Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
1.De stukken
- het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2019, waarin het hof op grond van artikel 2:11 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETVVS) van oordeel was dat er aanleiding bestond om de aan betrokkene door Landgericht Itzehoe (Duitsland) op 20 maart 2017 opgelegde plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor het reizen met de trein zonder geldig vervoerbewijs, bedreiging, vernieling en poging tot vernieling en poging tot doodslag, meermalen gepleegd, om te zetten naar de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;
- de beslissing van 27 mei 2019 van de Minister van Rechtsbescherming, ondertekend door [A] , waarnemend Divisiedirecteur Individuele Zaken, waarin staat dat door de Minister is besloten dat de aan betrokkene opgelegde straf in Duitsland zal worden aangepast in een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 9 oktober 2019;
- de beslissing van deze rechtbank van 13 oktober 2021, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaren;
- de vordering van de officier van justitie van 16 augustus 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren;
- het verlengingsadvies van [verblijfplaats ] van 1 augustus 2023, opgemaakt door [B] , GZ-psycholoog, en drs. [C] , psychiater, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaren;
- het Pro Justitia-rapport van 23 juni 2023, opgemaakt door A.A.R. de Kom, psychiater;
- het Pro Justitia-rapport van 7 juli 2023, opgemaakt door L.M.L. Thung, klinisch psycholoog;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 16 november 2022 tot en met 25 mei 2023.
2.Het onderzoek ter terechtzitting
- de officier van justitie, mr. M.S. Martherus-Meijers;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, advocaat te Den Haag;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, [B] .
3.Het standpunt van de inrichting
4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen
5.Het standpunt van de officier van justitie
6.Het standpunt van de verdediging
7.Het oordeel van de rechtbank
8.De beslissing
[betrokkene]met twee jaren.