de gelegenheid krijgt om nadere informatie aan te leveren met betrekking tot zijn procesbelang en dat het voor de minister niet nodig is om hier nog op te reageren. Binnen de afgesproken termijn heeft de rechtbank deze informatie van eiser ontvangen.
Vervolgens heeft de rechtbank op 8 november 2023 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De bestuursrechter is slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij procesbelang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan, en is het beroep niet-ontvankelijk. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van (voldoende) procesbelang gaat het erom of het doel dat de eiser met het beroep voor ogen staat, kan worden bereikt en voor de hem nog feitelijke betekenis kan hebben.
2. Eiser had een arbeidsovereenkomst als ondersteuner, begeleider in de gehandicaptenzorg bij Stichting [Stichting] in [woonplaats] voor bepaalde tijd, van 8 augustus 2022 tot 2 maart 2023. Deze arbeidsovereenkomst is niet verlengd. Uit de door eiser na de zitting overgelegde informatie blijkt niet dat hij, indien hij in het bezit van de voor de functie aangevraagde VOG zou zijn, terug zou kunnen naar zijn oude functie als ondersteuner, begeleider in de gehandicaptenzorg bij Stichting [Stichting] in [woonplaats] .
3. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser met het instellen van beroep niet kan bereiken wat hem met de aanvraag voor ogen stond. Er is daarom geen sprake van (voldoende) procesbelang.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.