ECLI:NL:RBMNE:2023:7495

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
22/5806
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor afwijking van bestemmingsplan in Wijdemeren

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om omgevingsvergunning van 20 april 2020. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 24 augustus 2021 afgewezen. Het bestreden besluit van 1 november 2022 bevestigde deze afwijzing en werd nader gemotiveerd. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarop het college reageerde met een verweerschrift. De rechtbank behandelde het beroep op 7 juli 2023 tijdens een zitting waar eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van het college en de derde-belanghebbenden aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De aanvraag van eiser betreft een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruiken van opstallen op de locatie als woning. Het geldende bestemmingsplan staat slechts één wooneenheid toe op het adres van eiser, en de rechtbank volgt het college in zijn redenering dat toetsing aan het overgangsrecht niet nodig was. De rechtbank concludeert dat de gevraagde afwijking niet onder de mogelijkheden van het bestemmingsplan valt en dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten de vergunning niet te verlenen.

De rechtbank wijst erop dat de bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken discretionair is en dat de bestuursrechter dit gebruik terughoudend moet toetsen. Het college heeft gemotiveerd dat het toestaan van de aanvraag zou leiden tot onevenredige nadelen voor derden en een aantasting van de verkeersveiligheid. De rechtbank kan de motivering van het college volgen en concludeert dat het belang van goede ruimtelijke ordening en de belangen van derden zwaarder wegen dan die van eiser. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5806

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. van Weeren),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren, het college
(gemachtigde: mr. A.E.J. Debie).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2] uit [woonplaats] (de bewoners aan de [adres 1] of de derde-belanghebbenden)
(gemachtigde: mr. M.J.M.G. van Gerwen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om omgevingsvergunning van 20 april 2020.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 24 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 november 2022 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven en heeft het college het primaire besluit nader gemotiveerd.
1.2.
Eiser is tegen het bestreden besluit in beroep gegaan. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en mr. S. Knoop, K. Toczylowska als tolk, de gemachtigde van het college en [A] , de derde-belanghebbenden en de gemachtigde van de derde-belanghebbenden.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De aanvraag van eiser ziet op een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruiken van de opstallen op de locatie [adres 2] in [plaats] als woning. Volgens het geldende bestemmingsplan “Buitengebied [plaats] ” is het maximaal aantal toegestane wooneenheden ter plaatse één. Deze wooneenheid is aanwezig op het adres [adres 1] . In de aanvraag is vermeld dat de aanvraag dient ter legalisering van de bestaande situatie.
4. Het college toetst de ingediende aanvraag, die voor het college leidend is. Het college heeft bij de toetsing van de aanvraag niet ook gekeken of er op grond van overgangsrecht al een recht is ontstaan om (een deel van) de opstallen als woning te gebruiken. Ter zitting is toegelicht door het college dat hetgeen is aangevraagd hoe dan ook meeromvattend is dan het recht dat eventueel op grond van het overgangsrecht is ontstaan. De rechtbank kan die redenering volgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de toets aan het overgangsrecht niet door het college gemaakt hoefde te worden. In het kader van handhaving zou mogelijk een beroep gedaan kunnen worden op overgangsrecht, maar dat is niet relevant voor de vraag of het college deze omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. De discussie over eventueel ontstane rechten op grond van het overgangsrecht laat de rechtbank daarom verder onbesproken.
5. De gevraagde afwijking van het bestemmingsplan valt niet onder de afwijkingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de (Wabo) van het bestemmingsplan wordt afgeweken, komt in aanmerking:
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen [1] .
6. De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken een naar eigen inzicht te gebruiken (discretionaire) bevoegdheid van het college is. De bestuursrechter dient het gebruik van deze bevoegdheid daarom terughoudend te toetsen. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of het college, bij afweging van alle betrokken belangen, in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten de omgevingsvergunning niet te verlenen.
7. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het standpunt van het college dat sprake is van een perceel dat binnen de bebouwde kom ligt. Dat betekent dat het college in het kader van toepassing van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan moet afwegen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast moet een belangenafweging plaatsvinden.
8. Eiser voert aan dat de door het college gemaakte ruimtelijke afweging onjuist is en of onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiser is niet getoetst aan de ruimtelijke inpasbaarheid in de omgeving of aan de goede ruimtelijke ordening.
9. Het college heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat door het toestaan van het gevraagde gebruik een onevenredig nadeel voor derden zou ontstaan en de verkeersveiligheid zou worden aangetast.
Het toestaan van het gewijzigde gebruik als woning van de opstallen zou gepaard gaan met een toename van verkeersbewegingen over het smalle pad dat pal langs de woning en het open erf van de bewoners op de locatie aan de [adres 1] loopt. Dit betreft gemotoriseerd verkeer van de bewoners zelf en verkeersgeneratie van bijvoorbeeld bezorgdiensten. Verder zou ook nog een beroep of bedrijf aan huis mogelijk zijn, hetgeen ook tot extra verkeersbewegingen leidt. Dit zorgt voor dusdanige hinder voor de bewoners van de woning aan de [adres 1] , dat dit een onevenredig nadeel oplevert.
Het toestaan van het gewijzigde gebruik zou ook zorgen voor een intensivering van het gebruik van het toegangspad naar de locatie [adres 2] . Het college is van mening dat dit gebruik zou zorgen voor een dusdanig intensiever gebruik van het toegangspad ten opzichte van het oorspronkelijke gebruiksdoel van het toegangspad, dat er sprake is van een aantasting van de verkeersveiligheid ter plaatse.
10. Het college heeft verder overwogen dat het landelijk gebied van Wijdemeren wordt gekenmerkt door een hoge ruimtelijke kwaliteit. Tweedelijns bewoning komt de ruimtelijke kwaliteit niet ten goede. De ruimtelijke impact van het gebruik als woning is verder niet wenselijk vanwege de provinciaal landschappelijke waarden en het al hoge bebouwingspercentage van het perceel, dat met verlening van de vergunning nog zou kunnen toenemen.
11. Het college heeft er daarnaast nog op gewezen dat de locatie [locatie] in een gebied ligt dat volgens de Omgevingsverordening NH 2020 is aangemerkt als bijzonder provinciaal landschap waarin een toename van het aantal burgerwoningen niet is toegestaan. De gevraagde omgevingsvergunning zal tot gevolg hebben dat het aantal burgerwoningen toeneemt, hetgeen in strijd is met artikel 6.4, lid c van deze verordening. Het college verwacht niet dat een ontheffing zal worden verleend.
12. De rechtbank kan de motivering van het college volgen. De rechtbank kan het standpunt van eiser, dat de bestemming “wonen” geen maximum geeft voor wat betreft het aantal huishoudens, en dat het gebruik van de opstallen als woning dus geen intensivering teweeg zou brengen, niet volgen. De opstallen kunnen volgens het bestemmingsplan niet gebruikt worden als woning. Het zijn oorspronkelijk bijbehorend bouwwerken bij de woning aan de [adres 1] . Daarom alleen al brengt het aangevraagde gebruik als zelfstandige woning een intensivering teweeg, waar de bewoners van de woning aan de [adres 1] overlast van kunnen ondervinden. Ook de weging van de nadelige ruimtelijke impact van het gebruik als woning, waarbij toename van bebouwing en verharding kan plaatsvinden, kan de rechtbank volgen. De rechtbank is van oordeel dat het college reeds om die redenen in redelijkheid tot de weigering van de omgevingsvergunning heeft kunnen komen. De eventuele strijd met de Omgevingsverordening NH 2020 kan daarom onbesproken blijven. Het college heeft in redelijkheid het belang van de goede ruimtelijke ordening, en de belangen van derden, boven het belang van eiser (en zijn gezin) kunnen stellen. Daarbij heeft het college terecht meegewogen, dat eiser een perceel met opstallen heeft gekocht met daarbij in de leveringsakte de vermelding dat de opstallen niet bestemd zijn om te worden bewoond.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2023. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4, onder 9 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.