Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 april 2023 met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging productie 11;
- een brief van [gedaagde] van 15 september 2023, waarbij is overgelegd een verklaring van de heer [A] van 14 september 2023.
2.Wat is er gebeurd?
In de op 24 januari 2015 tussen partijen voor de duur van vijf jaar gesloten en ondertekende huurovereenkomst staat onder meer het volgende:
“3.2 Tevens zal deze huurovereenkomst telkens worden verlengd met vijf optiejaren.
(...)
In de algemene bepalingen, die van toepassing zijn verklaard op de op 24 januari 2015 tussen partijen gesloten huurovereenkomst, staat onder meer het volgende:
op basis van de consumentenprijsindex. [eiseres] heeft deze huurprijsverhoging geaccepteerd.
op basis van de markwaarde.
Op of rond 14/15 januari 2021 hebben partijen over onder meer de op basis van de marktwaarde berekende huurverhoging gesproken.
[eiseres] is over de maanden februari 2021 tot en met mei 2021 de huurprijs van € 8.211,07 per maand blijven betalen, terwijl de beheerder van [gedaagde] elke maand € 11.016,05 als huurprijs bij [eiseres] in rekening bleef brengen.
€ 2.804,98 overgemaakt naar [gedaagde] . Op 31 januari 2022 verzoekt [eiseres] aan [gedaagde] om deze twee bedragen terug te betalen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan.
[gedaagde] terug. Ook vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke handelsrente en de proceskosten.
4.Wat vindt de kantonrechter?
consumentenprijsindexgeaccepteerd en die prijsverhoging over de maanden januari 2021 tot en met mei 2021 aan [gedaagde] betaald. Zij is niet akkoord gegaan met de huurprijsverhoging op basis van de
marktwaarde.
De in januari 2022 naar [gedaagde] overgemaakte bedragen zijn per abuis overgemaakt door gebruik van administratieve en betalingssystemen waarvan zij gebruikt maakt. Facturen die zij ontvangt en volgens haar (deels) onjuist zijn, administreert zij zodanig dat het niet verschuldigde deel van de desbetreffende facturen niet worden betaald en één jaar later – wegens belastingtechnische redenen – weer “up poppen”. Dat is ook gebeurd met de van [gedaagde] ontvangen onjuiste huurprijsfacturen inzake de maanden januari 2021 en februari 2021. Nadat deze facturen in januari 2022 up popten en in een “betalingsbatch” terechtkwamen, zijn de als niet-verschuldigd geadministreerde bedragen abusievelijk overgemaakt naar [gedaagde] . Het betalingssysteem vermeldt bij de overschrijvingen het desbetreffende factuurnummer zoals in de administratie van [eiseres] staat genoteerd. Meteen na ontdekking van deze abusievelijke overmakingen heeft zij op 31 januari 2022 [gedaagde] gevraagd om deze bedragen te retourneren.
Partijen hebben vóór 1 januari 2015 afgesproken dat de huur na vijf jaar, dus met ingang van 1 januari 2021, verhoogd zou worden naar een marktconforme huurprijs. Aan deze afspraak heeft [gedaagde] per 1 januari 2021 uitvoering gegeven door per 1 januari 2021 maandelijks een bedrag van € 11.016,05 bij [eiseres] in rekening te brengen.
[gedaagde] na 14/15 januari 2021 betalingsherinneringen voor het door haar thans gevorderde verschil gestuurd. Dit doet afbreuk aan de stelling van [gedaagde] dat wel de marktwaarde als basis van de huurprijsverhoging tussen partijen is overeengekomen.
Omdat [gedaagde] zich op het bestaan van de onder 4.6. vermelde afspraak heeft beroepen en [eiseres] het bestaan van deze afspraak heeft betwist, lag het op de weg van [gedaagde] om haar stelling over de gemaakte huurprijsverhoging nader te motiveren en/of met gegevens te onderbouwen. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan, waardoor zij niet wordt gevolgd in de stelling dat de door haar gestelde afspraak is gemaakt. Zo heeft zij geen e-mails of andere tussen partijen gevoerde correspondentie overgelegd waaruit zou kunnen volgen dat partijen vóór dan wel ten tijde van het sluiten van de onder 2.1. vermelde huurovereenkomst de door [gedaagde] gestelde huurprijsverhoging op basis van de marktwaarde zijn overeengekomen. Ook de omstandigheid dat zij na 14/15 januari 2021 geen betalings
herinneringennaar [eiseres] heeft gestuurd voor het
verschiltussen de huurprijsverhoging op basis van de consumentenprijsindex en de huurprijsverhoging op basis van de marktwaarde, zoals [eiseres] heeft gesteld en [gedaagde] niet heeft weersproken, doet afbreuk aan de stelling van [gedaagde] dat partijen een huurprijsverhoging op grond van de marktwaarde zijn overeengekomen.
geaccepteerd,
omdat[eiseres] geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze huurprijsverhoging en de aan haar toegestuurde facturen waarin deze prijsverhoging staat vermeld zonder protest heeft behouden. Gelet hierop mocht [gedaagde] ervan uitgaan dat [eiseres] deze prijsverhoging heeft geaccepteerd. Ter onderbouwing van haar stellingen verwijst [gedaagde] naar een mail van haar beheerder, waarin deze beheerder meldt dat zij na verzending van maandelijkse facturen voor het jaar 2021 met een bedrag van € 11.016,05 nooit een reactie van [eiseres] heeft ontvangen dat zij niet akkoord ging met de daarin vermelde huurprijsverhoging.
[gedaagde] ontvangen facturen met daarin vermeld de huurprijs op grond van de marktwaarde heeft behouden en deze beheerder niet heeft bericht over haar vorenbedoeld bezwaar. Bovendien valt in de e-mail van [eiseres] van 14 januari 2021 met het onderwerp ‘Huuraanpassing’ (productie 4 bij de dagvaarding) ook te lezen dat [eiseres] het niet eens is met de door [gedaagde] gewenste huurprijsverhoging op basis van de marktwaarde. Van het zonder protest behouden van facturen is dan ook geen sprake. [gedaagde] is er dus onterecht vanuit gegaan dat [eiseres] de huurprijsverhoging op basis van de marktwaarde heeft geaccepteerd.
[eiseres] op 23 respectievelijk 28 januari 2022 ontbrak en dus sprake is van onverschuldigde betalingen. [gedaagde] moet op grond van de wet het totaalbedrag van € 5.609,96 dan ook aan [eiseres] terugbetalen.
[eiseres] voldoende gemotiveerd heeft gesteld – zie onder meer onder 4.4. – en
[gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, dat deze overmakingen abusievelijk zijn verricht en dus geen daad van erkenning van verschuldigdheid zijn.
- hoofdsom € 5.609,96
- buitengerechtelijke kosten
[gedaagde] tot veroordeling van [eiseres] tot betaling van het door [gedaagde] gestelde restant van de huurprijsverhoging over de maanden maart, april en mei 2021, afgewezen.
5.De beslissing
[gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;