ECLI:NL:RBMNE:2023:7529
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming en de gevolgen van procesbelang
In deze zaak gaat het om de weigering van de minister voor Rechtsbescherming om eiser een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te verstrekken. Eiser had de VOG nodig om als ondersteuner en begeleider in de gehandicaptenzorg bij Stichting [Stichting] in [woonplaats] te kunnen werken. De minister weigerde de VOG in zijn besluit van 14 oktober 2022, omdat er binnen de terugkijktermijn gegevens van eiser in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) waren opgenomen die de afgifte van de VOG niet gerechtvaardigd maakten. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bestreden besluit van 30 januari 2023 bevestigde de afwijzing van de aanvraag.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 31 oktober 2023 op zitting heeft behandeld. Tijdens de zitting is afgesproken dat eiser nadere informatie zou aanleveren over zijn procesbelang, waar de minister niet op hoefde te reageren. Na ontvangst van deze informatie heeft de rechtbank op 8 november 2023 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft beoordeeld of eiser procesbelang had bij zijn beroep. Dit is van belang omdat de bestuursrechter alleen inhoudelijk kan oordelen als de indiener procesbelang heeft. Eiser had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 8 augustus 2022 tot 2 maart 2023, maar deze was niet verlengd. De rechtbank concludeert dat eiser niet kan terugkeren naar zijn oude functie, zelfs niet als hij de VOG zou ontvangen. Daarom is er geen sprake van voldoende procesbelang en verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.