Beoordeling door de rechtbank
Hersteloperatie toeslagen
2. Vanwege de zogenoemde toeslagenaffaire heeft de Staat verschillende herstelregelingen in het leven geroepen om burgers te compenseren voor fouten die zijn gemaakt bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De compensatie en tegemoetkoming worden door verweerder toegekend. Het herstelproces wordt uitgevoerd door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), namens het bestuursorgaan Belastingdienst/Toeslagen.
3. De herstelregelingen waren – voor zover hier van belang – opgenomen in de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (opzet/grove schuld (O/GS)-tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De compensatieregeling van artikel 49b Awir is uitgewerkt in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (de Compensatieregeling).
4. Op grond van deze regelingen kon aan gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire bij wie sprake was van een behandeling op basis van institutionele vooringenomenheid of bij wie de hardheid van het wettelijke systeem tot onbillijkheden van overwegende aard leidde, compensatie of tegemoetkoming geboden worden voor onterecht misgelopen kinderopvangtoeslag, voor materiële en immateriële schade, en voor bijkomende kosten.
5. In aanvulling daarop is ook de zogenaamde Catshuisregeling tot stand gekomen. Gedupeerde ouders konden op grond van de Catshuisregeling snel een forfaitair bedrag van € 30.000,- ontvangen vooruitlopend op een verdere beoordeling.
6. Sinds 5 november 2022 zijn deze regelingen opgenomen in de nieuwe Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
7. De procedure bij deze herstelregelingen is dat een gedupeerde ouder zich eerst meldt bij de UHT. Na de aanmelding doet de UHT de eerste (lichte) toets. In de eerste toets wordt beoordeeld of iemand recht heeft op de € 30.000,- van de Catshuisregeling. Daarbij wordt bekeken of iemand aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag voldoet en of diegene ooit onterecht kinderopvangtoeslag moest terugbetalen of dat de kinderopvangtoeslag onterecht is stopgezet. Na deze eerste toets kan in de integrale beoordeling worden bekeken of iemand recht heeft op een vergoeding op basis van de compensatieregeling. Een toegekende vergoeding op basis van de Catshuisregeling hoeft daarbij in ieder geval niet te worden terugbetaald. Als ouders vinden dat hun schade met de uitkomst van de integrale beoordeling niet volledig is vergoed, dan kunnen zij nog een verzoek om aanvullende compensatie doen bij de commissie werkelijke schade.
8. Vanaf het moment dat een ouder zich meldt bij de UHT kan deze ouder, afhankelijk van het traject waarin de ouder zich bevindt, te maken krijgen met verschillende commissies. Het gaat dan om de Commissie van onafhankelijke deskundigen CAF en vergelijkbare zaken/toeslagen (Commissie van Wijzen), de bezwaarschriftenadviescommissie ter behandeling van bezwaren tegen een besluit op een aanvraag om compensatie (BAC) en de Commissie voor beoordeling van verzoeken om aanvullende schadevergoeding voor werkelijke schade (Commissie werkelijke schade). Dit zijn allen onafhankelijke commissies, die ieder in een afzonderlijk traject advies uitbrengen aan de UHT.
9. Eiseres heeft in de jaren 2007 tot en met 2011 voor haar drie kinderen [minderjarige 1], geboren [2003], [minderjarige 2], geboren [2006] en [minderjarige 3], geboren [2008], gebruik gemaakt van kinderopvang. Zij ontving hiervoor kinderopvangtoeslag. Op 20 februari 2012 heeft eiseres de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2012 stopgezet, maar de uitbetalingen zijn doorgelopen. Eiseres is voor de jaren 2010, 2011 en 2012 geconfronteerd met herzieningen van voorschotten en hoge terugvorderingen van kinderopvangtoeslag. Hierdoor kon eiseres de kosten voor de huur en elektriciteit niet meer betalen en is zij gestopt met haar opleiding. Ook heeft eiseres een jaar lang moeten leven van de Voedselbank. Zij leed aan depressies en slapeloosheid. Eiseres was uiteindelijk genoodzaakt om naar Engeland te verhuizen.
10. Eiseres heeft zich gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire. Zij heeft op 21 november 2019 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010, 2011 en 2012.
11. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres onder verwijzing naar het advies van de Commissie van Wijzen van 28 juli 2021 en het advies van de bezwaaradviescommissie van 11 oktober 2022, ongegrond verklaard. Volgens verweerder heeft eiseres geen recht op compensatie, omdat niet aannemelijk is geworden dat er bij de terugvordering van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 tot en met 2012 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. Eiseres komt ook niet in aanmerking voor compensatie op grond van de hardheidsregeling omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van hardheid. Er moet door eiseres over de jaren 2010 tot en met 2012 kinderopvangtoeslag worden terugbetaald omdat zij uiteindelijk op minder kinderopvangtoeslag recht had dan waarmee in de voorschotbeschikkingen rekening was gehouden. De toeslagen zijn gewijzigd op grond van een gewijzigd toetsingsinkomen en/of minder aantal afgenomen opvanguren dan vooraf was opgegeven. Verder is bij eiseres geen opzet of grove schuld vastgesteld. Verweerder vindt het, anders dan de BAC, niet onzorgvuldig dat de UHT het recht op compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009 niet heeft beoordeeld, omdat eiseres dat pas in de bezwaarfase onder de aandacht heeft gebracht. Eiseres had dat eerder tijdens de gesprekken met haar persoonlijk zaaksbehandelaar kunnen aankaarten. De herbeoordeling van de toeslagjaren 2008 en 2009 zal verweerder alsnog laten uitvoeren door de primaire afdeling.
Toeslagjaren 2008 en 2009
12. Eiseres is het er niet mee eens dat de toeslagjaren 2008 en 2009 niet zijn meegenomen in de herbeoordeling. Eiseres heeft haar bezwaren hierover pas in de bezwaarfase aangekaart, omdat zij hierover eerder niet goed is geïnformeerd en zij niet goed Nederlands spreekt. Volgens eiseres is het bestreden besluit daarom onzorgvuldig genomen.
10. De rechtbank overweegt dat eiseres blijkens haar melding van 21 november 2019 heeft verzocht om een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag vanaf 2010. Uit het formulier herstel toeslagen van 8 maart 2021, dat op basis van de gesprekken van eiseres met haar zaaksbehandelaar is opgesteld, ziet het verzoek om herbeoordeling alleen op de jaren 2010, 2011 en 2012. Uit dit gespreksverslag en het persoonlijk verhaal van eiseres zoals dat blijkt uit het dossier, volgt niet dat eiseres ook een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008 en 2009 wenste. Eiseres heeft dat pas in bezwaar voor het eerst kenbaar gemaakt. Gelet hierop heeft verweerder de jaren 2008 en 2009 niet bij het verzoek om herbeoordeling hoeven te betrekken.
11. Op zitting heeft verweerder echter naar voren gebracht dat zijn werkwijze inmiddels is gewijzigd. Naar aanleiding van de kritiek die verweerder heeft ontvangen, neemt verweerder voortaan alle jaren waarin kinderopvangtoeslag is ontvangen standaard mee bij een verzoek om herbeoordeling. Voor het verzoek van eiseres heeft dat tot gevolg dat niet alleen voor de jaren 2008 en 2009, maar ook voor de jaren 2005, 2006 en 2007 een herbeoordeling zal plaatsvinden en dat verweerder daarover binnen een maand een beslissing zal nemen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee alsnog tegemoet is gekomen aan de beroepsgrond van eiseres, dat ook de jaren 2008 en 2009 bij haar verzoek om herbeoordeling hadden moeten worden betrokken. Gelet op het tijdens de zitting medegedeelde gewijzigde standpunt van verweerder is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voor de herbeoordeling van jaren 2008 en 2009 niet zorgvuldig is genomen. Het beroep van eiseres is reeds daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze beroepsgrond slaagt dus.
12. De rechtbank is echter van oordeel dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit in stand kunnen blijven. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Toeslagjaren 2010, 2011 en 2012
13. Eiseres voert aan dat de berekening van de kinderopvangtoeslag over 2010 onjuist is, omdat die is gebaseerd op onjuiste uurtarieven. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar dat bezwaar is ongegrond verklaard. Volgens eiseres heeft verweerder echter onzorgvuldig gehandeld en moet zij daarvoor gecompenseerd worden. Voor het toeslagjaar 2011 is verweerder er ten onrechte vanuit gegaan dat eiseres op de hoogte was van de reden van de herziening van haar kinderopvangtoeslag en daardoor heeft hij volgens eiseres vooringenomen gehandeld. Ook voor 2011 moet eiseres daarom gecompenseerd worden. Voor 2012 heeft eiseres de kinderopvangtoeslag zelf stopgezet, maar is de uitbetaling van het voorschot blijven doorlopen door toedoen van verweerder. Zij heeft hierover gebeld, maar verweerder is hierop niet ingegaan. Daarbij spreekt eiseres geen goed Nederlands en was de stopzetting ook ingewikkeld voor haar. Volgens eiseres heeft verweerder vooringenomen gehandeld en moet zij daarom ook voor 2012 gecompenseerd worden.
Niet gehandhaafde beroepsgrond
14. Eiseres heeft op zitting haar beroep ten aanzien van de herbeoordeling over 2010 ingetrokken.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij beschikking van 4 december 2010 aan eiseres een voorschot heeft verleend van € 13.565,-. Hierbij is uitgegaan van 164 opvanguren per maand voor [minderjarige 3], met een uurtarief van € 4,97, en 40 opvanguren per maand voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met een uurtarief van € 4,95,- en een toetsingsinkomen van € 12.228,-. Naar aanleiding van een door eiseres doorgegeven wijziging van het aantal opvanguren, heeft verweerder bij beschikking van 26 januari 2011 het voorschot verhoogd naar € 16.927,-. Hierbij is uitgegaan van een gewijzigd aantal opvanguren van 152 per maand voor [minderjarige 3] en een lager uurtarief van € 4,91, en 80 opvanguren per maand voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met een uurtarief van € 4,71. Verder is verweerder uitgegaan van een toetsingsinkomen van € 12.000,-. Bij beschikking van 30 augustus 2011 heeft verweerder het voorschot ongewijzigd vastgesteld op € 16.927,-. Bij de beschikking van 9 maart 2012 heeft verweerder het voorschot verhoogd naar € 16.881,-.
16. In verband met de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag heeft eiseres aan verweerder de jaaropgaven van de kinderopvanginstelling van 12 oktober 2012 toegestuurd. Daaruit blijkt dat eiseres over 1 januari 2011 tot en met 30 november 2011 voor [minderjarige 3] in totaal 1672 opvanguren heeft afgenomen tegen een uurtarief van € 4,67, en voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in totaal 880 opvanguren tegen een uurtarief van € 5,04. Verder is gebleken dat het toetsingsinkomen van eiseres over 2011 € 19.075,- heeft bedragen. Op basis van deze informatie heeft verweerder met de beschikking van 4 maart 2014 de kinderopvangtoeslag voor 2011 definitief vastgesteld op € 15.658,- en € 1.223,- aan kinderopvangtoeslag van eiseres teruggevorderd.
17. De rechtbank overweegt dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag voor 2011 is ontstaan naar aanleiding van wijzigingen van eiseres in het eerder door haar doorgegeven aantal opvanguren van haar kinderen en het uurtarief daarvan en in haar toetsingsinkomen. Het is inherent aan het systeem van toeslagen dat, zolang het recht op toeslag nog niet definitief is vastgesteld, verweerder door tussentijdse wijzingen die een ouder doorgeeft op basis van zijn informatieplicht in het inkomen of in het aantal opvanguren, het voorschot kinderopvangtoeslag kan aanpassen. Doordat eiseres zelf een wijzing in het aantal opvanguren en in haar inkomen heeft doorgeven, is haar voorschot kinderopvangtoeslag verlaagd. Deze systematiek maakt niet dat dat de terugvordering van het teveel uitbetaalde voorschot ten onrechte is teruggevorderd. Van institutioneel vooringenomen handelen door verweerder is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
18. Eiseres heeft eind 2011 een melding gedaan dat zij de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2012 wilde stopzetten. Verweerder heeft naar aanleiding van deze melding eiseres een paar keer geprobeerd te bellen, wat uiteindelijk op 20 februari 2012 is gelukt. Verweerder heeft daarop meteen de uitbetaling van kinderopvangtoeslag stopgezet. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder de reeds over 2012 uitbetaalde voorschotbedragen van
€ 4.140,- van eiseres heeft teuggevorderd.
19. Eiseres stelt dat zij de uitbetaling van het voorschot kinderopvangtoeslag noodgedwongen heeft moeten stopzetten vanwege de vele terugvorderingen, maar dat dit signaal door verweerder niet is opgepakt, waardoor de uitbetaling is blijven doorlopen. De rechtbank vindt voor die stelling echter geen steun in de stukken. Uit het dossier blijkt namelijk dat verweerder de kinderopvangtoeslag pas vanaf 2013 is gaan terugvorderen naar aanleiding van de definitieve toekenning van het recht op kinderopvangtoeslag over 2011. Dat verweerder is gaan terugvorderen duidt niet op vooringenomen of onzorgvuldig handelen. De herziening die tot een terugvordering heeft geleid is, zoals de rechtbank hiervoor al aan heeft gegeven een gevolg van het systeem van toeslagen. De beroepsgrond slaagt niet.