ECLI:NL:RBMNE:2023:7471

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10794454 \ UC EXPL 23-7798
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van consumentenbeschermende bepalingen in sportschoolovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen de eisende partij, en een consument, hierna te noemen de gedaagde partij. De gedaagde partij had op 25 juli 2022 een 'flex onbeperkt' sportschoolabonnement afgesloten voor € 42,95 per vier weken. Na het ontstaan van een betalingsachterstand heeft de eisende partij de gedaagde partij in een brief van 23 november 2022 geïnformeerd over de achterstand en de mogelijkheid om het abonnement eenzijdig te beëindigen. De gedaagde partij heeft de achterstand niet ingelopen, waarna de eisende partij aanspraak maakte op betaling van de achterstallige abonnementskosten en toekomstige termijnen.

De kantonrechter heeft ambtshalve de consumentenbeschermende bepalingen beoordeeld. De rechter constateerde dat de eisende partij aan de informatieplichten had voldaan, maar dat de gevorderde toekomstige abonnementskosten niet toewijsbaar waren. Dit omdat de overeenkomst leek te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd, en de eisende partij de indruk had gewekt dat het abonnement was beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat het beding dat de gedaagde partij verplicht om tot het einde van de overeengekomen duur alle abonnementskosten te blijven betalen, onredelijk bezwarend was.

De kantonrechter heeft de eisende partij wel in het gelijk gesteld voor de achterstallige termijnen van € 72,90, en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 274,84. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10794454 UC EXPL 23-7798 YA/1386
Vonnis van 27 december 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: E.A.P. van Lith,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft gevorderd dat de gedaagde partij bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om een bedrag aan haar te betalen, met rente en kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven. Tegen de niet verschenen gedaagde partij is verstek verleend.
1.2.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
De gedaagde partij heeft op 25 juli 2022 voor € 42,95 per vier weken een zogenaamd ‘flex onbeperkt’ sportschoolabonnement afgesloten bij de eisende partij. Op enig moment heeft de gedaagde partij een betalingsachterstand laten ontstaan. Bij brief van 23 november 2022 heeft de eisende partij aan de gedaagde partij laten weten dat inmiddels € 72,90 aan achterstallige termijnen openstond. Zij heeft de gedaagde partij in de gelegenheid gesteld om die achterstand binnen veertien dagen in te lopen en daar heeft de eisende partij, verwijzend naar haar algemene voorwaarden, aan toegevoegd zij het abonnement vanwege die achterstand eenzijdig en met onmiddellijke ingang kon beëindigen en dat dan ook de ‘toekomstige’ abonnementstermijnen opeisbaar zouden zijn.
2.2.
De gedaagde partij heeft de achterstand niet ingelopen. Drie maanden later heeft de eisende partij een nieuwe brief gestuurd, waarin zij aanspraak maakte op € 158,80 aan abonnementstermijnen, vermeerderd met rente en kosten. Dat bedrag wordt nu door de eisende partij gevorderd in deze procedure.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, de eisende partij, en een consument, de gedaagde partij. Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige van die bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.
3.2.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de professionele partij de nodige informatie aan de consument heeft verstrekt en of in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden geen bedingen zijn opgenomen die onredelijk bezwarend zijn voor consumenten, als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW.
3.3.
In dit geval, waarin de overeenkomst is gesloten in de verkoopruimte van de eisende partij, zijn de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. De kantonrechter constateert dat aan de toepasselijke essentiële informatieplichten is voldaan. In zoverre bestaat voor een sanctie geen aanleiding.
3.4.
De gevorderde achterstallige termijnen ter waarde van € 72,90 zijn toewijsbaar op grond van de overeenkomst.
3.5.
De gevorderde toekomstige termijnen tot aan de overeengekomen einddatum van de overeenkomst zijn niet toewijsbaar, al was het maar omdat noch uit de overeenkomst, noch uit de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden blijkt dat het afgesloten ‘flex onbeperkt’ abonnement een overeengekomen minimumduur kent. In plaats daarvan lijkt sprake van een abonnement met een onbepaalde duur, dat op elk moment kan worden beëindigd. In dit geval heeft de eisende partij het abonnement, onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden, met onmiddellijke ingang beëindigd, althans de indruk gewekt dat zij dit zou doen. Niet valt in te zien waarom de gedaagde partij na de (aangekondigde) beëindiging nog enkele maanden abonnementsgeld zou moeten voldoen, temeer daar de gedaagde partij in die periode (in de waan is gebracht dat hij) geen gebruik meer kon maken van het abonnement.
3.6.
Voor zover partijen al een bepaalde duur van de overeenkomst zouden zijn overeengekomen, is het beding dat de gedaagde partij verplicht om tot het einde van de overeengekomen duur alle abonnementsgelden te blijven betalen, terwijl hij geen gebruik mag maken van het abonnement, onredelijk bezwarend en daarmee vernietigbaar. Ook in dat geval heeft de eisende partij dus geen recht op vergoeding van de resterende abonnementstermijnen.
3.7.
De eisende partij maakt voorts aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Zij heeft deze vergoedingen bedongen in haar algemene voorwaarden. Deze bedingen acht de kantonrechter niet onredelijk bezwarend.
3.8.
Op grond van artikel 6:96 lid 5 en 6 BW zijn incassokosten pas verschuldigd als is voldaan aan wettelijke eisen. Dat is, zo blijkt uit de brief van 23 november 2022, het geval. Ook de rente is toewijsbaar, zij het dat de eisende partij de tot aan de dagvaarding vervallen rente heeft berekend over een te hoge hoofdsom. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de achterstallige termijnen vanaf de vervaldatum van de termijnen.
3.9.
Hoewel een deel van de vordering wordt afgewezen, is de eisende partij wel terecht tot dagvaarden overgegaan. Gebleken is immers dat zij een vordering op de gedaagde partij heeft, die zonder gerechtelijke procedure niet werd betaald. Om die reden zal de gedaagde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de eisende partij worden aldus begroot op:
- dagvaarding € 107,84
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
39,00(1 punt x tarief € 39,00)
Totaal € 274,84.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij tegen bewijs van kwijting te betalen € 112,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 72,90 vanaf de respectieve vervaldatum van de onderliggende abonnementstermijnen tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eisende partij, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 274,84, waarin begrepen € 39,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.