ECLI:NL:RBMNE:2023:7486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
10480372 \ UC EXPL 23-2942
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst voor de levering en montage van badkamer en keuken

In deze zaak vordert eiser, [eiser], vervangende schadevergoeding van de gedaagde partijen, [naam], naar aanleiding van tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst voor de levering en montage van een badkamer en keuken. De overeenkomst werd op 31 augustus 2020 gesloten, waarbij de keuken op 30 november 2020 werd geleverd en gemonteerd. De badkamer en het toilet werden later gemonteerd, maar eiser was ontevreden over de geleverde materialen en de uitvoering van het werk. In augustus 2021 verzocht eiser om demontage van de materialen, waarna een eindafrekening volgde die eiser niet betaalde. Eiser stelt dat [naam] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en vordert een schadevergoeding van € 60.227,75, inclusief een voorschot voor de kosten van vervangende werkzaamheden.

De kantonrechter heeft de zaak op 11 september 2023 behandeld en op 27 september 2023 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat [naam] een schadevergoeding van € 190,00 aan eiser moet betalen voor niet goed uitgevoerde werkzaamheden, maar wijst het grootste deel van de vorderingen van eiser af wegens onvoldoende onderbouwing. Eiser wordt ook veroordeeld tot betaling van € 2.888,65 aan [naam] op basis van de eindafrekening. De proceskosten worden aan eiser opgelegd, aangezien hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de zaak door te verwijzen naar een schadestaatprocedure, omdat er geen bewijs is dat de schade hoger is dan gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10480372 \ UC EXPL 23-2942 RvdH/1037
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.J. Goedhart,
tegen
de besloten vennootschappen
1.
[gedaagde sub 1] B.V. h.o.d.n. ' [handelsnaam 1] ',
2.
[gedaagde sub 2] B.V. h.o.d.n. ' [handelsnaam 2] ',
beiden gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [naam] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17,
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie met producties 1 tot en met 8,
- het vonnis in incident van 26 april 2023,
- de conclusie van antwoord in reconventie en akte wijziging van eis in conventie met producties 18 en 18,
- de brief van 12 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 11 september 2023 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Beide partijen en de gemachtigde van [eiser] waren daarbij aanwezig.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser] en [naam] hebben op 31 augustus 2020 een overeenkomst gesloten over de levering en montage van een keuken en op 3 september 2020 voor de levering en montage van een badkamer en een toilet. De keuken is op 30 november 2020 geleverd en was aan het einde van die week gemonteerd. De materialen voor de badkamer en het toilet zijn daarna geleverd en gemonteerd. Dit vond plaats in de periode tot eind juli 2021. De badkamer en het toilet zijn voor het eerste deel gemonteerd door [onderneming] en [naam] heeft het werk afgemaakt.
2.2.
In augustus 2021 vraagt [eiser] [naam] om de geleverde en in de badkamer en het toilet gemonteerde materialen te demonteren, omdat die volgens hem niet goed zijn. [naam] doet dat. [eiser] meldt ook dat hij zijn sleutel terug wil en met [naam] wil afronden. [naam] levert de sleutel in en maakt op 31 augustus 2021 een eindafrekening. In de eindafrekening staan onder andere de materialen genoemd die [naam] heeft gedemonteerd. [eiser] heeft die eindafrekening niet betaald.
2.3.
[eiser] is niet tevreden over het werk van [naam] en vindt dat [naam] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. [naam] is na de ingebrekestelling van 11 november 2021 niet overgegaan tot herstel. [eiser] wil niet langer dat [naam] haar verplichtingen alsnog nakomt en in plaats daarvan vordert hij vergoeding van de schade die hij heeft geleden. Die schade bestaat eruit dat hij de levering van de materialen en de werkzaamheden nu door een ander moet laten uitvoeren. [eiser] vordert in deze procedure onder meer betaling van een voorschot van in totaal € 60.227,75 aan vervangende schadevergoeding. Een deel van € 2.500,00 ziet op het afstellen van de keukenkastjes. Het overige deel ziet op de badkamer en het toilet. [eiser] verwacht dat de werkelijke schade hoger is en vordert daarom ook verwijzing naar een schadestaatprocedure.
2.4.
[naam] is het niet eens met de vorderingen van [eiser] . Zij stelt dat zij niet is tekortgeschoten. [naam] stelt dat zij de materialen volgens de overeenkomst heeft geleverd en gemonteerd en dat [eiser] daarna wilde dat die werden gedemonteerd. [naam] vordert in reconventie dat [naam] wordt veroordeeld tot betaling van € 2.888,65. Dat bedrag is het resultaat van de eindafrekening van 31 augustus 2021.

3.De beoordeling

3.1.
[naam] zal een schadevergoeding van in totaal € 190,00 aan [eiser] moeten betalen omdat zij een deel van het overeengekomen werk niet goed heeft uitgevoerd; zij moet de keukenkastjes nog afstellen en één afsluitring op een kraan monteren. [eiser] vindt dat [naam] op meer onderdelen van de overeenkomst is tekortgeschoten, maar dat heeft hij onvoldoende onderbouwd waardoor de kantonrechter het grootste deel van zijn vordering afwijst.
3.2.
[eiser] moet € 2.888,65 aan [naam] betalen, omdat hij dit bedrag volgens de eindafrekening nog aan [naam] verschuldigd is. Omdat [eiser] zowel in conventie als in reconventie in overwegende mate ongelijk krijgt, wordt hij veroordeeld in de proceskosten. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissingen is gekomen.
in conventie
De keuken
3.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [naam] de keukenkastjes nog moet afstellen en dat zij dat – ondanks een ingebrekestelling – niet heeft gedaan. De kantonrechter wijst daarom een vervangende schadevergoeding toe tot een bedrag van € 150,00 omdat dat een vergoeding is die past bij de aard van de werkzaamheden (relatief eenvoudig) en de beperkte tijd die deze werkzaamheden in beslag nemen. Dat met die werkzaamheden een bedrag van € 2.500,00 zijn gemoeid, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd.
De badkamer
3.4.
De vervangende schadevergoeding die [eiser] vanwege door hem gestelde tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst over de badkamer en het toilet heeft gevorderd, wordt toegewezen tot een bedrag van € 40,00 en bestaat uit een vergoeding voor het materiaal en de werkzaamheden voor het monteren van een afsluitring om een kraan. [naam] heeft erkend dat zij op dit punt van de overeenkomst is tekortgeschoten, ook na een ingebrekestelling.
3.5.
De gevorderde schadevergoeding in verband met de badkamer wordt voor het overige afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.6.
De overige gestelde tekortkomingen zijn te verdelen in volgens [eiser] niet geleverde materialen en ondeugdelijk verrichte werkzaamheden.
Niet geleverde materialen
3.7.
Volgens [eiser] zijn de volgende materialen niet geleverd en niet gemonteerd:
  • de fontein in het toilet;
  • de kast achter de wc-pot;
  • verlichting, verwarming en vergrootspiegel in de badkamerspiegel;
  • de dubbele wastafel in de badkamer;
  • de achterwand bij de wc in de badkamer;
  • de kast boven de wc;
  • de glaswand van de douche;
  • de meubels onder de wastafel.
3.8.
De kantonrechter gaat ervan uit dat al deze materialen – met uitzondering van de douchewand – zijn geleverd volgens de overeenkomst en dat er dus geen sprake is van een tekortkoming van [naam] . [eiser] erkent namelijk dat de materialen zijn geleverd, maar stelt dat die niet volgens zijn bestelling waren of dat hij de in de overeenkomst opgenomen materialen later, maar voor de levering, nog heeft gewijzigd. Het had op de weg van [eiser] gelegen om dit met stukken te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan.
3.9.
[naam] heeft na levering en montage (een deel van) de materialen op verzoek van [eiser] gedemonteerd. Anders dan [eiser] is dit voor de kantonrechter onvoldoende om aan te nemen dat [naam] erkent dat de materialen niet conform de overeenkomst zijn geleverd.
3.10.
Ten aanzien van de douchewand geldt dat die nog moet worden geleverd omdat die als laatst wordt ingemeten. [naam] heeft de douchewand betrokken in haar eindafrekening. Zij hoeft die niet meer te leveren en [eiser] hoeft hier niet voor te betalen .
Ondeugdelijk verrichte werkzaamheden
3.11.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [naam] de overeengekomen werkzaamheden deugdelijk heeft verricht, omdat [eiser] zijn stelling dat er sprake is van gebreken onvoldoende heeft onderbouwd. Zo blijkt nergens uit dat de spiegel in de wc niet goed is gemonteerd, dat er beschadigingen zijn aan de muren en plafonds en dat de keramische vloer is beschadigd.
3.12.
Dat er tussen de keramische tegels naden zitten, is evenmin aan te merken als een tekortkoming. In de eerste plaats omdat niet blijkt dat [eiser] met [naam] is overeengekomen dat de tegels naadloos zouden worden gelegd. In de tweede plaats omdat [naam] uitgebreid heeft toegelicht dat en waarom het de bedoeling is dat de keramische vloerplaten naden hebben. [eiser] heeft de inhoud van die toelichting op zichzelf niet betwist.
3.13.
Een van de keramische tegels heeft een scheur. De kantonrechter merkt dat evenmin aan als een tekortkoming. [naam] betwist dat zij die scheur heeft veroorzaakt. De badkamer is weliswaar formeel niet opgeleverd (waardoor de verantwoordelijkheid in beginsel nog bij de aannemer rust), maar omdat [eiser] voordat hij [naam] in gebreke heeft gesteld, heeft geëist dat [naam] de sleutel teruggaf en de overeenkomst afwikkelde is het in dit geval niet redelijk om [naam] zonder meer verantwoordelijk te houden. Er zijn namelijk na het leggen van de vloer en het inleveren van de sleutel door [naam] en voor de ingebrekestelling nog andere werklieden in de woning geweest, zodat niet kan worden uitgesloten dat de scheur door iemand anders is veroorzaakt.
Wettelijke rente
3.14.
[naam] zal over het bedrag van € 190,00 dat zij aan [eiser] moet betalen uit hoofde van vervangende schadevergoeding, wettelijke rente moeten betalen vanaf de datum van de dagvaarding tot de voldoening.
Verklaring van recht en schadestaatprocedure
3.15.
De door [eiser] gevorderde verklaring van recht wordt niet gegeven. De kantonrechter kan immers als gevolg van de voorgaande overwegingen niet in zijn algemeenheid verklaren dat [naam] is tekortgeschoten en aansprakelijk is voor alle schade.
3.16.
Deze zaak wordt ook niet verwezen naar de schadestaatprocedure. De kantonrechter heeft namelijk geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat de schade hoger zal zijn dan nu gevorderd. [eiser] heeft daartoe slechts aangevoerd dat hij van een derde heeft vernomen dat de bij die derde door [naam] verrichte werkzaamheden schade hebben veroorzaakt. Dat is onvoldoende.
Proceskosten
3.17.
[eiser] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [naam] vastgesteld op € 1.588,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 794,00).
3.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten (de kosten die na het vonnis worden gemaakt) is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
3.19.
De vordering van [naam] die strekt tot veroordeling van [eiser] tot betaling van € 2.888,65 zal de kantonrechter toewijzen, omdat [eiser] dit bedrag op grond van de overeenkomst aan [naam] verschuldigd is. Het gaat om twee posten:
  • € 1.448,00, dit is de prijs van de door [eiser] bestelde en geleverde vensterbanken. Deze post wordt door [eiser] niet betwist.
  • € 6.009,00 aan (de)montage werkzaamheden. Volgens [eiser] is deze post niet duidelijk en heeft [naam] hem die nooit per factuur in rekening gebracht.
3.20.
De montagekosten zijn afgeleid van de prijsopgave die [naam] deed voor de totale installatiekosten van de badkamer (€ 11.000,00). [eiser] is akkoord gegaan met dit bedrag. Hierop is in mindering gebracht een bedrag dat nagenoeg gelijk is aan de reeds betaalde kosten voor montage door [onderneming] . De kantonrechter is daarom van oordeel dat voldoende duidelijk is hoe de vordering van [naam] is opgebouwd. [naam] heeft de montage werkzaamheden ook uitgevoerd want bijna alle geleverde materialen zijn geplaatst en geïnstalleerd geweest en zijn vervolgens op verzoek van [eiser] weer gedemonteerd.
3.21.
[eiser] zal over het bedrag van € 2.888,65 dat hij aan [naam] moet betalen, wettelijke rente moeten betalen, vanaf 22 februari 2023 tot de voldoening.
3.22.
[eiser] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de eis in reconventie voortvloeit uit het verweer, wordt slechts de helft van het aantal punten toegekend. Het toegepaste tarief is afgestemd op de waarde van de eis in reconventie. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [naam] vastgesteld op € 232,00 (2 punten x € 232,00 x 0,5).
3.23.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [naam] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 november 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [naam] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.588,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
4.6.
veroordeelt [eiser] om aan [naam] te betalen een bedrag van € 2.888,65, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 22 februari 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [naam] tot dit vonnis vastgesteld op € 232,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.8.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 116,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op
27 september 2023.