ECLI:NL:RBMNE:2023:7501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/1657
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoonbare termijnoverschrijding bij bezwaar tegen besluit UWV

In deze zaak heeft eiseres op 22 februari 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 8 februari 2023, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat eiseres te laat bezwaar had gemaakt tegen een besluit van 21 juli 2015. Het Uwv stelde dat eiseres op 9 september 2015 redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van de nieuwe beslissing. Echter, in een latere brief van 29 augustus 2023 gaf het Uwv aan dat een kopie van het besluit van 21 juli 2015 niet aan eiseres was verzonden. Eiseres heeft pas op 20 oktober 2022, bij ontvangst van de stukken in een andere bezwaarprocedure, kennis kunnen nemen van dit besluit. Hierdoor concludeerde het Uwv dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en oordeelde dat eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. V.E.H.G. Visser, in aanwezigheid van griffier mr. G.M.C.P. Maarhuis, en werd openbaar uitgesproken op 20 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: K. Loef),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder.

Inleiding

1. Eiseres heeft op 22 februari 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 8 februari 2023 (het bestreden besluit). In dat besluit heeft het Uwv het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres te laat, op 11 november 2022, bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 21 juli 2015. Volgens het Uwv is er geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten omdat eiseres op 9 september 2015 redelijkerwijs op de hoogte was dat een nieuwe beslissing zou volgen.
2. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en daarin aangekondigd dat nog een uitgebreider onderzoek zal worden gedaan om na te gaan of eiseres op een eerder moment kennis heeft genomen van het besluit van 21 juli 2015.
3. Met de brief van 29 augustus 2023 heeft het Uwv aangegeven dat een kopie van de beslissing van 21 juli 2015 niet aan eiseres is verzonden. Eiseres heeft in een andere bezwaarprocedure verzocht om toezending van de stukken. Het Uwv heeft toen op 20 oktober 2022 aan eiseres de stukken toegezonden. Eiseres heeft bij ontvangst van die stukken voor het eerst kennis kunnen nemen van de beslissing van 21 juli 2015. Het Uwv is hierdoor van mening dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding voor het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift. Het Uwv zal het bezwaarschrift inhoudelijk behandelen.
4. De rechtbank heeft het beroep niet meer op een zitting behandeld omdat partijen hebben aangegeven dat de rechtbank zonder zitting uitspraak kan doen.

Beoordeling door de rechtbank

5. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond. De rechtbank overweegt dat (ook partijen het erover eens zijn dat) sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding voor het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift tegen het besluit van 21 juli 2015. Eiseres is dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het Uwv hiervoor zes weken.
7. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De vergoeding van de proceskosten wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (voor het indienen van het beroepschrift) met een waarde per punt van
€ 837,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 837.-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 februari 2023;
- draagt het Uwv op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2023.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.