ECLI:NL:RBMNE:2023:7492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
22/5788
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres met psychische problematiek na melding toegenomen klachten

In deze zaak heeft eiseres, die bekend is met psychische problematiek, op 23 augustus 2021 een melding gedaan van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 10 januari 2022 meegedeeld dat haar WIA-uitkering niet wijzigt, omdat haar mogelijkheden om te werken niet zijn veranderd. Eiseres is vastgesteld op 49,04% arbeidsongeschikt. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld, dat op 15 augustus 2023 door de rechtbank is behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische situatie van eiseres op 5 januari 2022 moet worden beoordeeld. Eiseres betwist de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid en stelt dat haar psychische klachten zijn verergerd. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de medische beoordeling op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen terecht hebben vastgesteld dat er geen wijziging is in de psychische klachten van eiseres ten opzichte van eerdere beoordelingen.

De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling. Eiseres heeft ook bezwaar gemaakt tegen de geduide functies, maar deze beroepsgronden zijn ingetrokken of niet gegrond bevonden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5788

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. F. Reith),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiseres is bekend met psychische problematiek. Eiseres heeft zich op 23 augustus 2021 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld omdat haar fysieke en psychische klachten zijn toegenomen.
1.1.
Met het besluit van 10 januari 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat haar WIA-uitkering niet wijzigt, omdat haar mogelijkheden om te werken niet zijn gewijzigd. Eiseres is 49,04% arbeidsongeschikt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 november 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en haar beroep op 2 juni 2023 aangevuld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Op 21 juni 2023 heeft het Uwv een aanvullend verweerschrift ingediend, met een aanvullende reactie van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 juni 2023. De rechtbank heeft op 1 augustus 2023 een vraagstelling per e-mail aan partijen toegezonden ter voorbereiding op de zitting.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv. Eiseres was niet aanwezig.

Geschil

2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Eiseres vindt dat zij duurzaam niet in staat is om arbeid te verrichten. Zij vindt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische beperkingen en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet op een inzichtelijke wijze tot het oordeel is gekomen dat haar psychische situatie niet is verslechterd. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct heeft vastgesteld op 49,04%.

Beoordelingskader

3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische beoordeling
Datum in geding
5. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de datum waarop de medische situatie van eiseres moet worden beoordeeld 5 januari 2022 is. Dit is de beoordelingsdatum in deze zaak. De rechtbank sluit hierbij aan.
Psychische problematiek
6. Eiseres is het niet eens met de medische beoordeling en vindt dat haar psychische beperkingen zijn onderschat. Volgens eisers zijn haar psychische klachten verergerd en heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet inzichtelijke gemotiveerd waarom haar psychische klachten gelijk zijn gebleven. Daarbij wijst eiseres op de informatie van de behandelend psycholoog waar zij in 2021 onder behandeling was. Volgens die informatie is sprake van een ernstige depressieve stoornis. Dit terwijl er in 2015 nog geen sprake was van een ernstige depressieve stoornis.
7. De rechtbank overweegt dat de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beiden in hun rapportages de informatie van de behandelend psycholoog van [instelling] van 14 juli 2021 bij hun medische beoordeling hebben betrokken. Uit de informatie van deze psycholoog volgt dat de classificatie een depressieve stoornis ernstig is. Volgens de beschrijvende diagnose van deze psycholoog zijn de klachten te classificeren als een recidiverende depressieve stoornis. De rechtbank overweegt dat het niet alleen gaat om de classificatie van de depressie maar ook om de beschrijvende diagnose van de psycholoog. Voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid is namelijk niet een diagnose bepalend, maar de beperkingen. [1] De verzekeringsartsen hebben de classificatie en de beschrijvende diagnose bij hun medische beoordeling betrokken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen sprake van een gewijzigd psychiatrisch toestandsbeeld en hebben daarbij de eerdere informatie betrokken van de behandelend psychiater die eiseres in 2015 consulteerde. Volgens de verzekeringsartsen is er sprake van een chronische depressie. Op of rond de beoordelingsdatum is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gebleken dat er een wijziging is ten opzichte van de psychische klachten van eiseres per einde wachttijd in 2016. De rechtbank vindt de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep logisch en inzichtelijk en zij kan de toelichting volgen dat de medische situatie van eiseres gelijk is aan haar medische situatie in 2016 gelet op de informatie van de behandelend psycholoog van [instelling] . De rechtbank heeft daarom geen reden om de functionele mogelijkhedenlijst (FML) zoals die in bezwaar op 25 augustus 2022 is vastgesteld voor onjuist te houden en dat de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van deze FML, die geldt per 5 januari 2022. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek benoeming deskundige
8. De rechtbank wijst het verzoek om benoeming van een deskundige in te schakelen af. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen twijfelt zij niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een deskundige. Ook bestaat geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat.
Arbeidskundige beoordeling
9. Eiseres voert aan dat zij twijfelt aan de juistheid van de als eerste geduide functie van administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 532040), gelet op de loonwaarde en het opleidingsniveau. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres deze beroepsgrond ingetrokken. De rechtbank zal daarom over deze beroepsgrond geen oordeel geven.
10. Eiseres voert ook aan dat dat de vierde geduide functie van administratief medewerker (SBC-code 315133) niet passend is omdat eiseres niet voldoet aan de ervaringseis. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierop gereageerd in zijn rapport van 15 juni 2023. De functie is inderdaad niet geschikt gebleken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarom het CBBS-systeem opnieuw geraadpleegd en heeft binnen de dezelfde SBC-code 315133 een functie geselecteerd waar geen ervaringseis voor geldt. Als opleidingsniveau geldt voor deze niveau VMBO. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan eiseres hieraan ruimschoots voldoen. De rechtbank kan deze toelichting volgen en stelt vast dat de drie geduide functies in stand blijven, waarbij het mediaanloon ongewijzigd blijft. Hierdoor blijft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres 49,04%. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:798, r.o. 5.2.