ECLI:NL:RBMNE:2023:7493

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
22/5985
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen legesaanslag wegens niet ingediende aanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente 1]. Eiser had een legesaanslag van € 472,50 ontvangen, welke was opgelegd in een beschikking van 21 juli 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en handhaafde de aanslag. Eiser ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 21 juli 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser stelde dat hij geen leges verschuldigd was, omdat hij geen (concept)aanvraag had ingediend. Hij had wel een digitaal formulier ingevuld, maar was gestopt toen hij hoorde dat er leges verschuldigd zouden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat eiser een (concept)aanvraag had ingediend. Het aanvraagformulier was niet ondertekend en er was geen ontvangstbevestiging verzonden.

De rechtbank oordeelde dat er geen belastbaar feit was en dat er geen grondslag was voor het heffen van leges. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar werd vernietigd en de legesaanslag werd opgeheven. De heffingsambtenaar werd verplicht het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5985

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente 1] (de heffingsambtenaar), verweerder
(gemachtigde: P.E. Boersma).

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 21 juli 2022 een legesaanslag ter hoogte van € 472,50 aan eiser opgelegd. In de omschrijving bij dienst is vermeld ‘‘LOV3 Conceptaanvraag’’.
2. In de uitspraak op bezwaar van 24 november 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser tegen de aanslag niet-ontvankelijk verklaard en de legesaanslag gehandhaafd. Eiser is in beroep gegaan tegen de uitspraak op bezwaar.
3. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. In het verweerschrift wordt aangegeven dat in de uitspraak op bezwaar ten onrechte is vermeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, het bezwaar is ongegrond. De heffingsambtenaar biedt aan om het griffierecht te vergoeden.
4. De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

5. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. Eiser voert aan dat hij geen leges verschuldigd is, omdat hij geen conceptaanvraag heeft ingediend. Het was de bedoeling van eiser een indicatie te krijgen over de mogelijkheid van een aanbouw aan een huis, dat hij mogelijk wilde aankopen. Volgens eiser is er geen sprake van een aanvraag. Hij heeft het digitale formulier wel voor een groot deel ingevuld, maar toen hij de melding kreeg dat hij leges verschuldigd zou zijn bij indiening van de (concept)aanvraag is hij er niet mee verder gegaan.
7. De rechtbank geeft eiser gelijk en legt dit hierna uit. De rechtbank constateert dat er een ingevuld aanvraagformulier is overgelegd. Op pagina 13 van het aanvraagformulier is het vakje niet aangekruist, waarachter is vermeld: ‘‘Hierbij verklaar ik dat ik de aanvraag/melding naar waarheid heb ingevuld en dat ik weet dat er kosten verbonden kunnen zijn aan het indienen van een aanvraag’’. Ook is het aanvraagformulier niet door eiser ondertekend. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken niet dat er een ontvangstbevestiging van een conceptaanvraag aan eiser is toegezonden. Gelet op deze feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen dat er een (concept)aanvraag door eiser is ingediend. Dit betekent dat zich geen belastbaar feit heeft voorgedaan en dat er geen grondslag is voor het heffen van leges in de zin van de legesverordening ‘‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2022’’ van de gemeente [gemeente 2] . De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar vernietigen en ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar. De rechtbank zal doen wat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar had moeten doen en de beschikking van 21 juli 2022 vernietigen.
9. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 24 november 2022 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de legesaanslag van 21 juli 2022;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.