ECLI:NL:RBMNE:2023:7455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
10605500 \ UC EXPL 23-4760
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening tussen vrienden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2023 een mondeling vonnis uitgesproken in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. Meijer, vorderde de terugbetaling van een geldlening van € 12.850,00, die hij in 2018 had verstrekt aan de gedaagden, die hij als vrienden beschouwde. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. J.C. Jansen Schoonhoven, betwistten de vordering en stelden dat het bedrag een gift was, gebaseerd op hun vriendschap en de hulp die zij aan de eiser hadden geboden in moeilijke tijden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een lening, onderbouwd door de omschrijving van de overmaking en eerdere communicatie tussen de partijen. De gedaagden konden hun stelling dat het om een gift ging niet voldoende onderbouwen, en hun beroep op verrekening werd afgewezen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, die door de gedaagden hoofdelijk moesten worden betaald. De totale proceskosten aan de zijde van de eiser werden vastgesteld op € 1.615,57, te vermeerderen met wettelijke rente.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden het bedrag moeten betalen, ook als zij in hoger beroep gaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de kantonrechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10605500 UC EXPL 23-4760 RJ/58605
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 november 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.F. Meijer,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. J.C. Jansen Schoonhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 27 juni 2023 met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9;
- de e-mail met aanvullende stukken van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van 9 november 2023.
1.2.
Op 20 november 2023 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was [eiser] aanwezig met zijn gemachtigde, mr. Meijer. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waren ook aanwezig met hun gemachtigde, mr. Jansen Schoonhoven.
1.3.
Na sluiting van de inhoudelijke behandeling heeft de kantonrechter op de zitting, mondeling uitspraak gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waren sinds begin 2000 goed bevriend. [eiser] stelt dat hij in 2018 een bedrag van € 20.000,00 aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft geleend, omdat zij toen een financiële uitdaging hadden. Een deel hiervan is terugbetaald, maar er staat nog een bedrag van € 12.850,00 open. Dat geld wil [eiser] nu terug vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn het niet eens met de vordering van [eiser] . Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] was het bedrag van € 20,000,00 een gift, omdat zij ook veel voor [eiser] hebben gedaan toen hij in lastige tijden zat. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben een overzicht overgelegd met kosten die zij in dat kader hebben gemaakt.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

3.1.
De vordering van [eiser] tot veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van
€ 12.850,00 zal worden toegewezen. Ook de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten zullen worden toegewezen.
3.2.
De kantonrechter stelt vast dat er sprake is geweest van een lening tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Dit heeft [eiser] gesteld en voldoende onderbouwd. In de omschrijving bij het overgemaakte bedrag staat namelijk ‘lening’ en door [eiser] en [gedaagde sub 1] is meermaals, via whatsappberichten, gesproken over aflossen. Bovendien is er daadwerkelijk een bedrag van
€ 7.150,00 afgelost. In deze procedure is door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] pas voor het eerst aangevoerd dat er sprake zou zijn geweest van een gift. De kantonrechter vindt dit niet aannemelijk. Dit is namelijk niet terug te zien in de whatsappberichten die zijn overgelegd. Daarin wordt juist gesproken over aflossen en betalingstermijnen. Verder hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun standpunt niet (met stukken) onderbouwd.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met hun overzicht van kosten een beroep op verrekening bedoeld hebben. Dit beroep slaagt niet, omdat [eiser] de berekening heeft betwist en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun beroep op verrekening onvoldoende hebben onderbouwd. De gegrondheid van het verweer is niet op eenvoudige wijze vast te stellen en gelet op artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek gaat de kantonrechter hier dus aan voorbij.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.4.
De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten van € 903,50 toewijzen omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan.
Proceskosten
3.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de kosten worden veroordeeld. Dit betekent dat zij hun eigen kosten moeten dragen en de proceskosten van [eiser] aan hem moeten betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,57
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
1.615,57
3.6.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
Hoofdelijkheid
3.7.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.850,00,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 903,50,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.615,57, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op
20 november 2023.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de kantonrechter en de griffier is getekend.
De griffier, De kantonrechter,
mr. M.R. Jassies mr. V.E.J.A. Boots