In deze zaak heeft eiseres op 22 februari 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 8 februari 2023, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat eiseres te laat bezwaar had gemaakt tegen een besluit van 21 juli 2015. Het Uwv stelde dat eiseres op 9 september 2015 redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van de nieuwe beslissing. Echter, in een latere brief van 29 augustus 2023 gaf het Uwv aan dat een kopie van het besluit van 21 juli 2015 niet aan eiseres was verzonden. Eiseres heeft pas op 20 oktober 2022, bij ontvangst van de stukken in een andere bezwaarprocedure, kennis kunnen nemen van dit besluit. Hierdoor concludeerde het Uwv dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en oordeelde dat eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. V.E.H.G. Visser, in aanwezigheid van griffier mr. G.M.C.P. Maarhuis, en werd openbaar uitgesproken op 20 november 2023.