ECLI:NL:RBMNE:2023:7498

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/299
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift inzake WIA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een B.V., tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het primaire besluit, waartegen het bezwaar was gericht, dateert van 10 mei 2022 en betreft de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering aan een (ex)werknemer van eiseres tot en met 8 augustus 2021. Eiseres heeft op 5 september 2022 bezwaar gemaakt, wat buiten de termijn van zes weken viel, die op 11 mei 2022 begon en op 21 juni 2022 eindigde.

Eiseres voerde aan dat haar directeur door persoonlijke omstandigheden, waaronder een concentratiestoornis en post operatieve cognitieve disfunctie, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelt echter dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende onderbouwd zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank stelt vast dat, hoewel de directeur medische problemen had, er onvoldoende bewijs is dat hij gedurende de gehele bezwaarperiode niet in staat was om tijdig bezwaar te maken of om hulp in te schakelen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/299

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.K. Lang),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het Uwv van haar bezwaarschrift. Het Uwv vindt dat er geen goede reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift.
1.1.
Het bezwaar van eiseres was gericht tegen het primaire besluit van 10 mei 2022, waarbij aan de (ex)werknemer van eiseres een loongerelateerde WIA-uitkering is toegekend tot en met 8 augustus 2021. Met het bestreden besluit van 13 september 2022 is het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heer [A] ( directeur van eiseres) en de gemachtigde van eiseres. Het Uwv heeft zich voor de zitting afgemeld vanwege capaciteitsgebrek.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. Het primaire besluit is van 10 mei 2022. Op grond van artikel 6:7 van de Awb is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De termijn is op 11 mei 2022 aangevangen en op 21 juni 2022 verlopen.
5. Het bezwaarschrift is door het Uwv ontvangen op 5 september 2022 en dat is dus te laat.
6. In het beroepschrift van eiseres is aangevoerd dat haar directeur door persoonlijke omstandigheden niet tijdig bezwaar heeft kunnen maken. De directeur van eiseres is degene die dit soort zaken regelde. In de periode van medio april tot medio juli 2022 had hij last van een concentratiestoornis en was de structuur in zijn werk volledig weg. Hij was bezig met operaties en het herstellen daarvan. Dit nam alle aandacht in beslag. De directeur van eiseres dacht dat hij alles onder controle had, maar achteraf bleek dat dit niet het geval was. Omdat hij altijd deze zaken zelf regelde, was er geen derde. Ook was hij niet bij machte om dit te regelen. Tijdens de zitting is toegelicht dat de eerste twee operaties zo spoedeisend waren dat de directeur leed aan post operatieve cognitieve disfunctie (POCD). Hij had hierdoor last van vergeetachtigheid en concentratiestoornissen en niet het besef dat hij een derde moest inschakelen om tijdig bezwaar te maken.
7. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen namens eiseres is aangevoerd en is overgelegd geen grond vormt om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Uit het overgelegde medische verslag kan weliswaar worden afgeleid dat haar directeur in de periode van 18 april 2022 tot en met 20 juli 2022 in het ziekenhuis is geweest voor onderzoeken en drie operaties, maar uit het medische verslag blijkt onvoldoende dat de directeur van eiseres gedurende de gehele bezwaarperiode in een zodanige medische toestand verkeerde dat hij in het geheel niet in staat was tijdig bezwaar te maken, of om een derde in te schakelen om dat voor eiseres te doen. Ook de vergeetachtigheid en de concentratiestoornissen als gevolg van POCD zijn niet medisch onderbouwd. De directeur van eiseres regelde deze zaken altijd zelf, maar eiseres of haar directeur had hiervoor ook eventueel de hulp van rechtskundige bijstand kunnen inschakelen. Het lag ondanks de situatie van de directeur, op de weg van zowel de directeur als eiseres om binnen de termijn bezwaar te maken, zo nodig op nader aan te voeren gronden (een zogenoemd pro-forma bezwaarschrift). Dat zij dit niet heeft gedaan komt voor haar risico. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.